82 MAANDAG 6 MEI 1940. Premie v. woningverbetering Voorstraat; overneming in (Parmentier e.a.) eigendom van Voorstraat. in deze stukken niet gezegd. In dat geval zou spreker er zich b.v. mee kunnen vereenigen (uiteindelijk) dat de ge meente dien man b.v. een leening geeft. Het behoort wel niet tot de taak van de gemeente om geld te verstrekken; dat is de taak van de bankiers, maar laat de gemeente dan desnoods den eigenaar een leening verstrekken van b.v. 3.000.tegen 4 Dit is 120.per jaar, dat kan hem per woning 4 cent per week kosten. Spreker zal dit niet voorstellen, maar wanneer het ging om iemand die in finan- cieelen nood zit, zou deze oplossing mogelijk zijn. Het gaat echter om het volgende: De huiseigenaar, van wien spreker niet weet of, en zoo ja hoelang, hij zijn huizen niet op de vereischte manier heeft verzorgd, trekt op het oogenblik een uitstekende huur, maar moet nu, evenals andere eigenaren van huizen en vaste goederen, zijn panden opknappen, waarvoor hij 9.000.noodig heeft en waarvoor hij nota bene 3.000.uit de kas der Overheid kan krijgen. Spreker betwist het College het recht, aldus met de belastinggelden om te springen. De gemeente is in geenen deele gebonden aan de ministe- rieele circulaires, welke zij ook niet behoeft uit te voeren. De Minister heeft hiermede ook zeer zeker niet bedoeld, kapitaalkrachtigen eigenaren van vaste goederen een schen king te bezorgen. Het College heeft zelf gevoeld, dat er aan deze zaak iets haperde en den Minister daarom verzocht goed te vinden de voorwaarden aan te vullen met de bepaling, dat de eigenaar na het aanbrengen van de verbeteringen, waardoor naar sprekers oordeel de waarde van de panden met veel meer dan 3.000.zal stijgen, de huishuren niet zal ver- hoogen boven een zeker niveau. De eigenaar had het College reeds verklaard, met deze voorwaarde genoegen te nemen. Het ministerieele antwoord luidde tot sprekers verbazing, dat de eigenaar daarin moest vrij blij ven. De eigenaar kan dus zijn vaste goederen verbeteren ten koste van de belastingbetalers, maar zal straks vrij zijn om de huren zoo hoog te stellen, als hij zelf wil. Op het oogenblik is er sprake van een verhooging met 0.55 per week, maar niemand kan gerandeeren, dat dit bedrag over b.v. drie of meer maanden niet tot ƒ1.zal stijgen. Indien er behoefte komt aan meer woningen of zelfs woningnood ontstaat, zal tegen die verhooging geen bezwaar bestaan, indien de vrije markt het toelaat. Volgens den heer Wilbrink staan belangen vhn den woning bouw in dezen op het spel, maar wanneer deze woningen door den tegenwoordigen eigenaar niet zullen worden onder houden, zullen ze wel leeg komen te staanen zal de eigenaar vanzelf wel besluiten tot behoorlijk onderhoud om dit leeg staan te voorkomen. Spreker herinnert er het College aan, dat er ook nog zoo iets bestaat als: de vrije woningmarkt en het particulier initiatief in deze. Kan het College in dit geval niet onder handelingen openen met dezen eigenaar over het leenen van het bedrag, dat de gemeente thans cadeau wil doen? Spreker acht het niet noodig, maar het is mogelijk een brug tusschen den Wethouder en spreker. De huuropbrengst van deze panden bedraagt 13.500. per jaar. Met een dergelijke opbrengst zou elke exploitant van huizen buitengewoon tevreden zijn. Moet men niet tegenstaande dit feit toch schenkingen gaan doen van derge lijke bedragen? Spreker zou dit in hooge mate betreuren. Alléén de huurverhooging van 55 cent per week voor deze uitgave van 6.000.(het is 9.000.maar het cadeautje van 3.000.gaat er af) zou een meerdere inkomst geven .van 1.600.per jaar. De heer Lombert En het duinwater dan? De heer Parmentier had begrepen, dat de verhooging 55 cent per week zou bedragen. Spreker kan niet zou gauw een schatting maken betreffende het duinwater, maar hij weet zonder verdere becijfering, dat deze schenking van 3.000,zeer gunstig is, in dit geval veel te gunstig. Spreker meent, dat deze aangelegenheid niet voldoende is doordacht. Dat kan gebeuren, dat is niet erg, maar laat men dan liever ten halve keeren dan ten heele dwalen. Spreker acht een dergelijke schenking inderdaad ten heele gedwaald en hij hoopt dan ook, dat de Raad dit voorstel niet zal aanvaarden. De heer Lombert wil een ander geluid doen hooren dan de heer Parmentier. Men moet toch de circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken, waarvan dit voorstel een uitvloeisel is, meer zien in de groote lijn, n.l. als zijnde in het belang van de verbetering van de volkshuisvesting. Wanneer in Leiden spreker laat dit incidenteele geval buiten beschouwing aan deze circulaire van den Minister Premie v. woningverbetering