MAANDAG 6 MEI 1940. 77 Medewerking aan centrale werkverruimingsobjeeten. (Y'oorzitter e.a.) Wethouders in overweging gegeven machtiging geformuleerd in hun schrijven van 26 April 1940 No. 68 onder b, slechts te verleenen onder voorwaarde, dat zonder uitzondering steeds de Commissie voor de Werkverschaffing wordt gehoord. Daartoe ware te hesluiten Burgemeester en Wethouders te machtigen voor den vervolge deze gemeente te doen mede werken aan centrale werkverruimingsobjeeten, ten aanzien waarvan de Minister van Sociale Zaken heeft goedgekeurd, dat daaraan Leidsche werkloozen worden tewerkgesteld, onder voorwaarde dat in alle gevallen, alvorens een beslissing wordt genomen, de Commissie voor de Werkverschaffing wordt gehoord en de Baad steeds van het oordeel dier Com missie in kennis wordt gesteld." De heer van Eek constateert, dat het gemeentebestuur ten opzichte van de werkverschaffing in een soort van dwangpositie verkeert; het kan niet weigeren zijn mede werking te verleenen aan door het Bijk ondernomen objecten en kan dan, zooals is gebleken, nagenoeg geen invloed op de arbeidsvoorwaarden uitoefenen. Spreker wenscht het alsnog te noemen „werkverschaffing", al leest men telkens „werkverruiming", waaronder eigenlijk iets anders moet worden verstaan. Bij werkverruiming wordt werk verricht onder de gewone arbeidsvoorwaarden, meermalen beschermd door collectieve contracten; bij werk verschaffing worden de arbeidsvoorwaarden eenzijdig door de Begeering bepaald, terwijl de arbeiders vrij wel rechteloos zijn. In dit geval zal spreker zich niet tegen het voorstel sub a verzetten, al betreurt hij het met den heer Snel, dat niet vooruit het oordeel van den Baad is gevraagd, zij het dan ook, dat dit ten gevolge van een misverstand niet is ge schied; spreker hoopt, dat dergelijke misverstanden tot de groote uitzonderingen bepaald blijven. Bovendien is men met het werk aangevangen, zoodat het weinig zin zou hebben, zich tegen dit gedeelte van het voorstel te verzetten. Wel heeft spreker ernstig bezwaar tegen het verleenen van een algemeene machtiging aan het College. Het is ge- wenscht, dat de dwangpositie niet sterker gemaakt wordt, dan inderdaad noodig is. Degene, die de uiteenzetting van den heer Snel heeft gehoord en eenig gevoel voor zijn medemenschen bezit, zal het met spreker eens zijn, dat de tegenwoordige arbeids voorwaarden van de werkverschaffing niet te verantwoorden zijn. Het is toch inderdaad onbehoorlijk, wanneer menschen, die daar aan het werk worden gezet, die niet vrijwillig kunnen werken, maar die moeten werken, onder dergelijke arbeids voorwaarden den arbeid moeten verrichten. Spreker is overtuigd, dat het College alles doet om te maken dat die arbeidsvoorwaarden redelijk zijn, maar de ervaring heeft geleerd, dat het weinig geeft. Het eenige middel om te maken, dat er inderdaad geen onbehoorlijke arbeidsvoorwaarden zijn en dat zooveel mogelijk indien ze er zijn, daaraan een einde wordt gemaakt, is het inroepen van de openbare meening, die gelukkig in een democratisch land als Nederland nog eenige beteekenis heeft. Nu heeft de behandeling in den Baad dit voor, dat daarop in het openbaar de aandacht kan gorden gevestigd. Men kan zijn schouders er over ophalen en zeggen: wat geeft het, maar men heeft dan toch zijn plicht gedaan. Wanneer men weet, dat de ingezetenen van de gemeente gedwongen worden op dergelijke voor waarden arbeid te verrichten, en men vindt dat onbehoorlijk, dan is het de plicht van den Baad dit uit te spreken, in de verwachting dat degenen, die dit hooren, daarmede ook zullen instemmen en dat aldus de openbare meening zal worden gevormd, die dit veroordeelt. Om die reden is spreker dus huiverig, om aan het College een algemeene machtiging te geven. De zaak verandert daardoor niet; de Baad kan evenmin als het College verandering brengen in de arbeids voorwaarden, maar de Baad mag zich zelf toch niet de gelegenheid ontnemen om zich uit te spreken, wanneer onder onbehoorlijke arbeidsvoorwaarden moet worden gewerkt. Nu zegt de Wethouder namens het College, dat er spoed- eischende gevallen kunnen zijn, waarin het een onmogelijk heid is, den Baad te hooren. Spreker moet dit in redelijkheid erkennen en hij stelt daarom voor, deze terminologie van den Wethouder ook in het voorstel zelf op te nemen en het voorstel dus zoodanig te wijzigen, dat de Baad in spoed- eischende gevallen aan het College de machtiging verleent om zelf te bepalen, dat het werk moet worden uitgevoerd. In wezen komt er dan geen verandering, maar dan heeft men toch eenigen waarborg; wanneer jeen bepaalde zaak dan spoed- eischend is, spreker hoopt, dat het niet noodig zal zijn, maar het kan voorkomen dan kan het College optreden. