MAANDAG 3 FEBEUAEI 1941.
5
Heffing opeenten op hoofdsom-personeele belasting.
(Lombert e.a.)
gezegd: dat tekort moet gij terugbrengen tot dit bedrag,
anders wordt Uw begrooting niet goedgekeurd; uit het
briefje, dat de Wethouder thans voorgelezen heeft, kan
spreker echter niet opmaken, dat Gedeputeerde Staten een
begrooting met een tekort van 385.000.niet zouden
goedkeuren, maar een begrooting met een tekort van
385.000.verminderd met de opbrengst van 20 opcenten
op de Personeele Belasting wèl. Op grond van alle door
spreker genoemde factoren, gezien de omstandigheden, gezien
het ontbreken van een regeling van de financieele verhouding
tusschen Eijk en gemeenten, gezien het wegnemen door de
Eijksoverheid van de bronnen van inkomsten, waarop de
gemeentefinanciën zijn gebaseerd, ziet spreker niet in dat
Gedeputeerde Staten op grond van het niet heffen van deze
20 opcenten zullen weigeren de begrooting goed te keuren.
Op al deze gronden zou spreker het zeer voorzichtig achten
op dit oogenblik niets anders dan het uiterst noodzakelijke
te doen; later, wanneer men eenigszins kan zien hoe de
positie van Leiden is, zal men dan genoodzaakt zijn mede
te werken aan de belastingverhooging, die dan noodzakelijk
zal zijn.
De heer Key wist, daar hij geen belastingexpert is, niet,
dat het mogelijk was, in deze opcenten een zekere progressie
aan te brengen; spreker heeft dit voor het eerst door de
mededeeling van den Wethouder vernomen. Spreker heeft
zi'ch wel verwonderd, dat in Leiden totnogtoe geen pro
gressieve heffing is ingevoerd, gezien de antecedenten van
dezen Wethouder, die altijd ten aanzien van de progressie
een principieel standpunt heeft ingenomen.
De heer Lombert legde er den nadruk op, dat met den
voorgestelden maatregel het tekort niet wordt gedekt, maar
ook bij een verhooging tot 200 opcenten zal het tekort niet
worden gedekt. Ben anderen maatregel kan de Eaad echter
niet nemen. Het tekort is niet weg te werken, maar daarom
blijft het toch wel van het allergrootste belang het zoo
klein mogelijk te maken.
Nu het mogelijk is het aantal opcenten te verhoogen
tot 200 kan spreker het voorstel van het Ooilege niet anders
dan een halven maatregel noemen, die niet door de om
standigheden wordt gewettigd.
De heer Bosch van Rosenthal verklaart met buitengewoon
veel genoegen te hebben geluisterd naar het betoog van
den Wethouder en moet bekennen, dat de kwestie van de
progressiviteit der Personeele Belasting hem niet geheel
duidelijk voor oogen stond, terwijl de Wethouder daarin
ongetwijfeld een groot argument tegen sprekers standpunt
heeft gevonden. Ten slotte is echter het verschil tusschen
het voorstel van het College en sprekers amendement be
trekkelijk gering; het is een kwestie van meer of minder
wegnemen van het tekort op de gemeentebegrooting.
Spreker zegt, dat wanneer zijn amendement wordt ver
worpen, hij zich zeer gaarne achter het voorstel van het
College zal plaatsen.
Volgens den heer Lombert staat bij deze belastingver
hooging geen stok achter de deur, maar spreker betwist dit.
Het gaat ten slotte om de verantwoordelijkheid, welke de
Eaad in dezen heeft en daarom kan spreker niets anders
doen dan de woorden van den heer Key aanhalenwij moeten
doen wat mogelijk is om het tekort zoo klein mogelijk te maken.
Tot het onmogelijke is niemand gehouden, maar wanneer de
Eaad niet het mogelijke doet, vergeet hij zijn verantwoorde
lijkheid.
Beraadslaging over artikel 1.
Hierbij komt tevens in behandeling het amendement van
den heer Bosch van Eosenthal. (Zie blz. 3)
Het amendement van den heer Bosch van Eosenthal wordt
verworpen met 23 tegen 5 stemmen.
Tegen stemmen: mevrouw de Cler, de heeren Snel, Jonge-
leen, Blkerbout, van Dijk, Veenendaal, Verweij, van Stralen,
Tepe, Bergers, Wilmer, Oostveen, van Eosmalen, Groeneveld,
van Eek, Parmentier, Lombert, Tobé, mevrouw Braggaar,
de heeren Eskens, Koole, Piena en Schüller.
Vóór stemmen: de heeren Bosch van Eosenthal, Eiedel,
Wilbrink, Huurman en Key.
Ook de heer van Oijen had inmiddels de vergadering
verlaten.
Artikel 1 wordt aangenomen met 21 tegen 7 stemmen.
