MAASDAG 29 JULI 1940. 97 In eigendom overnemen van de Reitzstraat enz. (Wilbrink e.a.) niets aan te trekken en men moet blij zijn, indien hij bereid is den grond aan de gemeente over te dragen; hij heeft er geen kosten of lasten van, maar zou het de gemeente eenigs- zins moeilijk kunnen maken door den grond niet te willen overdragen. In dit geval bestaan op dit punt geen moeilijk heden voor de gemeente en waar het vanzelf spreekt, dat iemand, die niet het minste belang bij de straat heeft, niet bereid is te betalen, heeft de gemeente het billijk geacht een bijdrage te vragen aan hen, die steeds om verbetering van den toestand hebben geroepen. Ongetwijfeld zou er van gemeentelijk standpunt iets voor te zeggen zijn, dat de kosten alleen werden gedragen door de belanghebbenden, maar waar het hier betreft een gegroeiden toestand en de kosten dan alleen op de kleine belanghebbenden zonden drukken, die dit niet kunnen betalen, moet deze oplossing als de beste worden beschouwd. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Voorstel tot liet wijzigen van de op 6 Mei 1940 vastge stelde verordening, regelende de rangen, het aantal, de samen stelling, de eisehen van benoembaarheid en de bezoldiging van de ambtenaren van politie der gemeente Leiden en liet opnieuw vaststellen van de aldus gewijzigde verordening. (101) De heer van Eek zegt, dat de sociaal-democraten door de buitengewone omstandigheden genoodzaakt zijn een andere houding aan te nemen en andere voorstellen te doen en te ondersteunen dan waartoe zij in normale omstandig heden bereid zouden zijn. Het geldt ook ten aanzien van dit voorstel om in de verordening het maximum aantal brigadiers en agenten le en 2e klasse te brengen van 140 op 150 (hetgeen wel tot aanstelling van meer politiepersoneel zal leiden) en te bepalen, dat de gratificatiën, buitengewone weddenverhoogingen enz. niet meer door het College, maar door den Burgemeester worden toegekend. In normale om standigheden zou spreker tegen deze voorstellen bezwaar maken, waar deze uitbreiding van het politiepersoneel de gemeente zal komen te staan op een uitgave van 13.000. a 14.000.per jaar, matig berekend, en in de tweede plaats op grond van het feit, dat de bevoegdheid om buiten gewone verhoogingen toe te kennen aan het politiepersoneel, aan den invloed van Burgemeester en Wethouders ont trokken wordt; ook dit acht spreker een bezwaar. Vanzelf sprekend is het de Burgemeester, die daarover het beste kan oordeelen, die het nauwst met de politie in aanraking komt, maar tenslotte zijn het Burgemeester en Wethouders, die de financiën van de gemeente beheeren. Spreker heeft tegen deze voorstellen dus bezwaren, maar onder de buiten gewone omstandigheden van het oogenblik zal hij er zich mee vereenigen. Beide voorstellen, dat tot uitbreiding der politie en dat tot vergrooting van de macht van den Burge meester over de politie, liggen volkomen in de lijn van de tijdsomstandigheden; en zijn ook uit de noodzaak daarvan geboren, waar de buitengewone tijdsomstandigheden onrust en spanning meebrengen. De tegenwoordige omstandigheden rechtvaardigen deze voorstellen volkomen en spreker zal er daarom zijn stem aan geven. De Voorzitter zegt, dat de lioogere uitgaven, welke de uitbreiding van het politiecorps zal meebrengen, voor de gemeente natuurlijk bezwarend, moeilijk en onaangenaam zullen zijn, maar er pleit toch ook wel iets voor, niet alleen in deze dagen, maar ook in het algemeen, het politiecorps zoo sterk mogelijk te maken. In de laatste jaren is door allerlei wetten, vooral administratieve wetten, een geweldige uitbreiding gegeven aan het werk van de politie. Bovendien wordt in Leiden voortdurend geklaagd over het gemis aan politietoezicht in de verschillende wijken; daarin wordt zooveel mogelijk voorzien, maar het is niet mogelijk met het beschikbare personeel daarin aanmerkelijke verbetering te brengen. Ook op zich zelf is verscherping van het politie toezicht in de stad dus gewenscht. Het is gewenscht, dat het publiek daarvan ook nota neemt; ten aanzien van de orde gebeuren in Leiden herhaaldelijk dingen, die in een goed geordende samenleving niet toelaatbaar zijn. Op be paalde punten in de stad vinden herhaaldelijk samenscholingen plaats, zij het niet in ongunstigen zin. Herhaaldelijk ook geschieden baldadigheden door de jeugd; wanneer de agenten die kinderen dan terecht willen wijzen, bemoeien de ouders zich daarmede en is het voor de politieagenten moeilijk zich te handhaven. Zoo zijn er allerlei omstandigheden, waaraan men in het belang van de gemeente en afgescheiden van de bijzondere omstandigheden een