104 bij de tarieven A en B (40 cent per maand) en het vast recht volgens tarief B 1,85 per maand) ongewijzigd blijven. Aangezien de tarieven in de Gasverordening (art. 10), zijn opgenomen, zou mitsdien tot wijziging van deze ver ordening moeten worden overgegaan. Het valt evenwel te voorzien, dat op den duur bij verdere stijging van den kolenprijs ook weder de gasprijzen zullen moeten worden verhoogd. Daarom lijkt het ons voorshands beter, om, zoolang de bijzondere omstandigheden voortduren, niet tot wijziging van de Gasverordening over te gaan, doch, met tijdelijke afwijking van art. 10, eerste lid, dier verordening, de gasprijzen bij afzonderlijk Raadsbesluit te regelen, bij welk besluit Uw College dan tevens zou dienen te worden gemachtigd tot verdere verhooging van de gasprijzen over te gaan, zoodra en voor zoover daartoe door het Departe ment van Handel, Nijverheid en Scheepvaart toestemming wordt verleend. Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College in overweging den Raad voor te stellen: Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, Voorzitter. J. A. v. D. Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 182. Leiden, 20 December 1940. Met overlegging van een verslag betreffende den schoeisel- dienst over het tijdvak 1 Januari tot en met 30 September 1940 en een begrooting voor het jaar 1941, deelt de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon bij haar in de Leeskamer ter visie gelegd schrijven mede, dat zij van oordeel is, dat genoemde dienst, waarvan doel en werkwijze laatstelijk uiteen werden gezet in Ingekomen Stuk no. 218 van 1939, ook na 31 December a.s. dient te worden voortgezet. De Commissie wijst er in haar schrijven op, dat gedu rende het grootste gedeelte van het tijdvak 1 Januari30 Sep tember 1940 het ter reparatie aangeboden aantal paren schoenen (3380) gebleven is beneden dat, hetwelk, in ver band met het te verloonen bedrag het bedrag van de ondersteuning van armlastige schoenmakers vermeerderd met 10 door den dienst had kunnen worden hersteld (3500). Zij schrijft dit toe eensdeels aan de omstandigheid, dat ingevolge Uw besluit van 22 December 1939 schoeisel van in werkverschaffing geplaatste werkloozen, wier week loon hooger is dan het bedrag, hetwelk hun, indien zij niet in werkverschaffing waren geplaatst, wegens steun zou worden uitgekeerd, niet meer door den dienst mag worden gerepareerd, andersdeels aan de omstandigheid, dat de voor rekening van betrokkenen komende materiaalkosten, in verband met de ingetreden prijsstijgingen, van 0,55 per paar op 0,80 per paar moesten worden gesteld. Deze verhooging is, volgens de Commissie, voor de gesteunden een ernstige belemmering gebleken, om schoeisel door den dienst te doen herstellen. De Commissie acht het gewenscht, dat vorenbedoeld raadsbesluit in dien zin wordt gewijzigd, dat in den ver volge door den dienst ook het schoeisel kan worden hersteld van in werkverschaffing geplaatste werkloozen, wier week loon weliswaar hooger is dan het steunbedrag, doch lager dan een loon berekend naar het basis-uurloon. Verder komt het aan de Commissie voor, dat de tegenwoordige omstandigheden alleszins een verlaging van het voor rekening van de be trokkenen komende gedeelte van de reparatiekosten tot 0,55 per paar rechtvaardigen. Laatstgenoemde maatregel zal een extra last met zich brengen van naar raming 1625. doch, gelijk de Commissie opmerkt, moet er, indien niet tot bedoelde verlaging wordt overgegaan, rekening mede worden gehouden, dat de Commissie extra uitgaven moet doen wegens het van harentwege doen herstellen van schoeisel van armlastigen. Wij kunnen ons in de gegeven omstandigheden met de door de Commissie voorgestelde maatregelen wel vereenigen. Met het oog op de hiervoren vermelde te verwachten voorkoming van meer uitgaven voor de Commissie als gevolg van de verlaging van het aandeel van betrokkenen in de reparatiekosten, en mede omdat, in verband met de moeilijkheid, om nieuw schoeisel te bekomen, verwacht mag worden, dat de Commissie minder uitgaven zal be hoeven te doen voor verstrekking van nieuw schoeisel aan armlastigen, zijn wij van oordeel, dat de verlaging van het aandeel van betrokkenen in de reparatiekosten, voor zooveel de armlastigen betreft, ten laste van de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon kan komen. Voor zooveel betreft de gesteunde werkloozen en de in de werkverschaffing geplaatste werkloozen, die van den schoeisel- dienst gebruik kunnen maken, kan die verlaging gekweten worden uit de voor den B-steun beschikbaar gestelde bedragen. De door de Commissie overgelegde begrooting van 1941 wijst een eindcijfer aan van 3300.in welk bedrag vorengenoemde som van 1625.niet is begrepen. Voor het bedrag ad 3300.vermeerderd met het geraamde be drag van den steun aan armlastige schoenmakers, kunnen naar raming in 1941 i 6500 paar schoenen worden gerepareerd. