98
MAANDAG 29 JULI 1940.
Tarieven van gas en electriciteit.
(Key e.a.)
moet worden, zoo sterk mogelijk in de hand te werken door
nn al maatregelen daartoe te nemen en het vastrechttarief
geheel op te heffen? Hoe staat de Directie van de Licht
fabrieken daartegenover? Men kan er zich nu nog geen
duidelijke voorstelling van maken, hoe sterk de bezuiniging
zal moeten zijn, maar is het niet de moeite waard dit te
overwegen vóórdat de winter aanbreekt, wanneer het ver
bruik misschien zeer groot zal zijn en de kolenaanvoer
moeilijk, zooals ook in den afgeloopen winter het geval
is geweest?
De heer Eikerbout acht deze zaak eenigszins onduidelijk.
Uit de gevoerde discussie leidt spreker af, dat het in de
bedoeling ligt het vastrechttarief te handhaven; daardoor
komt voor hem de zaak inderdaad anders te staan; aan
vankelijk dacht spreker echter, dat men het vastrecht zou
afschaffen en in plaats daarvan het gewone tarief zou toe
passen.
Spreker zou zich absoluut moeten verklaren tegen de
toepassing van het denkbeeld van den heer Key, waarmede
men de verbruikers eerder benadeelen dan bevoordeelen zou.
Yoor vele gezinnen zou het verschil per jaar bij een normaal
verbruik van 275 a 290 kWh 20.tot 26.bedragen.
Het is dan ook beter niet aan te dringen op toepassing van
het enkel-tarief, maar het vastrechttarief te behouden en
daarbij te stimuleeren tot vermindering van het verbruik.
Het stellen van een premie op minder verbruik (b.v. ver
mindering van prijs bij minder verbruik) zou meer effect
sorteeren dan terugbetaling van het te veel betaalde bij
duurder verbruik.
De heer Tobé betoogt, dat er uiteraard iets te zeggen is
voor het denkbeeld van mevrouw Braggaar om de bereke
ningen elk half jaar te maken, maar dat de toepassing van
dit denkbeeld op zeer veel moeilijkheden stuit. In de eerste
plaats denke men aan de vele administratieve werkzaam
heden, welke door de Lichtfabrieken zouden moeten worden
verricht. In den zomer, den slappen tijd voor de Licht
fabrieken, is het wel mogelijk te berekenen, wat elke ver
bruiker over een vol jaar verbruikt heeft, maar voor de
berekening van ieders verbruik en datgene, wat men boven
den eenheidsprijs betaald heeft, heeft men in den winter
absoluut geen tijd, tenzij men het administratieve personeel
der Lichtfabrieken sterk zou uitbreiden. Een tweede be
zwaar is, dat elke verbruiker, die bemerkt, dat hij het eerste
halfjaar den stroom wel zeer voordeelig volgens het opper
vlaktarief heeft betrokken, maar dit het tweede halfjaar
niet deed, kan besluiten voor het volgende jaar den stroom
volgens een ander tarief te betrekken. Het gevolg zou kunnen
zijn, dat men maandelijks van tarief veranderde, hetgeen
tot zeer vele moeilijkheden zou leiden, waarom naar sprekers
oordeel de directie der Lichtfabrieken niet op dit denkbeeld
zal kunnen ingaan.
De bedoeling van het voorstel is, dat berekend wordt,
wat men ten slotte volgens het enkeltarief zou hebben
moeten betalen. Iedere verbruiker kan bij wijze van spreken
den stroom volgens het oppervlaktarief betrekken, omdat
hij zeker weet nimmer meer te moeten betalen. De burgerij
van Leiden zal met dit voorstel buitengewoon in haar schik
kunnen zijn, omdat men nu zeker weet, dat men van dit
tarief geen nadeel zal hebben. Men ziet tegen het oppervlakte
tarief, vooral nu men zal moeten bezuinigen, wel eens wat
op, omdat men daarvan dan niet de voordeelen zal kunnen
verkrijgen, die men zou kunnen verkrijgen wanneer men
volop stroom zou kunnen verbruiken, maar spreker wijst
er op, dat er hoogstwaarschijnlijk dezen winter brandstoffen-
nood zal ontstaan, tengevolge waarvan ook het gas wel eens
gerantsoeneerd zou kunnen worden. Misschien zal men dan
in Leiden blij zijn, dat er een oppervlaktetarief bestaat, zoodat
men electriciteit voor verwarmingsdoeleinden kan gebruiken.
De Voorzitter dankt den heer Tobé, die alle voorstel
lingen, die geopperd zijn, reeds in het juiste licht heeft
gesteld en er op gewezen heeft, dat die niet wel voor
verwezenlijking vatbaar zijn. De suggestie van mevrouw
Braggaar om de verrekening per half jaar te doen plaats
hebben, stuit op dusdanige administratieve bezwaren, dat
spreker dit onmogelijk den Baad kan aanbevelen. In de
maand Juli is het, wanneer men over alle gegevens beschikt,
een betrekkelijk eenvoudig werk om vast te stellen wat men
verschuldigd zou zijn bij toepassing van het enkeltarief,
maar er zouden groote administratieve moeilijkheden ont
staan, wanneer men dit in de maand Januari zou moeten
doen; dan zijn alle krachten noodig voor het opmaken van
de balansen en van de inventarisatie. Men zou dan onver
mij delijk moeten overgaan tot de aanstelling van personeel,
Tarieven van gas en electriciteit; e.a.
