MAANDAG
6 MEI 1940.
83
Premie v. woningverbetering Voorstraat; overneming in
(Wilbrink e.a.) eigendom van Voorstraat.
stijging, dat de kosten ruim 10.000.zonden bedragen;
men kan dus verzekerd zijn dat na de prijsstijging, die
ook hierop zijn invloed zal laten gelden, dit bedrag op
ongeveer 12.000.zal moeten worden gesteld. Daarbij
komt, dat het niet de eigenaar van deze woningen is
geweest, die de gemeente gevraagd heeft die straat over
te nemen; de gemeente heeft den eigenaar gevraagd die
straat aan de gemeente over te dragen, op advies van de
Commissie van Fabricage. De eigenaar heeft daarin toe
gestemd en zich bereid verklaard 1.000.bij te dragen
voor de verbetering van de straat. Bij den hypothecairen
last komt dus een bedrag, niet van 6.000.maar van
7.000.a 8.000.plus de bijdrage voor verbetering
van de straat en dan wordt de berekening eenigszins anders
dan de heeren Parmentier en Eikerbout zeggen.
Namens het College neemt spreker het gewijzigde voorstel
van den heer Schüller over, omdat daarmede altijd kan
worden tegemoet gekomen aan de bijzondere omstandig
heden, waarin de hofjes in Leiden verkeeren, hetgeen ook
Burgemeester en Wethouders met hun voorstel in hoofdzaak
beoogden, al zegt spreker er bij, dat de Baad toch voor
ieder geval op zich zelf weer de eindbeslissing heeft. Waar
de zaken zoo staan, en waar het niet aangaat te strijden
over theorieën, die practisch niet meer bestaan, is er geen
bezwaar tegen het voorstel van het College in den door
den heer Schüller aangegeven geest te wijzigen.
Den heer Lombert antwoordt spreker, dat hij niet positief
kan zeggen, maar wel gelooft dat de heer Schüller in de
Commissie van Fabricage ook over de keukens heeft ge
sproken. De heer Schüller had echter ook andere bezwaren
en misschien zijn daaronder zijn bezwaren betreffende de
keukens bedolven.
Nu geeft spreker den heer Parmentier toe: uit een derge
lijke regeling kunnen inderdaad bezwaren voortvloeien. Het
betreft soms een kapitaalkrachtig huiseigenaar. Nu zegt de
heer Huurman, dat deze er niet zijn, maar wat niet is, kan
nog komen. Spreker erkent, dat het een vreemde situatie
is wanneer men iemand, die zelf over de noodige middelen
beschikt om zijn eigendom behoorlijk te restaureeren, toch
nog een subsidie geeft. Daarin zit iets pijnlijks, even goed
als dit het geval is, wanneer boeren in luxe auto's den
bedrijfssteun komen halen, dien zij eigenlijk ook niet noodig
hebben. Er zijn inderdaad talrijke boeren geweest, die vol
doende inkomsten hadden en die toch steun genoten.
De heer Parmentier: U weet beter.
De heer Wilbrink zegt, dat dit enkelingen geweest zullen
zijn, ook hier zullen het enkelingen zijn. Het is echter een
pijnlijke situatie, maar deze zaak wordt van boven af ge
regeld. De heer Parmentier zegt: als het noodig is, geeft
dien man dan 3000.te leen, maar dan staat de gemeente
voor die volle 3000.en nu staat de gemeente maar voor
25 van de onkosten, en niet voor de volle 100%, zooals
de heer Parmentier wil. Waar daarnevens nog andere be
langen op het spel staan, n.l. die van de volkshuisvesting
in Leiden, zou men, alles bij elkaar nemende en alles af
wegende, bij den Minister kunnen protesteeren en zeggen:
ik geloof, dat gij op den verkeerden weg bent, maar waar
de regelen aldus zijn gesteld, kan de gemeente beter dezen
weg volgen dan dien, aangewezen door den heer Parmentier.
Daarom blijft spreker het voorstel van het College bij den
Baad aanbevelen.
De heer Parmentier zegt, zich er niet voor te schamen,
dat hij niet behoort tot de meest moderne typen in deze
wereld, ook niet op dit gebied. Met de z.g. nieuwere economie,
waarvan dit voorstel een uitvloeisel is, heeft spreker niet
veel op. Spreker wil slechts één voorbeeld noemen:
Er zijn in Leiden bedrijven, die het afgeloopen jaar behoor
lijke winsten hebben gemaakt en financieel uitstekend ge
situeerd zijn, maar desondanks door het optreden van het
College (dus niet alleen door het optreden van den heer
van Stralen) een bijdrage uit de gemeentekas krijgen. Men
kan zeggen: de arbeiders ontvangen het geld en het is iets
uit de nieuwe doos, maar spreker bedankt hartelijk voor
die doos. De oude doos, waarvoor spreker respect heeft en
hoopt respect te blijven houden, leert, dat degene, die met
zijn bedrijf niet aan den grond zit, maar winst maakt, zelf
zijn arbeiders betaalt.
