72 MAANDAG 6 MEI 1940. Verordening-wilde dieren. (Eskens e.a.) Idenburg, van Welzen, van der Heijden, Key, van Rosmalen, van Eek, van Dijk, Beekenkamp, mevrouw Braggaar, de heeren Eikerbout, Lombert, Koole, Yerweij, van Stralen, Tepe en Wilmer. Tegen stemmen: de heeren Groeneveld, van Bemmelen, Donders, Eskens, Snel, Tobé, Riedel, Jongeleen, Piena en Bergers. (De heeren Veenendaal, Schüller, W ilbrink, Oostveen en Huurman waren tijdens deze stemming tijdelijk afwezig). XXV. Voorstel om ten behoeve van de aanschaffing van luchtafweergeschut a. een bedrag ad 125.000.beschikbaar te stellen; b. een garantie te verleenen voor het thans nog ontbrekende gedeelte van de aanschaffingskosten tot ten hoogste 14.000.—. («6) De heer Eskens zegt, dat het, nu de gemeente 125.000. heeft bijgedragen in de aanschaffing van luchtafweergeschut, moeilijk is de nu gevraagde 14.000.te weigeren. Spreker blijft echter betreuren, dat geen stukken van zwaarder kaliber worden aangeschaft. Blijkens de berichten in de couranten wijst de practijk steeds uit, dat stukken van 2 cM. kaliber absoluut onvoldoende zijn. De vliegtuigen vliegen veel hooger dan 1000—1800 M., juist om het afweer geschut te ontgaan. Is het nog niet mogelijk, vraagt spreker, in plaats van geschut van 2 cM., stukken van zwaarder kaliber aan te schaffen en zou de Commissie voor den Lucht afweer dit nog willen overwegen? Op vragen omtrent den termijn van levering kan de Voorzitter natuurlijk geen antwoord geven, maar spreker vreest, dat het toch zeker 1941 zal worden, voordat het geschut geleverd zal worden. Bovendien duurt het tenminste vier maanden, voordat het bedieningspersoneel zal zijn afgericht. Ondanks deze be zwaren zal spreker toch voor dit voorstel stemmen. De heer van Eek heeft bij het uitbrengen van zijn stem over het eerste voorstel tot het verleenen van een bijdrage voor de aanschaffing van luchtafweergeschut geaarzeld tenslotte heeft hij voor dat voorstel gestemd, maar zonder eenige warmte, omdat zijn bezwaar was, dat men in den tegenwoordigen tijd het geld zeer noodig heeft voor andere, naar zijn meening ook noodige doeleinden, terwijl de beschik baarstelling van dat geld toch niet voldoende bescherming verstrekte. Wanneer spreker echter nu wederom zijn stem moest uitbrengen, zou hij weer voor stemmen, geleid vooral door de overweging, dat spreker niet de verantwoordelijk heid op zich durft nemen, dat van gemeentewege niet het mogelijke wordt gedaan om het gevaar zooveel mogelijk te voorkomen. Spreker heeft er echter wel bezwaar tegen, om nu weer verder te gaan. Er wordt niet rechtstreeks een bedrag van ƒ14.000.gevraagd; er wordt slechts een garantie voor dit bedrag gevraagd, maar ieder begrijpt dat wanneer de gemeente die garantie geeft, de particulieren zeer moeilijk te bewegen zullen zijn nog meer geld beschik baar te stellen. Wanneer men nu volstaat met het reeds toegestane bedrag, dan beteekent dit dus, dat toch wel lucht afweergeschut wordt aangeschaft, zij het niet in die mate als noodig wordt geoordeeld. Psychologisch is dan echter toch geruststelling verkregen; in dit opzicht maakt het niet zoo heel veel verschil, of het geschut zus of zoo wordt aangeschaft of hier of daar staat opgesteld. Door luchtafweergeschut wordt toch niet afdoende be scherming verkregen, maar men weet dat, wanneer er hier bombardementsvliegtuigen komen, dan van gemeentewege geschut gereed staat om de bevolking te verdedigen. In aanmerking nemende de berooide omstandigheden, waarin de gemeente verkeert, heeft spreker er bezwaar tegen dit bedrag met ƒ14.000.te verhoogen; hij zal dus zijn stem tegen dit voorstel uitbrengen. De heer Oostveen handhaaft, met onderstreping van het betoog van de heeren van Eek en Eskens, zijn bezwaar, dat geschut van een kaliber van 2 cM. absoluut onvoldoende is en kan zelfs nu nog niet de vrijheid vinden, voor het voorstel te stemmen. De Voorzitter acht het niet raadzaam, in te gaan op de gedachte van den heer Eskens. Met de terugwijzing van de zaak naar de betrokken Commissie zou zeer veel tijd zijn gemoeid, die vrijwel onnoodig zou worden verknoeid, omdat in het algemeen erkend wordt, dat het afweergeschut beter is, naarmate het grooter kaliber heeft. Het College durfde niet ingaan op het denkbeeld om geschut van zwaarder kaliber aan te schaffen, omdat het meende de hooge kosten daarvan Luchtafweergeschute.a. (Voorzitter e.a.) niet te