(Voorzitter e.a.)
dat zoo lang zou moeten dienst doen, dat het zeer de vraag
zou zijn, of men het weer zou kunnen ontslaan. Men zou dan
permanent personeel moeten aanhouden dat men voor slechts
enkele weken of maanden noodig heeft. Een zoo spoedig
mogelijke afwikkeling van deze zaak ware natuurlijk ge-
wenscht, maar deze bezwaren verzetten zich er absoluut
tegen. Door de verschillen per half jaar te berekenen, komt
men in allerlei moeilijkheden; het verbruik over sommige
halve jaren geeft aanleiding tot groote terugbetalingen, het
verbruik over andere halve jaren geeft weer geheel andere
berekeningenmen zou komen tot een eigenaardig tarief, dat
in het geheel niet bedoeld is.
De hier voorgestelde maatregel, dit in antwoord aan de
heeren Key en Eikerbout, is niet een wijziging van het
tarief; daarover is men in het geheel niet bezig. Wijziging
van het tarief zou een geheel andere beschouwing en voor
bereiding eischen. Deze maatregel strekt eenvoudig om
plooien glad te strijken, om dit tarief, dat gebaseerd is op
vastrecht, voor het publiek zoo weinig mogelijk moeilijk te
maken, en om te zorgen, dat men daardoor niet tot grootere
uitgaven komt dan men had bedoeld en dan men zelf in elk
opzicht gerechtvaardigd zou oordeelen. Het is dus alleen een
poging, de menschen niet afkeerig te maken van het eenmaal
door hen aanvaarde tarief en om zooveel mogelijk te voor
komen de moeilijkheden en bezwaren, die kunnen voort
komen uit de omstandigheid, dat men eenerzij ds op zuinigheid
aandringt en anderzijds een tarief toepast, dat het verbruik
in de hand werkt. Men bewijst de burgerij een dienst door
dit voorstel ongewijzigd aan te nemen. Door over te gaan
tot half jaarlijksche afrekening zou men in economisch opzicht
de zaak van de Lichtfabrieken niet dienen.
Spreker gaat niet in op de beschouwingen van den heer
Key omtrent een verandering van het tarief; deze heeft in
het geheel niet in de bedoeling gelegen.
De vragen van den heer Eikerbout acht spreker voldoende
door de andere leden beantwoord.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer van Weizen had inmiddels de vergadering verlaten.)
XIV. Voorstel tot het nader bepalen van den datum van
het ontslag van Prof. Dr. P. C. T. van der Hoeven uit zijn
betrekking van stadsvroedmeester. (196)
XV. Voorstel tot liet sluiten van een nieuwe overeenkomst
met de gemeente Benthuizen betreffende de levering van
electriciteit in die gemeente door de Stedelijke Electricitcits-
fabriek te Leiden. (107)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XIV en XV
besloten.
Hierna stelt de Voorzitter aan de orde de bepaling van
de wijze van behandeling van het adres van diverse schoen
winkeliers te Leiden om den sluitingstijd der schoenwinkels
te bepalen op 6.30 n.m. en voor den Zaterdag op 8 uur n.m.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor dit adres te stellen in handen van Burgemeester en
Wethouders om praeadvies.
De heer Wilmer zou het hebben toegejuicht, indien het
praeadvies den Baad reeds Maandag j.l. had bereikt, zoodat
het in deze vergadering had behandeld kunnen worden.
Hoewel spreker den inhoud van het adres niet letterlijk kent,
is hij er van overtuigd, dat de motiveering wordt beïnvloed,
althans gedeeltelijk, door voorbijgaande omstandigheden
en ook daarom acht spreker het van zeer bijzonder belang,
dat het praeadvies, wil het niet althans gedeeltelijk achter
de feiten aankomen, spoedig verschijnt. Aan den wensch van
verschillende ingezetenen zal worden voldaan, indien zij niet
lang op de inwilliging of de afwijzing van het verzoek be
hoeven te wachten. Spreker dringt daarom aan op een spoe
dige indiening van het praeadvies en vraagt, of de Voorzitter
reeds kan mededeelen, wanneer het zal verschijnen en in
welke Baadsvergadering het zal worden behandeld.
De Voorzitter deelt mede, dat de rapporten van het onder
zoek, noodig voor de samenstelling van het praeadvies,
bereids zijn ingekomen, maar niet van dien aard zijn, dat
men de Commissie voor de Strafverordeningen, welke even
tueel gehoord zal moeten worden, daaromtrent zal kunnen
raadplegen. Het College is gaarne bereid de indiening van