MAANDAG 5 MEI 1941. 37 Verhooging gasprijs. (van Eek e.a.) kan, nu voor den tweeden keer wordt voorgesteld den gas prijs te verhoogen, aan dit voorstel zijn stem niet geven. Spreker weet hoezeer het noodig is dat in dezen tijd de gemeente de beschikking heeft over de winsten op de ge meente-bedrijven; hij weet ook dat er dwingende redenen moeten zijn om aan een verlaging van die winsten mede te werken. Er kunnen dus redenen zijn voor de gemeente om, zij het voor een deel, van die winst afstand te doen. Zoo werken de in 's Lands belang genomen rantsoeneerings- maatregelen er in hooge mate toe mede, de winst van de gas- en electriciteitsfabrieken te verminderen; voorts heeft eenigen tijd geleden de electriciteitsfabriek besloten, de kolenclausule niet ten strengste toe te passen, hetgeen de gemeente eenige tienduizenden per jaar kost. Er kunnen dus redenen zijn om, hoewel de gemeente moet kunnen beschikken over een aanzienlijke winst nit die fabrieken, toch maatregelen te treffen, waardoor die winst verminderd wordt. Nu acht spreker den nood van vele ingezetenen een voldoende argument om zich met deze verhooging van den gasprijs niet te vereenigen. De rantsoeneering van levens middelen brengt voor de burgers allerlei groote moeilijk heden mee, maar vooral voor hen, die niet in staat zijn voor vervangingsmiddelen te zorgen, die misschien ook niet in staat zijn alles te koopen wat op de bonnen verkrijgbaar is, breekt een zeer moeilijke tijd aan. De stijging van de kosten van levensonderhoud wordt tegenwoordig niet meer precies opgegeven, maar spreker heeft dezer dagen gelezen, dat men de stijging van de kosten van levensonderhoud sinds Augustus 1939 raamde op 20 a 30 Zelfs wanneer men het laagste getal aanneemt, n.l. 20 dan is het toch voor hen, die aan de grens van hun inkomen leven, buitengewoon moeilijk om voor gas, wat tegenwoordig onmisbaar is, nu weer een zeker bedrag meer te besteden. Het bedrag der verhooging is niet groot, maar als men te kort komt, telt elk dubbeltje, dat men moet uitgeven, dubbel. Men zal het het laatst bezuinigen op de voeding, maar in de gezinnen, welke spreker op het oog heeft, heeft men reeds op al het andere bezuinigd, zoodat men daar wel tot de bezuiniging op de voeding zal moeten overgaan. Dit is zeer noodlottig. Eeeds hebben zich eenige verschijnselen van ondervoeding voorgedaan en langzamerhand zal het erger worden. Het ligt volgens spreker niet op den weg van het gemeente bestuur thans den prijs van het onmisbare gas te verhoogen. Het gemeentebestuur is bereid hulp te verleenen, indien gemeentenaren in nood verkeeren. De oprichting van de centrale keuken, een voortreffelijk hulpmiddel, dat de ge meente zeer veel kost, bewijst het. Men kon de gemeentenaren echter ook helpen door den prijs van de onmisbare artikelen, welke de gemeente fabriceert, niet te verhoogen. Spreker is niet blind voor de noodzakelijkheid, dat de financiën der gemeente gezond moeten blijven, ook niet voor het feit, dat het gemeentebestuur te worstelen heeft met belangrijke financieele uitgaven, welke het dikwijls over het hoofd groeien, en het zeer groote moeite heeft om de uit gaven door de inkomsten te doen dekken. Ten slotte weegt echter het onmiddellijk belang der ingezetenen in dezen het zwaarst. Er is inderdaad groote nood; het gemeentebestuur is in vele gevallen niet bij machte dezen nood te verminderen, maar moet, indien de mogelijkheid daartoe bestaat, zorgen, dat de nood niet grooter wordt. Waar het in dezen wel mogelijk is, moet het gemeentebestuur dien stap doen; het is zijn plicht. Hoewel spreker volkomen eerbiedigt de argumenten van hen, die op een ander standpunt staan, kan hij tot zijn spijt zijn stem niet aan dit voorstel geven. De heer van Oyen erkent, dat het voor de Lichtfabrieken een buitengewoon moeilijke tijd is door de vermindering van den afzet en de stijging van de prijzen der grondstoffen. De verhooging van den gasprijs moet men echter niet uit sluitend van de zijde der Lichtfabrieken zien. De financieele toestand van een groot deel der ingezetenen gaat door de tijdsomstandigheden zoozeer achteruit, dat velen slechts met de uiterste inspanning en het brengen van zware offers het hoofd boven water kunnen houden. In tal van bedrijven is de werktijd ingekrompen tot 36 uur per week, waardoor het loon van vele arbeiders belangrijk is verlaagd. Yele kleine neringdoenden zien hun inkomen terugloopen door vermin dering van hun omzet ten gevolge van de rantsoeneering en de duurte; met name de groentenhandelaren gevoelen noodzakelijk den terugslag van het bestaan der centrale keuken, welk uitstekend werk deze thans ook verricht. Vooral de kleinhandelaren in de volksbuurten ondervinden daarvan veel schade. Maar