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in overweging a. aan de Gemeenteüjke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon ten behoeve van de voortzetting van den schoeiseldienst op den bestaanden voet gedurende het jaar 1941 een extra-subsidie te verstrekken van 3300. met dien verstande, dat van den dienst thans ook gebruik kunnen maken in werkverschaffing geplaatste werkloozen, wier weekloon lager is, dan een loon berekend naar het basis-uurloon en met bepaling, dat de ondersteunde arm lastigen en de werkloozen, die van den dienst gebruik maken, in de kosten van materiaal 0,55 per paar moeten bijdragen, zullende de overige kosten van het materiaal ten laste komen van de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, voor zooveel de armlastigen betreft, en van den B-steun, voor zooveel de werkloozen betreft; b. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat een bedrag van 3300.ten behoeve van de voortzetting van den sub a bedoelden dienst, op de begrooting voor het dienstjaar 1941 te brengen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 183. Leiden, 20 December 1940. Met verwijzing naar het verhandelde in Uwe Vergadering van 29 Juli j.l., in zake het in werkverruiming doen uit voeren van enkele objecten, leggen wij U hierbij over een plan voor den aanleg van straatbanen op gronden, ge legen ten Zuiden van de spoorbaan LeidenWoerden en tusschen de trambaan der Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg Maatschappij en den Zoeterwoudscheweg, inclusief den aanleg van riool- en brandleidingen c.a. Op de overgelegde teekening F 111-33/709 zijn de aan te leggen straatbanen met lichtroode kleur, de bestaande weggedeelten met gele kleur aangegeven. De langs de tram baan ontworpen 8 M.-breede rijweg zal voorzien worden van een gewalste puinfundeering, terwijl het de bedoeling is de straatbanen overigens af te dekken met graszoden (plaggen), ten einde verstuiving van het zand te voor komen. In verband met de aanwezigheid van opstallen ter plaatse, kan de aanleg niet ten volle om het Zuidelijk einde van het langs den Zoeterwoudscheweg gelegen bouwterrein plaats hebben. Wel is de baan voor den rij weg langs de trambaan doorgetrokken tot aan de grens van den aanleg, welke t. z. t. door de provincie ter hand zal worden ge nomen. Ten behoeve van den aanleg van den weg langs de tram baan moet de op de mede overgelegde teekening F 111-33-664 met lichtroode kleur aangegeven strook grond, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie O nis. 1055, 932, 934, 937, 940, 943 en 946 (alle ged.), in totaal groot 4080 M2. en eigendom van de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg Maat schappij, worden aangekocht. Met de Maatschappij is om trent dezen aankoop overeenstemming bereikt op dezen voet, dat de gemeente voor den grond zal betalen het bedrag, voor hetwelk de Maatschappij dien grond verkregen heeft t. w., voor de perceelen 943 en 946 1.50 per M2. en voor de overige perceelen ƒ1.65 per M2. Met de vergoeding voor eventueel verlies van veldvruchten, enz., welke even eens voor rekening van de gemeente komt, zal de aankoop in totaal 7.000.vorderen. Met de op dezen aankoop vallende kosten, worden de totaalkosten van het werk begroot op 139.300.in welk bedrag is begrepen een loonbedrag van 65000.Bij de berekening van dit bedrag is er van uitgegaan, dat de zandaanvoer door schippers en het verwerken van het zand op het terrein met de hand zal geschieden. Het Departement van Sociale Zaken heeft er bereids zijn goedkeuring aan gehecht, dat het werk in werkver- A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 6