34 MAANDAG 21 APRIL 1941. Installatie van Mr, R. N. de Ruyter van Steveninek als (Voorzitter.) Burgemeester. van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland toonen gelukkig verscheidene hoopgevende punten. Zeker is door U niet ten onrechte van de aanwezigheid van bemoedigende feiten en omstandigheden gesproken. Mijn arbeid zal mij, naar ik hoop en verwacht, veelvuldig met de ingezetenen van onze stad in aanraking brengen. Gaarne reik ik daarbij de hand tot samenwerking aan allen, ongeacht hun politieke overtuiging, geloof of leeftijd, die bereid zijn het algemeen belang met achterstelling van persoonlijk- en groepsbelang te dienen. Gelukkig zal ik mij prijzen indien ik tot het overbruggen van tegenstellingen bij kan dragen en onderlinge achting en wederzijdsch begrijpen kan bevorderen. Geen waardeering zal ik echter kunnen vinden voor hen, die, verbijsterd door een loop van de gebeurtenissen, die niet met hun verwachtingen strookte, zich vol wrok afwenden en niet meer in staat zijn om in positieven zin mede te werken aan den opbouw van hun land en volk en evenmin voor hen, die daarin verhinderd worden, doordat zij beheerscht worden door gevoelens van haat. Dat ik geen verstoring van orde zal toelaten en van de inwoners een correcte houding tegenover de bezettende Overheid verwacht, behoeft zeker geen uitvoerig betoog. Het is wel een zeer groote verantwoordelijkheid, die deze tijd ons allen, Overheid, ambtenaren en bevolking dezer stad oplegt. Onze eerste plicht is het in eerlijke samenwerking onze gemeenschap door de zorgen van het heden met zoo gering mogelijke schade naar een lichtere toekomst te voeren. De eigenschappen, die wij daartoe in de eerste plaats be hoeven, zijn de oude soldateneigenschappenmoed, tuchtbesef en thans bovenal samenhoorigheidsgevoel en de bewuste wil de werkelijkheid, al zou zij nog zoo hard zijn, te zien en te aanvaarden, liever dan de vlucht te zoeken in de illusie. De geschiedenis heeft bewezen, dat deze eigenschappen in ons volk in rijke mate voorhanden zijn; wellicht werd het hoogste voorbeeld daarvan juist in deze stad gegeven. In mij leeft het vaste vertrouwen, dat deze deugden, hoezeer Installatie van Mr. R. N. de Ruyter van Steveninek als (Voorzitter e.a.) Rurgemeester. in de laatste kwart eeuw, wellicht als gevolg van te groote uiterlijke welvaart, op den achtergrond geraakt, weer tot nieuwen bloei kunnen komen. Moge God onzen gemeenschappelijken arbeid voor deze stad en voor ons Vaderland zegenen. Hiermede verklaar ik het voorzitterschap van Uwen Raad te aanvaarden. De heer Wilmer houdt namens den Raad de volgende toe spraak Mijnheer de Voorzitter. Na het reeds gesprokene moge ik nog enkele woorden zeggen. Ik kan U verzekeren, dat de gemeenteraad Uw daden objectief zal beoordeelen en waardeeren. Uw verlangen om bestaande gescheidenheid onder de be volking te overbruggen, heeft ons aller instemming. Bij Uw onpartijdig streven om te behartigen en te ver zorgen de belangen van onze goede, schoone, historische stad Leiden, kunt U beslist rekenen op de algeheele oprechte medewerking van den gemeenteraad. Teekenen van instemming.) De Voorzitter Mijnheer Wilmer! Ik dank u zeer voor de woorden, die u in uw hoedanigheid van oudste Raadslid zoo juist tot mij hebt gesproken; zij zijn voor mij de bevestiging van de verwachting, door den heer Tepe uitgesproken omtrent de bereidheid tot samenwerking van u allen met mij in het belang van deze stad. Juist voor mij, die van elders komt, is het van hooge waarde deel te mogen hebben aan de ervaring, door u in lange jaren als getrouw Raadslid van de stad Leiden vergaard. Ik zal graag met uw adviezen en uw kennis mijn voordeel doen. Aangezien thans geen onderwerpen meer aan de orde zijn, sluit ik de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 2