zelfs voor hen, die nog dezelfde verdiensten hebben als vóór 10 Mei 1940 is het uiterst Verhooqinq qaspriis. (van Oyen e.a.) moeilijk rond te komen, tengevolge van de enorme prijs stijging van de noodzakelijke levensbehoeften. Bovendien is men wegens het ontbreken van petroleum en vaste brand stoffen voor koken op het gas aangewezen en een verhooging van den gasprijs beteekent voor de ingezetenen dus een zoodanige verzwaring van lasten, dat spreker er bij het College ernstig op aandringt, deze verhooging van den gas prijs voorloopig uit te stellen. Bij de behandeling der gemeente- begrooting voor 1940 heeft spreker een poging gedaan om te komen tot invoering van een z.g. gezinstarief, teneinde te voorkomen dat vooral de groote gezinnen, die reeds zoo zwaar belast zijn door accijnzen, omzetbelasting, enz., ten gevolge van het grooter gasverbruik hun zorgen nog vergroot zouden zien. De Baad heeft sprekers voorstel in die richting toen verworpen, maar thans doet spreker een beroep op den Baad en op het College om de lasten, vooral van het groote gezin, niet door verhooging van den gasprijs te ver zwaren. Met den meesten nadruk verzoekt spreker daarom het College deze verhooging tot een gunstiger tijd uit te stellen. De heer Huurman is het in principe volkomen met den heer van Eek eens, dat het niet juist is, den gasprijs steeds op te voeren. Spreker gevoelt er altijd voor, de artikelen door de gemeentebedrijven te doen leveren voor den laagst mogelijken prijs, maar wanneer men in aanmerking neemt, dat blijkens het overzicht over de uitkomsten van de Gas fabriek van Januari het voordeelig saldo over die maand rond 6.000.bedraagt, terwijl dit over Januari 1940 rond 17.000.bedroeg en dat terwijl Januari één van de gunstige maanden, n.l. een wintermaand, is, waar blijft dan het voordeelig saldo? Op het budget van de burgers heeft deze verhooging echter slechts een zeer kleinen invloed. Voor de door den heer van Eek bedoelde categorie afnemers, die 300 M3. gas per jaar verbruiken, bedraagt de verhooging slechts 1.50 per jaar, dus enkele centen per week. Nu weet spreker wel dat als men het zwaar heeft, elke cent mede weegt, maar het risico, dat het Gasbedrijf in plaats van een voordeelig, een nadeelig saldo gaat geven, weegt toch niet tegen een dergelijke kleine verhooging op. Bovendien be draagt de verhooging niet ten volle een halve cent, waar met ingang van 1 Januari 1941 de omzetbelasting niet meer in rekening mocht worden gebracht, hetgeen per maand toch altijd weer enkele centen scheelt. Bovendien heeft het voorstel den kubieken meterprijs te verhoogen het voordeel, dat zij, die veel gas verbruiken en een vastrechttarief hebben, er progressief veel meer aan meebetalen; wel is waar is het vastrecht hetzelfde gebleven, maar de prijs van het gas, volgens dit tarief afgenomen, is van 4 cent in den loop van den tijd tot 5 cent verhoogd. Hoe ongaarne ook, meent spreker den Baad te moeten advi- seeren het voorstel aan te nemen. De heer Idenburg vraagt, of op de rekening der Licht fabrieken een nadeelig saldo zal ontstaan, wanneer de voor gestelde verhooging niet wordt aangenomen. De heer Tobé heeft zich in de Commissie voor de Stedelijke Lichtfabrieken noode voor deze verhooging verklaard, toen de gemeentebegrooting niet sloot en een gedeelte van het tekort door verhooging van de belasting moest worden gedekt. Intusschen zal de gemeente uit de Bijkskas 140.000.meer ontvangen dan waarop zij gerekend heeft. Is dit inderdaad juist, dan stelt spreker voor de voorgestelde verhooging van den gasprijs niet aan te nemen, maar het publiek te laten profiteeren van het voordeeltje van 140.000.—. De heer Snel zegt, dat de Baad zich 30 December 1940 tegen de toen voorgestelde verhooging van den gasprijs redelijkerwijze niet kon verzetten, omdat daarvoor als zakelijk argument werd aangevoerd de regelmatige stijging van de kolenprijzen; als fabrikant dient men er nu eenmaal rekening mede te houden, dat de prijs van het product in een zekere verhouding tot den prijs van de grondstoffen staat. Had men thans hetzelfde argument aangevoerd, dan zou spreker zich, trots de omstandigheden, wederom met het voorstel vereenigen. Nu heeft men echter in de moti veering een element gebracht, dat volgens spreker niet tot verhooging van den gasprijs mag leiden. Commissarissen der Lichtfabrieken deelen n.l. in hun schrijven als de meening van de grootst mogelijke meerderheid hunner Commissie mede, dat met het oog op den financieelen toestand van de Gasfabriek, die door de rantsoeneering van het gas mede ongunstig wordt beïnvloed, wederom tot verhooging van de gasprijzen met cent per M3. dient te worden overgegaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 3