Voorstraat; overneming in (Lombert e.a.) eigendom van Voorstraat. geen gevolg wordt gegeven, is dit niet bevorderlijk aan de verbetering van de volkshuisvesting, omdat dan zeer vele slechte woningen slechte woningen zullen blijven tot het bittere einde toe, totdat zij bij tijd en wijle voor onbewoon baarverklaring in aanmerking komen. En dan zullen zij de gemeente heel wat meer geld kosten dan thans voor deze premieregeling uitgegeven moet worden. Spreker acht het standpunt van den heer Parmentier toch wel zeer uit de oude doos. Spreker heeft nog nooit gehoord, dat de heer Parmentier of de Anti-Revolutionnaire Partij bezwaar maakte tegen of weigerde medewerking te verleenen aan de totstand koming van steunmaatregelen op een ander terrein. Wijzen zij, vraagt spreker, de steunverleening aan de veehouderij af, omdat rijke en koopkrachtige boeren er van profiteeren? Of in dit geval de huiseigenaar kapitaalkrachtig is, kan spreker niet beoordeelen; er zijn echter zeer vele eigenaren van dergelijke woningen, die het in het geheel niet zijn. Spreker ziet niet in, waarom tegen den voorgestelden maatregel veel bezwaar bestaat, indien daardoor wordt be reikt, dat de gemeente voor grootere uitgaven op het gebied van de volkshuisvesting wordt gespaard en een aantal woningen beter bewoonbaar worden. In de Commissie van Fabricage, die het voorstel van het College ampel heeft besproken, heeft de heer Schüller enkele bezwaren er tegen geopperd, maar indien spreker zich niet vergist, heeft de heer Schüller daarbij zijn stem over dit voorstel niet afhankelijk gemaakt van de vraag, of al dan niet de eisch van den bouw van een keuken in de voorwaarden zou worden opgenomen. Het is voor de Raads leden buitengewoon moeilijk te beoordeelen, of in deze panden een keuken moet worden gemaaktde huizen kunnen zoo zijn ingericht, dat het bouwen van een keuken niet noodzakelijk moet worden geacht. Spreker blijft dit voorstel steunen, omdat hij daarin ziet een middel tot belangrijke verbetering van de volkshuis vesting, wat ook in de binnenstad van zeer groot belang zal kunnen zijn, waar zeer vele huizen staan, die, zoo zij al niet voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen, dan toch voor bewoning minder geschikt zijn. Het is in strijd met de feiten, indien men het doet voor komen, dat de huiseigenaren een cadeautje krijgen, daar zij zelf een belangrijk deel van de kosten voor hun rekening moeten nemen en den huurders slechts een zeker percentage van de onkosten in rekening mogen brengen. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Schüller aan diens voor stel (zie bl. 80) heeft toegevoegd de woorden„dochdatinbijzon- dere gevallen van deze voorwaarde kan worden afgeweken"1 De heer Eikerbout heeft zich aan het rekenen gezet en is daarbij tot de conclusie gekomen, dat de weekhuur van 5.15 beduidend hoog is en met ten minste 0.25, zooal niet 0.30, dient te worden verlaagd. De totale kosten zullen bedragen 9.905.8.905.plus 1.000.voor de verbeteringen van de bestrating), waarvan ongeveer 6.000.komt ten laste van de aanvraagster. Door de veranderingen, welke hiervoor worden aangebracht, zullen de huizen zeker nog wel 20 of 25 jaar kunnen blijven staan; zij staan thans nog niet op instorten. Zou men thans werkelijk kunnen verwachten, dat de huizen ook na aanbrenging van de verbeteringen over 10 jaar niets meer waard zullen zijn, dan zou spreker zich met de genoemde huurverhooging kunnen vereenigen; nu acht hij den huurprijs van ƒ5.15 echter absoluut te hoog, waarom hij zijn stem aan het voor stel niet zal geven, indien de verhooging niet tot ongeveer 0.30 per week wordt teruggebracht. De heer Wilbrink erkent, dat aan den Wethouder zachtjes aan heel wat gaat mankeeren, maar kan verklaren, dat zijn ruggegraat nog tamelijk goed in orde is en de versterking, welke de heer Parmentier wilde verleenen, niet behoeft. Ook wanneer de heer Parmentier zitting had gehad in de Commissie van Fabricage, zou dit aan sprekers standpunt niet veel veranderd hebben. Men kan van zijn invloed in dit opzicht een hoogen dunk hebben, maar men moet zich zelf niet overschatten. De heer Parmentier acht tegenover de uitgave van 6000.die door de eigenaren aan deze woningen ten koste wordt gelegd, een hoogere huuropbrengst van 1600. per jaar bovenmatig veel, maar het grootste gedeelte van die verhooging gaat dan toch weg aan de waterleidinghet bedrag, dat daaraan betaald moet worden, is 18.per jaar, het kraantje in de gang kost 5.50 per jaar, zoodat de ver hooging per perceel 12.50 per jaar bedraagt. Men heeft een berekening gemaakt, vóór het intreden van de prijs-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 20