einde wenscht te maken. Niet alleen In eigendom overnemen van de Reitzstraat enzc. a. (Y'oorzitter e.a.) in verband met de werkzaamheden van de politie, die zeer uitgebreid zijn, maar ook in het algemeen is het gewenscht het politiekorps zoo sterk mogelijk te maken. Het aantal agenten van politie, door spreker gevraagd en uit de ge- demobiliseerden, voornamelijk de militaire politie, te be trekken, is in vergelijking met dat van andere gemeenten zeer bescheiden. Met betrekking tot de overdracht van macht van het College aan den Burgemeester is de Begeering blijkbaar tot een ander inzicht gekomen. Bij spreker bestaat aan deze overdracht geen bijzondere behoefte, maar blijkens het stuk, dat in de Leeskamer heeft gelegen, zijn in ver schillende andere gemeenten ten gevolge van verschil van inzicht moeilijkheden ontstaan, terwijl naar het oordeel der Begeering, waarbij de heer van Eek zich heeft aan gesloten, de Burgemeester het best tot oordeelen in staat is. Men behoeft intusschen niet te vreezen, dat de Burgemeester naar willekeur verhoogingen en verlagingen zal toepassen; integendeel: hij zal dienen te blijven binnen de grenzen van den begrootingspost. Ook in het algemeen behoeft men er niet benauwd voor te zijn, dat de Burgemeester van het recht, dat hem volgens spreker toekomt, misbruik zal maken. Spreker heeft met genoegen geconstateerd, dat geen groote bezwaren tegen het voorstel bestaan. De heer Veenendaal heeft bij de behandeling van de be grooting voor 1940 betoogd, dat te Leiden de uitgaven voor de politie hoog zijn te noemen in vergelijking met die in andere, naar zijn oordeel vergelijkbare plaatsen. Aan dit betoog meende spreker thans niets te behoeven toe te voegen, daar het College voorstelt de verordening te wijzigen en geen concreet voorstel met betrekking tot de uitbreiding van het politiecorps doet, terwijl de buitengewone om standigheden een wijziging van de verordening wenschelijk kunnen doen zijn en een kleine uitbreiding van het politie corps de grenzen van het noodzakelijke in vergelijking met andere plaatsen niet te buiten zou gaan. De Voorzitter heeft thans echter een en andermaal met klem betoogd, dat het afgezien van de bijzondere tijds omstandigheden naar zijn oordeel wenschelijk is de politie goed te bezetten. Het laatste wordt natuurlijk niet betwist, maar de vraag rijst, of het afgezien van de bijzondere om standigheden inderdaad wenschelijk is de verordening te wijzigen en het politiecorps uit te breiden. Volgens spreker zou daartegen wel iets zijn in te brengen en daarom wenscht hij zich los te maken van de toelichting, door den Voorzitter gegeven en te verklaren, dat hij tegen deze wijziging en de eventueele uitbreiding van het corps geen bezwaar heeft, mits blijkt, dat het een en ander geschiedt in verband met de bijzondere tijdsomstandigheden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIII. Voorstel in zake liet in afwijking van de Gasvcrorde- ning en de Eleetriciteitsverordening bepalen, dat de prijs van gas en electriciteit volgens het vastrechttarief niet' stijgt boven den prijs van het algemeen eenheidstarief van gas en electriciteit. (102) Mevrouw Brag gaar juicht dit voorstel van het College, dat bedoelt onbillijkheden bij de toepassing van het vast rechttarief te voorkomen, toe, maar wijst er op dat het de bedoeling is de berekening te baseeren op het verbruik van Juli 1940 tot en met Juni 1941. Dit beteekent dus, dat bij deze wijze van berekening een jaar gewacht moet worden op restitutie, hetgeen te lang is. Beter zou het zijn, indien men het direct bij de opneming van het verbruik zou kunnen verrekenen. Het College acht dit blijkbaar echter niet uitvoerbaar, maar dan geeft spreekster in over weging, die verrekening te doen plaats hebben niet per jaar, maar per half jaar. De heer Key kan zich wel vereenigen met dit voorstel, dat de billijkheid wil betrachten en voor de verbruikers een bepaalde onzekerheid wil wegnemen. Aan dit voorstel is echter het bezwaar verbonden, dat de Lichtfabrieken weer een grooten administratieven last te verrichten krijgen, n.l. voor alle vastrecht-verbruikers te berekenen, of zij wel profijt zullen hebben van dit tarief. Is het daarom niet mogelijk een anderen weg te volgen, n.l. door hen, die slechts een gering profijt hebben van het vastrecht en reeds bij een zeer matige bezuiniging de voordeelen daarvan zouden missen, in de gelegenheid te stellen ook tusschentijds van tarief te veranderen, b.v. op den eersten van elke maand? Is men ook niet verplicht om de zuinigheid, die betracht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 3