102
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 13 Maart 1922
(Gemeenteblad No. 9), regelende de heffing van gelden
voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum
„de Lakenhalte Leiden, laatstelijk ge
wijzigd bij verordening van 19 Juni
1939 (Gemeenteblad No. 12).
Aktikel I.
De punt achter het bepaalde in het eerste lid onder b
van artikel 4 wordt vervangen door een komma-punt en
na het bepaalde onder b van dat lid wordt ingevoegd:
„c. leden van vereenigingen, welker doel het is belang
stelling te wekken en te onderhouden voor het museum en
de daarin bijeengebrachte verzamelingen, zoomede door lien,
door wier bemoeiingen de instandhouding van het museum,
onderscheidenlijk de uitbreiding van de daarin bijeengebrachte
verzamelingen is of wordt bevorderd, een en ander voor
zoover zij in het bezit zijn van een na ingewonnen advies
of op voorstel van den Directeur van het museum door
Burgemeester en Wethouders afgegeven bewijs van toegang,
geldig gedurende het jaar van afgifte."
Aktikel II.
Deze verordening treedt in werking op den dag, volgende
op dien, waarop het bericht der vereischte goedkeuring bij
het gemeentebestuur is ingekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.
N°. 177. Leiden, 20 December 1940.
Van de Vereeniging tot IJsbestrijding, gevestigd te Leiden,
is een verzoek ingekomen om de gemeente te doen deel
nemen in het door haar op te richten fonds ten behoeve
van de ijsbestrijding op de vaarwegen in en om Leiden
gedurende dit winterseizoen. Zij heeft hiertoe de beschikking
noodig over een bedrag van c.a. 10.000.waarvan
5.000.bijeen ware te brengen door de gemeenten in het
gebied van de Kamer van Koophandel van Rijnland, naar
rato van het aantal inwoners van elke gemeente op 31
December j.l., en ƒ5.000.door belanghebbenden uit scheep
vaart- en industriekringen. Voor onze gemeente heeft adres
sante het bedrag berekend op 1865.Deze som kan,
naar adressante opmerkt, als een garantie worden beschouwd,
daar er slechts geheel of gedeeltelijk over zal worden be
schikt, wanneer er inderdaad onkosten zijn gemaakt.
Naar onze meening is deelneming in het fonds alleszins
gewenscht, daar het voor de gemeente en haar ingezetenen
van groot belang is, dat in dit winterseizoen de vaarwegen
open blijven. Immers, tengevolge van de beperking van
de vervoergelegenheid per spoor en auto is men voor het
vervoer van levensmiddelen, brandstoffen, grondstoffen en
gereede producten vooral aangewezen op het transport te
water.
Aangezien de Lichtfabrieken bij deze aangelegenheid uiter
aard ook belang hebben, zal ons College met Commissarissen
nader overleggen, welk gedeelte van een eventueele uitgaaf
ten laste van die bedrijven kan komen.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie lig
gende stukken, geven wij Uw Vergadering derhalve in
overweging te besluiten tot deelneming door de gemeente
in het door de Vereeniging tot IJsbestrijding, gevestigd te
Leiden, op de in haar adres genoemde wijze bijeen te
brengen garantiefonds, ten behoeve van de ijsbestrijding
op de vaarwegen in en om Leiden gedurende het huidige
winterseizoen, tot een bedrag van maximum 1865.
onder voorwaarde, dat:
1°. eventueele uitkeeringen ter zake van de garantie
geschieden volgens de door Burgemeester en Wethouders
goedgekeurde rekening van het garantiefonds;
2°. de gemeente daartoe het recht heeft van volledige
controle van boeken en kas.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 178. Leiden, 20 December 1940.
Van den pachter van de exploitatie van de buffetten in
de Stadsgehoorzaal, den heer W. F. van Ingen Schenau Jr,
is een verzoek ingekomen, om hem in verband met de
buitengewone tijdsomstandigheden restitutie van pachtsom
te verleenen. De exploitatie is aan adressant verpacht
ingevolge raadsbesluit van 16 Maart 1936 (Ingek. Stukken
No. 41) voor den tijd van 5 jaren, ingaande 1 Mei 1936,
tegen een jaarlijksche pachtsom van 2400.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel,
dat er inderdaad reden is den pachter tegemoet te komen,
nu zijn bedrijf door onvoorziene moeilijkheden niet in den
normalen omvang kan worden uitgeoefend. Voorloopig kan
volstaan worden met vrijstelling van de pachtsom over de
maanden Mei t/m October 1940. Aan het einde van het
winterseizoen zal dan nader onder oogen worden gezien, of
en in hoeverre er aanleiding bestaat om hem nog verdere
kwijtschelding van pacht te verleenen.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie
liggende stukken geven wij Uw Vergadering mitsdien in
overweging aan den pachter van de exploitatie van de
buffetten in de Stadsgehoorzaal vrijstelling van betaling van
pachtsom te verleenen over de maanden Mei t/m October 1940.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 179. Leiden, 20 December 1940.
