MAANDAG 24 FEBRUARI 1941. 23 Reorganisatie Geneeskundigen Dienst. (van Dijk e.a.) De heer van Dijk neemt daarmede genoegen en trekt zijn amendement in. De Voorzitter constateert dat het amendement van den heer van Dijk (zie blz. 22) is ingetrokken. Het gewijzigde artikel 7 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 8. De heer Idenburg vraagt welke de bedoeling is van de bepaling, dat het hoofd der school of een onderwijzer bij het onderzoek aanwezig moeten zijn. Dezen hebben toch geen medisch inzicht? De heer van Stralen zegt, dat art. 8 betrekking heeft op het onderzoek, dat op de school plaats heeft. Waarom dit precies met deze woorden daarin staat, is spreker niet bekend dit is letterlijk uit de bestaande verordening overgenomen. De heer Idenburg acht het het tegendeel van geschikt, omdat naar zijn meening verschillende leerlingen zich eerder tegenover een medicus ten aanzien van ziekten en gebreken zullen uitspreken, wanneer het hoofd der school of de klasse- onderwijzeres) er niet bij is dan wanneer deze het onder zoek bijwoont. De heer Koole zegt, dat de leerling door de leerkracht uit de klasse naar het vertrek, beschikbaar gesteld voor het onderzoek, wordt geleid. De leerkracht blijft buiten het vertrek staan, maar houdt zich gereed om, zoodra de genees kundige bij den leerling afwijkingen ontdekt en daarom of om andere redenen de leerkracht vragen wenscht te stellen, van antwoord te kunnen dienen. De leerkracht woont dus nooit het onderzoek bij. De heer van Rosmalen meent, dat men uit „zooveel moge lijk" kan opmaken, wat men wil. De Voorzitter zegt, dat „zooveel mogelijk" beteekent: alleen dan niet, wanneer het niet mogelijk is. Artikel 8 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 9, 10, 11 (gewijzigd), 12 en 13 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 14. De heer Koole hoopt, dat de Directeur de aandacht van den met het geneeskundig schooltoezicht belasten ambtenaar in het bijzonder zal vestigen op dit artikel, dat reeds in de oude verordening stond. Het is spreker meermalen gebleken, dat van de naleving van dit artikel niets terechtkwam. De strekking van het artikel gaat naar sprekers oordeel niet ver genoeg. De lichtinval in sommige schoollokalen is zoo, dat de kinderen bij het kijken naar het bord eenigszins scheel zien. Juist het herhaaldelijk onderzoeken door den geneeskundige in de klasselokalen zelf maakt het misschien mogelijk het dragen van brillen te doen verminderen. Artikel 14 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 15, 16 (gewijzigd), 17 en 18 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de gewijzigde verordening, in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. De verordening sub d, 2°, (gewijzigd), wordt zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang der gemeente in het midden heeft te brengen. Rondvraag. (Schiiller e.a.) De heer Schiiller vraagt, of het College reeds in overweging heeft genomen de vraag, door spreker in de Raadsvergadering van 3 Februari j.l. gesteld, n.l. om de missive van Gedepu teerde Staten inzake den verkoop van bouwterrein aan de Heerengracht aan den Raad van Arbeid in de Leeskamer ter inzage neder te leggen. Heeft het College deze vraag van spreker reeds in overweging genomen en kan het daarop reeds een antwoord geven en zoo neen, wanneer denkt het College deze vraag dan in overweging te nemen? De heer Wilbrink zegt, dat het College inderdaad deze vraag van den heer Schiiller overwogen heeft, maar dat het meent de desbetreffende stukken niet aan den Raad te kunnen overleggen, zoolang deze zaak nog in behandeling is bij Gedeputeerde Staten; dat zou tegen de gewoonte zijn. De heer van Oyen verzoekt het College, in overweging te nemen het beplanten van de braakliggende gemeentegronden ten behoeve van de voedselvoorziening, b.v. met peul vruchten, haver, enz. Is dit in het College reeds overwogen? De heer Wilbrink zegt, dat de heer van Oyen, wanneer hij de vorige raadsvergadering had bijgewoond, van deze zaak volledig op de hoogte geweest zou zijn. In die vergadering is deze zaak behandeld; het College heeft toen op deze vraag geantwoord. De heer Oostveen dringt er, nu het aantal ongelukken, door verduistering veroorzaakt, toch nog toeneemt, met de meeste klem op aan, alle obstakels en gevaarlijke punten, in de stad, zooals trottoirs e. d., duidelijk kenbaar te maken, zóó duidehjk, dat het aantal ongevallen tot het uiterste minimum wordt beperkt. De Voorzitter zegt, dat er op het oogenblik hard aan ge werkt wordt, dit zoo spoedig mogelijk voor elkaar te krijgen. In elk geval wordt aan deze zaak aandacht gewijd. De heer Oostveen zegt, dat er wel wordt gezorgd voor een verlichting bij de schuilplaatsen, maar dat aan de trottoirs, die verleden jaar wit geschilderd zijn, verder niets gedaan wordt. Men veronderstelt toch niet, dat ze wit blijven? Spreker heeft reeds eerder gewezen op de brug bij de Zijlpoort die is grijs; de afsluitingen van deze brug zijn in het duister niet te zien; daardoor worden ongelukken veroorzaakt. Bij vele bruggen, b.v. bij die over de Oostdwarsgracht, kan men in het donker het verschil tusschen brug en water niet zien. De Voorzitter zegt, dat deze zaak in studie is; men is er druk aan bezig. De heer Eskens vraagt of het mogelijk is, de vaartuigen die vaste ligplaats hebben aan de Aalmarkt en de Visch- markt, en die daar het stadsbeeld ontsieren (spreker denkt hierbij aan het Stadhuis, de Korenbeurs en de Waag) naar een andere plaats te doen verleggen. De heer Verweij, die zich bereid verklaart deze vraag in de Commissie voor den Markt- en Havendienst te bespreken, kan niet onmiddelhjk toegeven, dat vaartuigen op bedoelde plaats het stadsbeeld ontsieren. Tal van belangen zullen worden geschaad bij een verbod om aan de Aalmarkt en de Vischmarkt ligplaats te hebben. Ook dient men in dezen rekening te houden met de Woonwagen- en Schepenwet, die het gemeentebestuur verplicht, vaste ligplaatsen aan te wijzen. De Voorzitter dankt allen voor de verleende medewerking, waardoor de behandeling van de begrooting en van de geheele agenda in een zeer vlot tempo is verloopen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 15