MAANDAG 29 JULI 1940 101 Rondvraag. (Snel e.a.) daartoe een oproeping hebben ontvangen, daartegen be zwaren hebben, n.l. wegens levensgevaar, dat op het oogenblik niet denkbeeldig is. Die bezwaren worden helaas niet ge accepteerd. Andere bezwaren zijn, dat men niet weet onder welke voorwaarden men daar moet werken, en hoe het zal gaan, indien men ziek wordt, onverhoopt gedood wordt of een ongeval krijgt. Ook het overmaken van geld aan de vrouwen laat veel te wenschen over. Dit zijn groote onzeker heden, die bij de werkloozen bestaan en die hen stellig niet aanmoedigen, zich op te geven voor werkzaamheden in Duitschland. De Voorzitter vraagt, of de heer Snel zich voorstelt op dergelijke vragen bij de rondvraag antwoord te zullen krijgen. De heer Snel acht de zaak niet ingewikkeld en meent, dat het College op deze vragen wel bij de rondvraag kan ant woorden. De Voorzitter gelooft, dat de heer Snel met deze vragen inderdaad de grenzen van de rondvraag te buiten gaat. Rondvraag. (Voorzitter e.a.) Wanneer de heer Snel omtrent dit punt inlichtingen wenscht te ontvangen, kan hij ze natuurlijk krijgen. In den Raad moet men echter practisch zaken doen en het heeft geen zin vragen te stellen, die men moet bestudeeren, alvorens ze te kunnen beantwoorden. De heer Snel doet dan ook beter met te trachten zijn doel langs een anderen weg te bereiken. De heer Snel merkt op, dat de uitzending van arbeiders naar Duitschland geschiedt via het College, dat op vragen, als door hem gesteld, moet kunnen antwoorden. De Voorzitter blijft van oordeel, dat de heer Snel met het stellen van deze vragen verder gaat dan in de bedoeling van de rondvraag ligt. De heer Snel zal nog even wachten met het stellen van zijn vragen. De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat; niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 7