80 MAANDAG 6 MEI 1940. Premie v. woningverbetering Voorstraat; overneming in (Groeneveld e.a.) eigendom van Voorstraat. aan het einde van de straat een verbinding met de Sumatra- straat tot stand te brengen. De lieer Schiiller heeft bij de voorbereiding van dit voor stel reeds het zijne daarover gezegd. De heer Parmentier zal dan ook in de stukken gelezen hebben, dat de Minister een twijfelachtige houding aanneemt; immers, ten aanzien van de eene gemeente staat hij toe, dat onder de voor waarden wordt opgenomen een bepaalde huurprijs na de verbouwing van de woningen, terwijl hij daartegen ten aan zien van andere gemeenten, zooals Leiden, waar aanvankelijk zelfs bepalingen voorgesteld waren betreffende aflossing en dergelijke, bezwaar maakt. Sprekers bezwaar tegen dit voorstel is, het volgende. Onder de concept-voorwaarden was oorspronkelijk o.a. opgenomen de bepaling, dat er in de woningen een keuken moest zijn; tegen die voorwaarde heeft de Minister geen bezwaar gemaakt. In het latere voorstel heeft het College echter het woord „keuken" geschrapt en vervolgens zijn de ontwerp-voorwaarden opnieuw door den Minister goed gekeurd. Daartegen maakt spreker ernstig bezwaar. In geen enkele gemeente is weggelaten de voorwaarde, dat om in aanmerking te komen voor toekoming van premie de woningen voorzien moeten zijn van een keuken; het is spreker een raadsel waarom deze voorwaarde in Leiden weggelaten is. Uiteraard wordt de premie alleen aangevraagd voor woningen, die toch niet al te schitterend zijn. Het gemeentebestuur moet eenigszins aan dergelijke aanvragen om premie wel voldoen, want wanneer het zou weigeren te voldoen aan een aanvrage, die volgens het oordeel van den Minister alle waarborg geeft, dat de premie ook inderdaad aan het gestelde doel ten goede zou komen, dan loopt dat gemeente bestuur de kans, dat de Regeering dan zou weigeren verder gelden voor woningbouw ter beschikking te stellen. In zekeren zin is de Raad dus wel eenigszins gedwongen om overeenkomstig deze circulaire van den Minister te handelen. Spreker is ook werkelijk geen bewonderaar van dezen gang van zaken, maar wanneer de gemeente daartoe dan moet overgaan, dan zou spreker in elk geval toch zooveel mogelijk bepalingen willen vaststellen, die waarborgen dat die te verbeteren woningen ook behoorlijke arbeiderswoningen zullen worden. Er zijn in Leiden toch al zoovele woningen, die geen keuken hebben; wanneer men nu nog premie gaat toekennen voor de verbetering van woningen, zonder daaraan de voorwaarde te verbinden, dat de woningen van een keuken voorzien moeten worden, dan maakt men daar mede die zaak niet beter. Er zijn, vooral in de binnenstad, in Leiden nog vele oude woningen zonder afzonderlijke keuken, waarin dus in de huiskamer gekookt moet worden. Men kan natuurlijk daarin niet altijd verbetering brengen, maar wanneer nu een eigenaar voor een aantal woningen zonder keuken premie voor verbetering daarvan aanvraagt, dan heeft men het in de hand, deze verbetering te doen aanbrengen. Daarom heeft spreker er ernstig bezwaar tegen, welk bezwaar hij ook reeds op een andere plaats geuit heeft, dat in afwijking van het oorspronkelijke voorstel het woord „keuken" geschrapt is uit de concept-voorwaarden. Spreker zal den Raad daaromtrent een uitspraak vragen. Er is gezegd: ieder geval wordt op zich zelf bekeken. Inderdaad bestaat de mogelijkheid, dat het door omstandig heden moeilijk is, den eisch van een afzonderlijke keuken te handhaven, of dat een huiskamer wel zoo groot is, dat het niet zoo bezwaarlijk is daarin ook te koken, maar spreker zag dien eisch liever in de voorwaarden vastgelegd. Hij heeft de voorwaarden daaromtrent van verschillende ge meenten opgevraagd; deze voorwaarden zijn in alle ge meenten verschillend, maar in elke gemeente is de eisch gesteld, dat er een aparte keuken moet zijn. In verband met een en ander dient spreker thans een voorstel in. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Schiiller, luidende: „Ondergeteekende stelt voor te besluiten, dat in de voor waarden betreffende beschikbaarstelling van Rijk en gemeente van premies ter verbetering van arbeiderswoningen wordt opgenomen, dat om voor premie in aanmerking te komen een keuken in de woning aanwezig moet zijn." De heer Huurman is het ditmaal eens met den heer Schiiller, dat men een woning niet verbetert, indien men daarin geen keuken bouwt en de bewoners moeten koken hetzij in de huiskamer, hetzij in een kleine ruimte, die men van de gang heeft afgescheiden. De heer Parmentier verliest geheel uit het oog, dat indien Premie v. woningverbetering Voorstraat; overneming in (Huurman e.a.) eigendom van Voorstraat. van Overheidswege geen geld ter verbetering van