34
werkelijke kosten de beschikbaar gestelde
som van 53.000.met 5.422.welk be
drag eveneens in de verhouding van 2 tot 1 op
de begrooting moet worden geregeld. Zie de
verhooging van de volgnrs. 860a en 8605 van
den kapitaaldienst met resp. 3.614.67 en
ƒ1.807.33.
Aangezien de kosten van bovenbedoelde
vervanging in 25 jaar uit den gewonen dienst
worden afgelost moet de bijdrage aan den
kapitaaldienst met 216.88 (5.422.25)
worden verhoogd.
Zie ook de verhooging van volgn. 728 der
ontvangsten van den kapitaaldienst „Bij
drage van Hoofdstuk III van den gewonen
dienst" met 216.88.
Volgn. 319. Kosten van het geneeskundig
toezicht op de openbare en bijzondere scholen
De kosten ter zake, geraamd op 7.623.
bedragen 7.691.74, of 68.74 meer.
De overschrijding wordt in hoofdzaak ver
oorzaakt door de kosten ter voorziening in
eene vacature van verpleegster.
Volgn. 324. Afdracht van rechten als bedoeld
in art. 3, juncto art. 2 van het Koninklijk Be
sluit van 26 Juni 1937 (Stbl. n°. 850), tot uit
voering van de artikelen 13, lid 2, en 33 van de
Warenwet (Stbl. 1935 n°. 793)
De afdracht ter zake aan de gemeente
Haarlem, geraamd op 4.000.bedraagt
4.700.d. i. ƒ700.meer.
Zie de verhooging van volgn. 36 der ont
vangsten met eveneens ƒ700.
Volgn. 341. Rente van geldleeningen ten laste
van Hoofdstuk V komende
Zie de toelichting bij volgn. 283.
Volgn. 384. Kosten voortvloeiende uit de
overeenkomst van borgstelling voor de reken-
plichtige ambtenaren
De uitgaaf ter zake bedraagt op Hoofd
stuk VI ƒ36.50; geraamd was 35.
Volgn. 385b. Gratificatiën aan gemeente
ambtenaren bij gelegenheid van de vervulling
van hun 25-jarigen of 40-jarigen diensttijd
(nieuw volgnummer)
Voor de uitkeering van bovenbedoelde
gratificatiën is op volgn. 279 een bedrag van
200.uitgetrokken.
De uitgaven ter zake hebben over 1939
125.bedragen, welk bedrag op Hoofd
stuk VI behoort te worden verantwoord.
Vermits op Hoofdstuk II geen uitgaven
behoefden te worden gedaan, kan volgn. 279
met 200.worden verlaagd.
Zie de verlaging van dat volgnummer met
200.—.
Volgn. 393. Rente van geldleeningen ten laste
van Hoofdstuk VI komende
Zie de toelichting bij volgn. 283.
Volgn. 409. Rente van geldleeningen ten laste
van Hoofdstuk VII komende
Zie de toelichting bij volgn. 283.
Volgn. 412. Jaarwedden en wedden der
onderwijzers (O.G.L.O.)
De betrekkelijke uitgaven, geraamd op
228.550.bedragen 232.592.42, d. i.
4.042.42 meer.
Daarentegen kan volgn. 86 der ont
vangsten „Vergoeding van het Dijk: a.
krachtens art. 56 der Lager Onderwijswet
1920" met eveneens 4.042.42 worden ver
hoogd.
Zie de verhooging van dat volgnummer met
ƒ4.042.42.
Volgn. 413. Bezoldiging van de vakonder
wijzers (O.G.L.O.)
De uitgaven, geraamd op 8.190.heb
ben bedragen 8.304.80.
Volgn. 424. Teruggave van schoolgelden
(O.G.L.O.)
Over 1939 moet een bedrag van 135.57
worden gerestitueerd; de post was voor
„memorie" uitgetrokken.
Volgn. 431. Kosten ter zake van het verleenen
van een kindertoeslag aan gemeente-ambtenaren
en -werklieden
De ten laste van Hoofdstuk VIII 2
komende uitgaaf bedraagt 389.40een be
drag van ƒ300.was uitgetrokken.
68.74
700.—
1.301.20
1.50
125.-
7.633.69
1.301.20
4.042.42
114.80
135.57
89.40
Volgn. 433. Rente van geldleeningen ten laste
van Hoofdstuk VIII 2 komende1.301.20
Zie de toelichting bij volgn. 283.