Wat den steun aan den landbouw betreft: de bedrijven
zouden te gronde zijn gegaan, indien de Begeering niet
gesteund had. Hier gaat het om een huiseigenaar, die een
zéér gunstig rendement maakt. Men moet nu consequent
blijven en liever ten halve keeren dan ten heele dwalen.
Het is nu eenmaal moeilijk in het publiek een stap terug
Premie v. woningverbetering Voorstraat; overneming in
(Parmentier e.a.) eigendom van Voorstraat.
te doen, maar ook dat moet men ten slotte aandurven.
De heer Lombert wees er op, dat de eigenaar in de kosten
van de verbeteringen bijdraagt. Spreker acht het niet noodig,
er opnieuw over te praten of een berekening er over op te
zetten, indien hij constateert, dat de eigenaar op dit oogen-
blik van de 56 woningen 13.600.huur per jaar trekt,
terwijl de hypotheek 56.000.groot is.
Volgens den Wethouder vormen de kosten van het duin
water het grootste deel van de huurverhooging, maar volgens
de berekening, welke spreker gemaakt heeft, zijn zij daarvan
het kleinste gedeelte.
Elke huiseigenaar van dergelijke panden zal wel wenschen,
dat de verbetering van de bestrating hem slechts 1.000.
behoeft te kosten! Tot nu toe kwamen de kosten van het
onderhoud der bestrating voor rekening van den eigenaar,
maar straks zullen zij voor rekening van de gemeente komen,
terwijl bovendien de straks opgeknapte straat voor rekening
van de gemeente zal verlicht worden. De eigenaar heeft
geprobeerd het voor minder gedaan te krijgenwaarschijnlijk
is hij koopman en dit is den koopman eigen; er is ook geen
bezwaar tegen, maar het is schitterend, wanneer men op
die manier de bestrating voor zijn panden verbeterd krijgt
voor slechts 1.000.Die berekening van den heer Wilbrink
is dus niet juist. Wat de kosten betreft, deze kunnen nooit
liooger geweest zijn, om de eenvoudige reden dat deze ge-
heele zaak van zeer recenten datum is, n.l. van enkele maanden
terug. Verschillende artikelen zijn den laatsten tijd zelfs
goedkooper geworden.
De heer Wilbrink zegt, dat deze zaak reeds begonnen is
in het voorjaar van 1939.
De heer Parmentier ontkent, dat deze berekening van
het voorjaar van 1939 is; dan zijn de stukken niet juist.
De heer Wilbrink zegt: als de gemeente ƒ3.000.— leent,
staat zij voor de volle 3.000.Geen enkel bezwaar tegen!
Op die 56 panden staat ƒ56.000.hypotheek; welnu, men
behoeft die 3.000.niet zoo te geven, maar men zou voor
een leening van 3.000.op dit bezit toch behoorlijke
waarborgen moeten vragenDit zou toch een van de meest
solide geldbeleggingen zijn, die heden te vinden zijn. Spreker
betreurt den gang van zaken; hij had goede hoop, dat zijn
zoo duidelijke en overtuigende argumentatie den Wethouder
er toe gebracht zou hebben deze zaak nog eens te bezien.
Dat zou spreker royaal hebben gevonden en dat had hij
ook verwacht. Nu de Wethouder daartoe niet bereid is,
dient spreker terzake een voorstel in.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer Parmentier, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor geen gelden te schenken
voor restauratie van woningen, doch met eigenaars onder
handelingen te voeren om indien noodzakelijk een beperkt
bedrag voor dit doel te leenen onder nader te bepalen voor
waarden".
De heer Wilmer geeft het College in overweging, het
voorstel-Parmentier in praeadvies te nemen. Spreker heeft
den indruk gekregen, niet alleen uit de gevoerde discussie,
maar ook uit de stemmen, die hij hier en daar opgevangen
heeft, dat er verschillende leden zijn, die aarzelen en die
na het pro en contra gehoord te hebben nog niet goed weten
hoe zij hun stem zullen uitbrengen. Nu is het voorstel-
Parmentier een gereede aanleiding om deze zaak nog eens
individueel te kunnen bekijken. Spreker verzoekt daarom
het College het voorstel-Parmentier in praeadvies te nemen,
hetgeen tevens aanhouding van dit agendapunt inhoudt.
De heer Wilbrink verklaart, dat de meerderheid van het
College het voorstel van den heer Parmentier niet kan
overnemen.
Het gaat hierbij ten slotte niet alleen over het onder -
werpelijke geval, maar over de vraag, of de zaak van de
verbetering van arbeiderswoningen op den voet van de
ministerieele circulaires opnieuw onder de oogen moet
worden gezien. Deze zaak heeft echter alle instanties
doorloopen.
Indien men den eigenaar gaat vragen, of hij bereid is
voor de verbetering van zijn panden 3000.van de ge
meente te leenen, laat men los de gedachte, welke aan de
circulaires van den Minister ten grondslag ligt.
De heer Wilmer zegt, dat de Baad nog niet wil besluiten
een politiek te voeren, welke niet is in overeenstemming
met de circulaires van den Minister, maar ook nog niet
helder voor zich ziet, dat deze politiek wel moet worden