deze particu liere woningen beschikbaar wordt gesteld, zij binnen afzien- baren tijd onbewoonbaar zullen kunnen worden verklaard. Wanneer men zegt, dat dit ten nadeele van de particuliere eigenaren zal komen, verliest men uit het oog, dat veel eigenaren in buitengewoon moeilijke omstandigheden ver- keeren. Op het oogenblik verleent men allerwegen steun, o.a. aan den landbouw en de veeteelt. In den gedachtengang van den heer Parmentier doorredeneerende zou men het zonde moeten vinden, den werkloozen steun te verleenen. Zou het inderdaad zoo erg zijn, vraagt spreker, indien men een groep steunde, die werkelijk in grooten nood verkeert? Het groote sociale voordeel van dezen maatregel is bovendien, dat men de volkshuisvesting verbetert, doordat woningen, welke thans minder geschikt voor bewoning zijn, daarvoor wel geschikt worden, waaraan voor de Overheid het voordeel is verbonden, dat zij in de toekomst minder geld dan anders voor woningbouw beschikbaar behoeft te stellen. De heer Wilbrink zegt, dat men merken kan, dat de heer Parmentier een tijdje uit de practische politiek is geweest en dat hij daarom ook zijn theoretische kennis in dit opzicht niet heeft bij gehouden, waar hij mededeelde, pas later tot de ontdekking gekomen te zijn, dat er een circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken is uitgegaan, die op deze materie betrekking had. Ware hij lid van den Raad gebleven, dan zou hij geweten hebben, dat die circulaire er was en dan zou hij waarschijnlijk zich over dit voorstel niet verwonderd hebben. Het College en ook de Raad staan tegenover die circulaire niet geheel vrij. Het gemeentebestuur moet ernstig rekening houden met de beschikkingen van de Overheid, die boven het College van Burgemeester en Wethouders staat; als lagere gezagsdrager doet het gemeentebestuur dit gaarne; daaraan moet het zijn medewerking verleenen. Nu kan men zoo'n regeling vinden sympathiek, minder sympathiek en ook antipathiek. Spreker kan zich voorstellen, dat de heer Parmentier, wanneer hij Wethouder was geweest, antipathiek tegenover deze regeling had gestaan, maar dat hij misschien toch voor de macht van de feiten was bezweken en zich op het standpunt had gesteld, dat hier groote belangen op het spel staan en dat men zich moet afvragen, wat men hier te doen heeft. In de eerste plaats stelt de Minister eischen ten aanzien van de woningvoorziening en in de tweede plaats worden hiermede ook sociale belangen gediend. Vaststaat dat het voor het College moeilijkheden zou geven, wanneer het deze circulaire zonder meer naast zich neergelegd had. Voorts is het inderdaad juist, dat er ook in Leiden nog een aantal woningen zijn, die nog bewoond worden, maar waarvan verbetering in het algemeen wenschelijk genoemd kan worden, welker eigenaren door den teruggang in waarde van hun perceelen nauwelijks in staat zijn hypotheekrente en de op deze perceelen drukkende lasten op te brengen en zeker niet de noodige gelden kunnen vinden om deze gewenschte verbeteringen tot stand te brengen. Waar nu een goede woningvoorziening voor Leiden een groot sociaal belang is en waar het tevens een materieel belang is te voorkomen, dat woningen tot krotten vervallen de bouw van woningen voor arbeiders en daarmede gelijk te stellen inwoners brengt voor de gemeenschap belangrijke kosten of risico's mede is het gewenscht om aan deze regeling medewerking te verleenen. En wanneer het gemeentebestuur dan een plan wordt voorgelegd, waardoor men kan voor komen, dat inderdaad bepaalde woningen over vijf of ten hoogste tien jaren tot krotwoningen kunnen worden be stempeld, hetgeen ook voor de gemeenschap weer de noodige kosten zou meebrengen, dan kan door de gemeentelijke Overheid beter een offer worden gebracht om dit te voor komen. Het College heeft daarom unaniem dit voorstel aan den Raad gedaan in de hoop en in het vertrouwen, gegrond op die overwegingen, dat de Raad het ook zal aanvaarden. Na de verbetering der huizen zal de huur der woningen, die op het oogenblik 4.40 per week is, 4.75 zijn, in welk bedrag dan ook begrepen is 0.25 a 0.35 voor water; de z.g. tapkraan zal worden vervangen door een behoorlijke waterleiding boven den gootsteen. Tegenover de vraag van den heer Groeneveld, of in deze doodloopende straat zulke breede trottoirs noodzakelijk zijn, zou spreker de vraag kunnen stellen, of men daar wel een breeden rijweg noodig heeft. Intusschen geeft spreker toe, dat twee auto's elkaar moeten kunnen passeeren, waarom hij den Directeur van Gemeentewerken zal opdragen elk trottoir 30 c.M. (de breedte van een tegel) smaller te maken. Overigens leveren de breede trottoirs geen bezwaar op; zij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 18