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van den heer van Eek, luidende: Medewerking aan centrale werkverruimingsobjecten. (Voorzitter e.a.) „Ondergeteekende stelt voor, om in sub b van Ingekomen Stuk No. 68 de woorden „voor den vervolge" te vervangen door: „in spoedeischende gevallen"." De heer Snel heeft niet den indruk gehad, dat de toe zegging, door den heer Wilbrink in de vergadering van 12 Februari 1940 gedaan, alleen zou slaan op van gemeente wege uitgevoerde werkverschaffingsobjecten; spreker heeft den indruk gehad, dat deze toezegging algemeen zou gelden en deze indruk wordt vermoedelijk ook wel door den Baad gedeeld. De heer van Stralen heeft de door spreker geuite klacht over de loonen in de werkverschaffing onderschrevenhierop behoeft spreker dus niet verder in te gaan. Spreker weet, dat door het College veel is gedaan om aan de verkeerde toestanden, die in de werkverschaffing heerschen, een einde te maken en spreker wil daarover zijn waardeering uit spreken. Het is spreker echter ook bekend, dat de vele pogingen om aan de verkeerde toestanden een einde te maken bitter weinig resultaat hebben gehad. Hoewel spreker met genoegen heeft vernomen, dat physiek niet geschikte arbeiders in den vervolge niet meer naar de werkverschaffing zullen worden gezonden, acht hij het een treurig verschijnsel, dat alleen de physiek geschikte arbeiders in de werkverschaffing aan het basis-uurloon kunnen toe komen. Naar sprekers meening moest de toestand zoo zijn, dat de physiek ongeschikte arbeiders het basis-uurloon kunnen bereiken en de physiek geschikten bovendien de 10 waarmede men boven het basis-uurloon mag uitgaan, ontvangen. Het gaat in dezen niet om een enkele ploeg, maar om een veel grooter aantal arbeiders; van de 729 arbeiders, die in totaal gedurende de laatste 6 weken bij de werkverschaffing „vliegveld-Valkenburg" waren geplaatst, konden 209 of ca. 30 niet aan het basis-uurloon toekomen. Spreker kan zich niet vereenigen met de toezegging van den Wethouder, dat indien eenigszins mogelijk over een eventueele uitzending van arbeiders naar de werkverschaf fing het oordeel van den Baad zal worden gevraagd. Men zou telkens, wanneer een uitzending had plaats gehad, daarover discussies in den Baad krijgen. Dat het amendement- Idenburg evenmin de oplossing brengt, is kortgeleden ge bleken, toen de Commissie voor de Werkverschaffing unaniem van oordeel was, dat de rioleering en de bestrating van de Da Costastraat als normaal werk dienden te worden uit gevoerd en het College desondanks voorstelde ze in werk verschaffing te doen uitvoeren. Bovendien ligt naar sprekers oordeel de verantwoordelijkheid voor deze zaken niet bij de Commissie, maar bij den Baad. Spreker zal dan ook .tegen het amendement-Idenburg stemmen. Met het amendement-van Eek kan spreker zich ver eenigen, mits niet de spoed van het werk beslist, maar alleen de vraag, of een voorstel betreffende een dergelijk werk niet tijdig door den Baad kan worden behandeld; tegenwoordig heeft men immers bij de werkverschaffing alleen spoedwerk, maar spreker kan zich er alleen dan mede vereenigen, wanneer er voor het College, door het te laat indienen van de zaak door den Bijksdienst voor de Werkverruiming, geen overleg met den Baad meer mogelijk was. Wanneer het College het in dien geest wil opvatten, kan spreker zich met het amendement-van Eek vereenigen. De heer Idenburg is gaarne bereid de gedachte van den heer van Eek over te nemen en zijn amendement in dezen zin te wijzigen, dat de woorden „voor den vervolge" worden vervangen door „in spoedeischende gevallen". Spreker is het geheel eens met den heer van Eek, dat het College zich ten aanzien van vragen van werkverschaffing dikwijls in een dwangpositie bevindt; in vele gevallen moet spoedig een beslissing genomen worden. Ten aanzien van de voorwaarden, waaronder gewerkt wordt, kan het College zeer weinig bereiken en is het ge bonden aan de algemeene regelen, daarvoor gesteld. Nu zegt de heer Snel, dat het hooren van de Commissie voor de Werkverschaffing op zich zelf geen oplossing zal brengen; spreker gelooft echter, dat men bij aanneming van zijn amendement, aangevuld in den geest als spreker zooeven aangaf, wel degelijk een stap verder zal komen. De Wethouder heeft eenigszins aarzelend en naar sprekers meening niet krachtig genoeg medegedeeld, dat voor groote objecten en voor objecten, ten aanzien waarvan de tijd de mogelijkheid daartoe open laat, de Baad steeds zal worden gehoord. Het gaat er hier echter om of in spoed eischende gevallen spoedeischend te verstaan in dezen zin, dat het hooren van den Baad niet mogelijk is, omdat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 15