GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 83 INeEKOIIEir STUKKEN. N°. 155. Leiden, 14 November 1940. Blijkens de in de Leeskamer ter inzage liggende circulaire van 11 October 1940 mag ook gedurende het loopende winterseizoen een brandstoffentoeslag worden verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende werkloozen en z.g. B-boeren en B-tuinders. Aangezien verschillende omstandigheden het thans zeer bezwaarlijk maken den toeslag in natura te doen plaats hebben, hebben wij opdracht gegeven de verstrekking, welke reeds is aangevangen op 13 October j.l., in geld uit te keeren. Tevens hebben wij, evenals in voorgaande jaren, de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon verzocht, om aan de daarvoor in aanmerking komende door haar ondersteunde armlastigen een gelijken toeslag te ver strekken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 156. Leiden, 14 November 1940. In de Afvallenbesluiten 1940 I en II wordt den Gemeente raden de verplichting opgelegd om vóór 22 November a.s. verordeningen vast te stellen, houdende regelen, (a) betreffende de wijze, waarop de afvallen van levensmiddelen moeten worden bewaard, en deze, alsmede de cadavers van honden en katten, ter beschikking moeten worden gesteld en (b) be treffende de wijze, waarop de dierlijke afvallen ter beschikking moeten worden gesteld. De bedoeling van deze maatregelen is, dat geen stoffen, die op de een of andere wijze nog waarde kunnen hebben, b.v. voor de voedselvoorziening van de veestapel, verloren gaan. Uit een ingesteld onderzoek is gebleken, dat het overgroote gedeelte van de in de besluiten bedoelde afvallen reeds een nuttige bestemming vindt, terwijl voor de inzameling van afvallen van levens middelen reeds een voortreffelijk functionneerend systeem is ingevoerd (schilleboeren). Het verdient dan ook aanbeveling de regeling zooveel mogelijk aan de bestaande practijk te doen aansluiten, waarvoor het noodzakelijk is, dat ons College de bevoegdheid heeft, waar noodig, voor speciale onderdeelen afzonderlijke regelen vast te stellen. In de verordening, waarvan de redactie door de Commissie voor de Strafverordeningen werd ontw-orpen, is met deze wenschelijkheid rekening gehouden. Deze verordening ver- eischt o.i. geen verdere toelichting. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde stukken geven wij Uw Vergadering alsnu in over weging vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, betreffende het bewaren 'en ter beschikking stellen van afvallen van levensmiddelen en het ter beschikking stellen van dierlijke afvallen en van cadavers van honden en katten. Art. 1. In deze verordening wordt verstaan onder: 1. „afvallen van levensmiddelen": hetgeen het Afvallen- besluit 1940 I daaronder verstaat; 2. „dierlijke afvallen": hetgeen het Afvallenbeslu.it 1940 II verstaat onder vleeschafvallen, afvallen van wild en ge vogelte, vischafvallen, beenderen, ondeugdelijke vleesch- waren en doodgeboren dieren. Art. 2. 1. De bewaring van afvallen van levensmiddelen, die krachtens art. 2 van het Afvallenbesluit 1940 I moeten worden bewaard, moet afzonderlijk en zonder vermenging met andere stoffen of voorwerpen geschieden in metalen emmers. Deze emmers mogen niet op den openbaren weg worden geplaatst. De in het le lid bedoelde afvallen van levensmiddelen moeten afzonderlijk en zonder vermenging met andere stoffen of voorwerpen zoo spoedig mogelijk ter beschikking worden gesteld van de personen of lichamen, die door Burgemeester en Wethouders voor het inzamelen van deze afvallen zijn aangewezen en die voor deze inzameling om den anderen werkdag zorg dragen. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het bewaren en het ter beschikking van de in het le lid bedoelde afvallen voor hen, die geregeld min of meer belangrijke hoeveelheden van deze afvallen aanwezig hebben, nadere regelen vaststellen. Art. 3. 1. Hij, die een cadaver van een hond of een kat ter beschikking heeft, moet dit zoo spoedig mogelijk aanbieden aan den Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst. 2. Deze dienst neemt het cadaver tijdens het ophalen van het huisvuil in ontvangst of draagt, na ontvangen verzoek, voor directe afhaling zorg. Art. 4. 1. Hij, die dierlijke afvallen ter beschikking heeft, moet deze onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Vleeschkeuringswet afzonderlijk en onvermengd met andere stoffen of voorwerpen zoo spoedig mogelijk afleveren ter plaatse of aan de personen of lichamen, door Burge meester en Wethouders daarvoor aangewezen. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het bewaren en het afleveren van vleeschafvallen, afvallen van wild en gevogelte, vischafvallen, beenderen, ondeugde lijke vleeschwaren of doodgeborene nadere regelen vast stellen. k Art. 5. Behalve de overigens daarmede belaste ambtenaren worden voor de opsporing van de bij het Afvallenbesluit 1940 I en het Afvallenbesluit 1940 II strafbaar gestelde feiten de directeur en het toezichthoudend personeel van den Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst en voor de opsporing van de bij het Afvallenbesluit 1940 II strafbaar gestelde feiten bovendien de keuringsambtenaren van het Openbaar Slacht huis aangewezen. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op 22 November 1940. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 9