MAANDAG 24 FEBRUARI 1941. 19 Gemeente-bcgrooting. (van Stralen e.a.) reductie; de kostprijs van die maaltijden ligt veel hooger dan 13 cent, waarvoor het voedsel verstrekt wordt. Wanneer nu naast het belangrijke bedrag, dat dit de gemeente en het Rijk kost, de prijs voor armlastigen en werkloozen nog verder verlaagd werd, dan zou dit voor de gemeente weer extra-uitgaven meebrengen. Daarom is die quaestie niet zoover opgelost, dat spreker daarop een positief antwoord kan geven. Echter is het oordeel van den Directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon daarover gevraagd; dat advies is nog niet ingekomen; deze zaak is niet van de haan, maar zal worden bezien wanneer het rapport is ingekomen. Yolgnr. 601 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 602 tot en met 606 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 607 wordt de begrooting van de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon voor 1941 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr. eveneens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming wordt aangenomen. Yolgnr. 608 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 609 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de „Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen te Leiden" van een subsidie over 1941 van ten hoogste 1.000.volgens het overgelegde ontwerp-besluit, waarna de volgnrs. 609 en 610 achtereen volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden aangenomen. Bij volgnr. 611 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de Zita-vereeniging, afd. Margaritha van Cortona-stichting, van een subsidie over 1941 van ten hoogste 1.000.volgens het overgelegde ontwerp-besluit, waarna dit volgnr. eveneens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 612 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de Vereeniging „Chris telijke Jeugdhulp" van een subsidie over 1941 van ten hoogste 500.volgens het overgelegde ontwerp-besluit, waarna dit volgnr. eveneens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 613 en 614 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 615 wordt de begrooting voor 1941 van de Stedelijke Werkinrichting zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd, waarna dit volgnr. eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Volgnr. 616 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 617 wordt de begrooting voor 1941 van den Armenraad zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr. eveneens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 618 tot en met 624, 624a, 624b, 625 tot en met 737 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen, terwijl volgnr. 738 (Onvoorziene uitgaven) voorloopig wordt aangehouden. Thans zijn aan de orde de verschillende ontvangstposten. De volgnrs. 1 tot en met 21, 21a, 22 tot en met 66, 66a, 67 tot en met 211 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 212, luidende: „TJitkeering van het bedrijf (Gasfabriek) wegens a. rente51.281. b. aflossing92.400. c. retributief 86.250. d. batig saldof 211.512. e. restitutie van kosten voortvloeiende uit de overeenkomst van borgstelling voor de reken- plichtige ambtenaren34. Gemcentc-beg rooting (Huurman e.a.) f. kosten ter zake van verzekering, pension- neering enz. van ambtenaren en beambten (Zie Hoofdstuk II volgnummers 13 en 14) 95.800. g. andere grondslagenf 1.930. De heer Huurman acht het antwoord op de door hem in het comité-generaal gestelde vraag betreffende de te lage afschrijvingen wel buitengewoon poover. Het College zegt n.l. „De Vernieuwingsfondsen waren tot op heden steeds in staat de extra-afschrijvingen, welke ten behoeve van bepaalde activa zijn geschied, op te vangen." Gelukkig waren ze tot op heden daartoe in staat, maar sprekers vraag in het comité-generaal betrof juist de toe komst. Het is een technisch bedrijf; men weet niet wat op de verschillende onderdeelen boven het hoofd hangt en of de afschrijvingspercentages voldoende zijn. Is het niet mogelijk dit eens nader te onderzoeken? Burgemeester en Wethouders zeggen nu wel: de Vernieuwingsfondsen hebben het altijd kunnen opvangen, maar dat men in den loop der jaren daarover wel eens anders gedacht heeft, blijkt wel uit de behandeling der verschillende begrootingen in de laatste jaren. In het jaar 1935, toen voor het eerst een aanval op het stortingspercentage van het Vernieuwingsfonds werd gedaan, merkte het toenmalige raadslid de heer Bosman op, dat men daarmede overging tot plundering van de Lichtfabrieken, hetgeen werd bestreden door wijlen den heer Goslinga, die meende, dat de fabrieken er in dat jaar zeer gunstig af kwamen. Een jaar later is de heer Goslinga geen Wethouder meer en ziet hij zijn fout in, want toen het College voorstelde het stortingspercentage op 1 te bepalen, maakte hij er ernstig bezwaar tegen op dezen weg voort te gaan. De Wet houder antwoordde, dat het alleen voor het jaar 1936 gold. Dit antwoord bevredigde den Voorzitter nog niet en deze zeide, dat hij, toen hij eenigen tijd te voren zelf ten aanzien van de beteekenis van de afschrijvingen en het Vernieuwings fonds met moeilijkheden had te kampen, de directie had verzocht aan den Raad van Commissarissen de noodige ver anderingen in de wijze van samenstellen van de balans voor te stellen, opdat ook den Commissarissen en den leden van den gemeenteraad de juiste positie van de Lichtfabrieken duidelijk kon zijn. Bovendien merkte de Voorzitter toen op, dat het gat in de begrooting wel was gedicht, maar het niet zoo was geschied, dat men een nauwkeurig overzicht van de gevolgen daarvan voor de Lichtfabrieken had. (Handelingen 1936, bl. 110). Bij de behandeling van de begrooting voor het jaar 1937 deed de Voorzitter de verheugende mededeeling, dat de directie der Lichtfabrieken een rapport had ingediend, waarin nauwkeurig onder de oogen werd gezien, welk percen tage voor de storting in het Vernieuwingsfonds moet worden vastgesteld (Handelingen 1937, bl. 81). Nadien heeft men nooit meer iets van dit rapport vernomen en op het oogenblik vindt men het zelfs natuurlijk, dat zoo veel mogelijk uit de Lichtfabrieken wordt gehaald. Het is spreker bekend, dat het thans in verband met de begrootings- positie niet anders kan, maar het is gewenscht, dat men vóór de samenstelling van de volgende begrooting tijdig naar andere inkomsten uitziet. Zooals het nu gaat, kan het niet langer. Mocht spreker de zaak verkeerd inzien, dan zou het hem aangenaam zijn, wanneer het rapport, waarvan bij de behandeling van de begrooting voor 1937 gewag werd gemaakt, nader behandeld werd en indien hem daaruit blijkt, dat zijn vrees ongegrond is, zal hij zich gaarne bij de gevolgde gedragslijn neerleggen. De Voorzitter verklaart zelf niet in de gelegenheid te zijn geweest het schriftelijke antwoord, dat het College van des kundige zijde heeft ontvangen, nader te bestudeeren; het was kort dag, toen spreker vernam deze zitting te moeten presideeren. Naar sprekers oordeel is voor den heer Huurman, commissaris der Lichtfabrieken, die erkend heeft, dat de Raad zich dit jaar met het voorstel dient te vereenigen, de raadsvergadering niet de plaats, waar hij deze zaak het meest practisch kan ter sprake brengen om daarover een beslissing uit te lokken; de heer Huurman kan vóór de volgende be grooting daartoe beter een poging doen in de Commissie voor de Lichtfabrieken. De heer Huurman is het met den Voorzitter niet geheel eens. Juist bij de behandeling van de begrooting kan deze zaak in den Raad worden aangesneden. In het verleden is wel gebleken, dat als er winst gemaakt moet worden, men het ook kan zonder de Commissie. Gaarne wilde spreker de toezegging van het College ont vangen, dat het het rapport van de directie, waarover bij de •behandeling van de begrooting voor 1937 is gesproken, uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 11