kunnen verantwoorden. De Raad heeft op voorstel van het College besloten genoegen te nemen met geschut van een kaliber, dat een zekere mate van bescherming geeft en voor de gemeente betaalbaar is. De geheele zaak zou stranden, indien men nu geschut van zwaarder kaliber wilde aanschaffen; de Raad zou immers niet bereid zijn de zeer groote bedragen te voteeren, welke daarvoor noodig zouden zijn. Omtrent den termijn van levering kan spreker geen zeker heid verschaffen. De betrokken autoriteit, generaal Carstens, heeft spreker echter verzekerd, dat geregeld geschut wordt geleverd. De levering geschiedt van Zwitserland uit en men kan verwachten, dat binnen niet te langen tijd het geschut in Leiden zal zijn. Indien de Raad dit voorstel aanneemt, zal, zoodra Gede puteerde Staten hun goedkeuring er aan hebben gehecht, oefengeschut te Leiden worden geplaatst, zoodat het be dieningspersoneel getraind kan worden. De Raad zal verstandig handelen met den luchtafweer zoo goed te maken als hij zijn kan. Het ontworpen plan bevat 6 batterijen, elk van 2 stukken geschut van 2 cM. kaliber. Neemt de Raad dit voorstel niet aan, dan zullen slechts 5 batterijen kunnen worden aangeschaft. Volgens den heer van Eek zal daarmede aan den psychologischen eisch zijn voldaan, omdat men dan weet, dat Leiden een afweer heeft. Spreker kan zich met deze gedachte niet vereenigen. Bij het ontwerpen van het plan meende men, dat 6 batterijen het minimum was, waarmede men iets zou kunnen doen en daarom moet men over het bedrag van 14.000.heen stappen. Het bedrag van 14.000.— is bedoeld als garantie, maar spreker is het met den heer van Eek eens, dat het niet is uitgesloten, dat de burgerij nu van meening zal zijn, dat zij niets meer behoeft te doen. De Luchtafweer-Com missie-Leiden heeft spreker medegedeeld, dat zij hoopte op een andere wijze een zeker bedrag te zullen bijeenkrijgen en spreker spoort haar aan ook in dit opzicht haar best te blijven doen. Spreker acht het niet uitgesloten, dat de Com missie tot op zekere hoogte in deze poging zal slagen en zou het bejammeren, indien men op het minimum, dat eeniger- mate voldoende is om Leiden eenige bescherming te geven, ging beknibbelen door de garantie van 14.000.niet te verleenen. Het is naar sprekers oordeel gewenscht, dat de Raad het voorstel in zijn geheel aanneemt. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig punt, a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Punt, b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 22 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Veenendaal, Parmentier, Schüller, Wilbrink, Groeneveld, Huurman, Idenburg, van Bemmelen, van Welzen, Donders, van der Reijden, van Rosmalen, Eskens, Snel, Tobé, Beekenkamp, Eikerbout, Lombert, Verweij, Tepe, Bergers en Wilmer. Tegen stemmen: mevrouw de Cler, de heeren Oostveen, Key, van Eek, Riedel, van Dijk, Jongeleen, mevrouw Brag gaar, de heeren Piena en Koole. (De heer van Stralen was bij deze stemming tijdelijk afwezig.) XXVI. Voorstel inzake liet aan het beheer en de exploitatie van de Sportstichting onttrekken van liet terrein gelegen achter „Pomona", kad. bekend gemeente Leiden, Sectie P No. (>57. De heer Donders heeft bezwaren tegen dit voorstel. Het eerste bezwaar is van algemeenen aard. Een van de voor naamste argumenten, zooal niet het voornaamste, voor de oprichting van de Sportstichting en het brengen van de verschillende sportobjecten in exploitatie bij de Sportstichting is geweest, dat er eenheid in die exploitatie moest komen. Te dien aanzien heerschte er een onoverzichtelijke toestand; vele diensten van de gemeente waren daarbij betrokken. Men achtte dit onjuist en men heeft de Sportstichting in het leven geroepen om eenheid te brengen; sportorganisaties, die gegadigden waren naar een sportobject, konden zich voortaan wenden tot de Sportstichting als het eenig lichaam, dat met de exploitatie belast was. Die eenheid is bereikt en nu gaat men daaraan weer afbreuk doen door het terrein achter „Pomona" aan de exploitatie door de Sportstichting te onttrekken. Men krijgt nu weer den vroegeren onoverzichte- lijken toestand terug. Voor het eene object zal men voortaan weer bij de Sportstichting moeten zijn, voor een ander object bij de gemeente. Wat men ongewenscht achtte, gaat men nu weer in het leven roepen. Daarmede is men prin-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 10