30 Nijverheid en Scheepvaart o. m. den wensch te kennen, dat wanneer in een verordening op de Winkelsluiting bepalingen zijn of worden opgenomen op grond van het bepaalde in art. 6 van de Winkelsluitingswet, daarvan in den titel van de verordening wordt blijk gegeven. In onze verordening op dit onderwerp komt reeds een dergelijke bepaling (art. 2c) voor, terwijl in Uw voorstel van 28 Maart 1941 (Ingek. Stukken no. 42) in overweging wordt gegeven nog een zoodanige bepaling in de verordening op te nemen. Wij zien geen bezwaar aan den wensch van den Secretaris- Generaal gevolg te geven, met dien verstande, dat o.i. dan uit den titel moet blijken, dat ook op grond van art. 9 van de wet bepalingen zijn vastgesteld. De hier beoogde wijziging zou gelijktijdig met Uw bovengenoemd voorstel aan de orde kunnen worden gesteld. Wij geven Uw College mitsdien in overweging onder in trekking van zijn voorstel van 28 Maart 1941 (Ingek. Stukken no. 42) de hierbij gevoegde ontwerp-verordening tot wijziging van de verordening op de Winkelsluiting aan den Raad ter vaststelling aan te bieden. De Commissie voor de Strafverordeningen, Steveninck, Voorzitter. N. J. Rowaan, Secretaris. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 57. Leiden, 25 April 1941. Op 29 Juli 1940 werd door Uw Vergadering een adres van een aantal schoenwinkeliers om den sluitingstijd voor de schoenwinkels te bepalen op 6.30 uur n.m. en voor den Zaterdag op 8 uur n.m. om praeadvies in onze handen gesteld. Op 23 Augustus d.a.v. deelden wij U mede, dat wij ons voors hands van het uitbrengen van praeadvies meenden te moeten onthouden. De Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart had n.l. te kennen gegeven, dat z.i. de door de schoen winkeliers aangevoerde argumenten bezwaarlijk kunnen worden aangemerkt als „plaatselijke bijzondere omstandigheden", die aanwezig moeten zijn wil het bepaalde in art. 9, lid 1, van de Winkelsluitingswet toepassing kunnen vinden. Voorts be richtte hij, dat een vervroegde sluiting van winkels in het algemeen i. v. m. van verschillende zijden kenbaar gemaakte wenschen in overweging was genomen. In December is van den Secretaris-Generaal bericht ingekomen, dat op een regeling inzake vervroegde winkel sluiting voor deze wintermaanden niet gerekend kan worden. Met de Commissie voor de Strafverordeningen zijn wij van meening, dat op het standpunt van den Secretaris- Generaal, dat hier niet van „bijzondere omstandigheden" kan worden gesproken, niets is af te dingen. De argumentatie van adressanten is bovendien heel vreemd. Eenerzijds voeren zij aan, dat het werk zooveel zwaarder is gewordenander zijds wijzen zij er op, dat zij minder te doen hebben, waardoor het werk dus lichter wordt. Uit het adres blijkt verder niet, dat juist in Leiden het publiek hoogere eischen stelt en speciaal hier een kortere werktijd van belang is. In overeenstemming met het advies van de Commissie voor de Strafverordeningen geven wij Uw Vergadering onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken alsnu in overweging afwijzend op het adres te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 4