Volgn. 436. Belooning der onderwijzers 54.86
De uitgaven ter zake bedragen voor het
openbaar vervolgonderwijs 2.284.86, d. i.
54.86 meer dan de beschikbaar gestelde som
van 2.230.
Volgn. 441. Jaarwedden en wedden der
onderwijzers (O.U.L.O.)408.01
De uitgaven, geraamd op 54.630.be
dragen 55.038.01, d. i. 408.01 meer.
Daarentegen kan volgn. 97 der ontvangsten
„Vergoeding van het Rijk: a. krachtens art.
56 der Lager Onderwijswet 1920" met even
eens 408.01 worden verhoogd.
Zie de verhooging van dat volgn. met
408.01.
Volgn. 449. Kosten van schoolbibliotheken
(O.U.L.O.)17.30
De uitgaven, geraamd op 75.bedragen
ƒ92.30.
Volgn. 452. Teruggave van schoolgelden
(O.U.L.O.)186.61
Over 1939 moet een bedrag van 186.61
worden terugbetaald; de post was voor
„memorie" uitgetrokken.
Volgn. 460. Andere uitgaven ter verzekering
van den goeden gang van het onderwijs 81.02
De voorziening in de vacature van hoofd
der Meisjesschool voor O.U.L. Onderwijs
vereischte eene uitgaaf van 81.02 aan reis
kosten, advertentiekosten enz.; de post was
voor „memorie" uitgetrokken.
Volgn. 474. Verdere kosten van het openbaar
buitengewoon lager onderwijs niet onder de
vorige volgnummers begrepen81.41
De voorziening in een vacature voor onder
wijzeres aan de school voor buitengewoon
lager onderwijs vereischte eene buitengewone
uitgaaf van 101.04 aan reiskosten voor het
bezoeken van sollicitanten, advertentiekos
ten enz.
Eene verhooging van den post met 81.41
is evenwel voldoende.
Volgn. 481. Jaarwedden en wedden 'der onder
wijzers (O. Voorber. L. O.)190.64
De uitgaven, geraamd op 13.215.bedra
gen 13.405.64, d. i. 190.64 meer.
De overschrijding is een gevolg van de
kosten van vervanging van onderwijzeressen
bij ziekte.
Volgn. 497. Belooning van onderwijzers voor
het waarnemen van de betrekking van hoofd
eener school op grond van hunne aanwijzing als
plaatsvervanger van het hoofd (B.G.L.O.) 107.
De uitgaaf ter zake bedraagt over 1939
107.de post was voor „memorie" uit
getrokken.
Volgn. 498. Vergoeding aan schoolbesturen
als bedoeld in art. lölbis der Lager-Onderwijs-
wet 1920 (B.G.L.O.)3.355.57
Het voorschot op de bovenbedoelde vergoe
ding voor vakonderwijzers over 1939 werd bij
Raadsbesluit van 20 Maart 1939 (Ingek.
Stukken n°. 45) vastgesteld op in totaal
14.767.79, terwijl, in verband met de afreke
ning over na te noemen jaren, ingevolge
Raadsbesluit van 22 Mei 1939 (Ingek. Stuk
ken n°. 82),' over 1936 alsnog 1.091.54 werd
uitgekeerd en, ingevolge Raadsbesluit van
28 Augustus 1939 (Ingek. Stukken n°. 135)
tenslotte over 1938 nog 16.24.
In totaal werd derhalve ten laste van den
dienst 1939 gebracht 14.767.79+1.091.54
16.24 15.875.57 of 3.355.57 meer dan
de beschikbaar gestelde som van 12.520.
Volgn. 499. Vergoeding van de kosten van
instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld
in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920
(B.G.L.O.)46.033.24
Bij Raadsbesluit van 20 Maart 1939
(Ingek. Stukken n°. 45) werd het voorschot
over 1939 op de vergoeding in de exploitatie
kosten vastgesteld op 98.572.terwijl, in
verband met de afrekening over na te noemen
jaren, ingevolge Raadsbesluit van 22 Mei
1939 (Ingek. Stukken n°. 82) over 1936 alsnog
ƒ45.721.70 werd uitgekeerd en, ingevolge