Aangezien wij ons met het hieronder afgedrukte voorstel
van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit tot uitbreiding van de koolgasstokerij kunnen
vereenigen, geven wij Uw Vergadering in overweging door
vaststelling van den overgelegden staat tot wijziging van
de begrooting der Gasfabriek, dienst 1940, voor de uit
breiding van de koolgasstokerij met twee ovens, elk van
vier kamers, een bedrag van ƒ290.000.beschikbaar te
stellen, te betalen uit de middelen van het Vernieuwings
fonds dier fabriek en uit de exploitatie af te lossen in tien
jaren, aanvangende met het jaar 1941.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 10 December 1940.
In 1922 is de tegenwoordige koolgasstokerij, bestaande
uit 6 ovens, elk van 4 distillatiekamers, in gebruik genomen.
Tot dusver kon met deze 6 ovens worden volstaan, deels
omdat door verbetering van het distillatieproces de pro
ductie per kamer kon worden opgevoerd, deels door den
achteruitgang van de gasaflevering gedurende de crisisjaren.
De stijging van de gasafgifte gedurende de laatste 3 jaren
is echter oorzaak, dat thans tot uitbreiding van het aantal
ovens moet worden overgegaan, mede ook omdat het tweede
gasproductie-apparaat, de fabriek voor gecarbureerd water-
gas, voorloopig en wellicht blijvend, slechts in geringe mate
aan de productie zal kunnen deelnemen, omdat een der
grondstoffen van die fabriek, de gasolie, in het geheel niet
meer verkrijgbaar is en ook na den oorlog wegens gebrek
aan zee-tankschepen vermoedelijk nog eenige jaren zeer
hoog in prijs zal blijven. En tenslotte zal de koolgasfabriek,
die tot nog toe hoofdzakelijk Duitsche en Engelsche gas
kolen verwerkte, in de toekomst gedeeltelijk of geheel op
Limburgsche vetkolen (cokeskolen) zijn aangewezen, waar
door haar productie-vermogen bij uitsluitend gebruik
van Limburgsche vetkolen met 20% zal verminderen.
Om deze redenen is het dringend noodzakelijk de stokerij,
met twee ovens elk van 4 kamers uit te breiden, waardoor
haar productie-capaciteit met 1/3 zal toenemen.
De beide nieuwe ovens kunnen met de zes bestaande tot
één blok van 8 ovens vereenigd en op de reeds vroeger aan
gelegde fundamenten (paal- en betonfundeering) worden
geplaatst, hetgeen een belangrijke besparing op de bouw
kosten beteekent. Het stokerij-gebouw moet voorts naar
het Oosten verlengd worden, waarvoor wel een nieuwe,
doch veel minder zware, fundeering moet worden gemaakt.
De kosten van den completen aanleg van twee nieuwe
ovens zijn begroot op rond 230.000.terwijl met het
verlengen van het nieuwe stokerij-gebouw en het maken
van een tweede rookkanaal naar den bestaanden schoorsteen
een bedrag van 35.000.gemoeid zal zijn. Voor onvoor
ziene uitgaven, alsmede voor het dekken van het risico
wegens stijging van materiaalprijzen en loonen dienen deze
bedragen met 25.000.te worden verhoogd, zoodat de
totale bouwkosten ten hoogste ƒ290.000.zullen bedragen.
Neemt men in aanmerking, dat de binnen enkele jaren
noodzakelijke vernieuwing van den geheelen vuurvasten
binnenbouw van de zes oude ovens, waarmede een bedrag
van rond 100.000.gemoeid zal zijn, door den bouw
van de beide nieuwe ovens achterwege kan blijven, wanneer
de gasproductie na het einde van den oorlog weder terug
zou loopen, dan kost de nieuwe uitbreiding feitelijk dus
slechts 190.000.
De bouw van de nieuwe ovens zal geschieden door de