Heffing opeenten op hoofdsom-personeele belastinge.a.
(Piena e.a.)
Vóór stemmen: mevrouw de Cler, de heeren Bosch van
Eosenthal, Snel, Jongeleen, Eikerbout, Veenendaal, Verweij,
van Stralen, Wilbrink, Tepe, Huurman, Oostveen, van
Eosmalen, Groeneveld, van Eek, Parmentier, mevrouw
Braggaar, de heeren Eskens, Koole, Piena en Schüller.
Tegen stemmen: de heeren Eiedel, van Dijk, Bergers,
Wilmer, Key, Lombert en Tobé.
Artikel 2 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel
zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XIII. Voorstel:
a. inzake het toekennen van een tijdelijke toelage aan
gehuwd gemeentepersonecl, wiens bezoldiging, vermeer
derd met die toelage, een bedrag van f 1.900.niet
overschrijdt
b. tot liet tijdelijk verhoogen van het minimum bedrag van
de kindertoelage, bedoeld bij artikel 6 van de Algemeene
Salarisverordening en artikel 6 van de verordening be
treffende de wedden van het personeel der politie. (11)
De heer Piena spreekt zijn voldoening uit, dat het College
zoo spoedig na de desbetreffende circulaire van den Secretaris-
Generaal van Binnenlandsche Zaken met dit voorstel bij
den Eaad is gekomen; spreker hoopt, dat ook de Eaad zich
met dit voorstel zal vereenigen.
Is het College van plan, deze toelage van 6 ook toe
te kennen aan de wachtgelders? Dezen wordt toch al 30
op hun salaris gekort; met deze 6 zouden zij zeer ge
holpen worden.
Wordt deze toelage ook toegekend aan het personeel van
de Luchtbescherming, dat op arbeidsovereenkomst is aan
gesteld?
Ontvangt nu ook het personeel, werkzaam bij den Leidschen
Hout en het personeel, werkzaam bij den Belastingophaal
dienst, deze verhooging? Toen indertijd een korting toe
gepast is op de salarissen van het gemeentepersoneel, heeft
het College den besturen van deze instellingen verzocht,
die korting ook op het personeel van deze instellingen toe
te passen.
Komt voor deze toelage ook in aanmerking het personeel
van gesubsidieerde instellingen, zooals de wijkverpleging, enz.
In dezen tijd beteekent de 3 %-aftrek voor de ongehuwden
een belangrijk offer. Aangezien de ongehuwden voor den
6 %-toeslag niet in aanmerking komen, ontvangen zij eigenlijk
9 minder dan de gehuwden. Het is een buitengewoon
moeilijke zaak, waarover ook bij het Eijk in het Georganiseerd
Overleg het laatste woord nog niet is gesproken, maar toch
geeft spreker het College in overweging bij de desbetreffende
instantie pogingen aan te wenden om den 3 %-aftrek voor
de ongehuwde ambtenaren bij de nieuwe verhooging te
doen vervallen.
De heer Tepe zegt, dat, waar de voorgestelde regeling
zeer plotseling en op korten termijn in den Eaad is gebracht,
verschillende gevallen mogelijk zijn, welke men op het
oogenblik nog niet kan overzien en het College op dien
grond punt III heeft voorgesteld. Omtrent de gevallen,
welke de heer Piena heeft genoemd, kan spreker grooten-
deels niets positiefs zeggen, omdat het zaken zijn, die door
het College onder de oogen moeten worden gezien. De belang
rijkste vraag van den heer Piena betreft de wachtgelders.
Volgens de geldende regeling vallen de wachtgelders niet
onder de maatregelen,' die door het Eijk genomen zijn.
Mocht echter het Eijk andere maatregelen nemen en ook
de wachtgelders doen profiteeren van den duurtetoeslag,
dan is het College bereid de zaak ten aanzien van de Leidsche
wachtgelders onder de oogen te zien. Men heeft zich echter
te houden aan de Eijksregeling; voor elke afwijking daarvan
heeft men een zeer speciale toestemming noodig, wil zij
niet worden geannuleerd. Het feit, dat het College op zoo
korten termijn de algemeene Eijksregeling heeft overge
nomen om aan den Eaad voor te stellen, zal, naar spreker
hoopt, den Eaad het vertrouwen schenken, dat het College
zijn volle aandacht zal geven aan elke verbetering, die
alsnog door het Eijk zal worden aangebracht.
Spreker meent te weten, dat het personeel van de Lucht
bescherming niet onder den maatregel van den 6 duurte
toeslag valt, omdat de loonen voor den Luchtbeschermings
dienst kortgeleden zijn vastgesteld en men daarbij dus met
de huidige omstandigheden rekening heeft gehouden.
Ten aanzien van het personeel van den Leidschen Hout
en andere personen zal het College de zaak nog nader onder