MAANDAG 8 APEIL 1940. Interpellatie-Veenendaalpropaganda voor openbare school. (Veenendaal.) is de laatste tientallen jaren sterk gegroeid, terwijl tevens sterk is verlevendigd het besef, dat landsverdediging meer is dan een schier overbodig kwaad dan wel een hopelooze zaak, maar eisch. Spreker legt tusschen het een en ander geen verband, maar constateert slechts een feit en verheugt zich over de bewustwording in zake de defensie bij sommige optimisten of ook wel defaitisten, onder wie weinig voor standers van het bijzonder onderwijs zijn. Spreker verheugt zich over de eenheid ten aanzien van de verdediging der volksvrijheden en -rechten, ondanks de verdeeldheid op het gebied van het onderwijs. Eenheid op het laatstbedoelde terrein acht spreker ideaal, mits zij geboren is uit een ge meenschappelijk aanvaarden van Gods woord als richtsnoer van 's menschen leven. Zij waarborgt geen volksvrijheid, maar bevordert, dat er desnoods voor gevochten wordt, ook zonder het regeeringspistool op de borst, zooals in staten van communistische of nationaal-socialistische eenheid meer dan waarschijnlijk wel het geval is. Eenheid is niet alles. Het is zeer te betreuren, dat de circulaire door haar kracht te zoeken in het grieven van andersdenkenden het saam- hoorigheidsbesef, de eenheid, welke zij roemt, zoo slecht bevordert. Er was voor spreker geen aanleiding dit in den Eaad ter sprake te brengen, indien het ging over propaganda voor de openbare of bijzondere school door particulieren, door groepen van ouders, die geen speciale verantwoordelijkheid tegenover de gemeente dragen en misschien soms op onverantwoordelijke wijze voor hun school propaganda voeren; het zou den Eaad niet aangaan. Het onderwerp van deze interpellatie raakt echter den Eaad. Strikt genomen is de heer van Schaik vertegenwoordiger van de gemeente; in zijn kwaliteit van hoofd eener school richt hij zich tot de ouders van kinderen in de buurt van die school. Indien het gemeentebestuur zich niet hiertegen verzet en niet tegen herhaling van het thans gebeurde waakt, is het daarvoor mede verantwoordelijk. Misplaatste propaganda, gevoerd door het personeel van openbare scholen, ook buiten deze circulaire om, moet met kracht worden tegengegaan. De circulaire geeft het zwart op wit, maar spreker vraagt zich af, wat bij huisbezoek zal worden verkondigd. Het moest trouwens volgens spreker niet voorkomen, dat ouders, die reeds jaren in Leiden wonen en direct een bijzondere school voor hun kinderen kozen, nog door openbare onderwijzers worden bewerkt. De gemeente behoort geen opzettelijke propaganda te maken voor de openbare school en moet geen partij kiezen in den strijd voor het openbaar of bijzonder onderwijs. De gemeente Amsterdam gaf een goed voorbeeld door in haar nieuwe blad in gelijke mate de aandacht op het openbaar en bijzonder onderwijs te vestigen. De gemeente heeft slechts tot taak te zorgen, dat er voldoende onderwijsgelegenheid is en daaraan bekendheid te geven, voor zoover zij zelf scholen in stand houdt. In deze opvatting ligt opgesloten een veroordeeling van de actie-van Schaik en gelijksoortige acties in woord en geschrift. Het zal misschien niet altijd mogelijk zijn precies uit te maken, of propaganda wordt gevoerd door personeel in zijn qualiteit, als representant van de gemeente; dikwijls echter wel. De beste propaganda voor de openbare school is onge twijfeld goed onderwijs, een goede opvoeding, door ver trouwen wekkende opvoeders, waarop bij benoeming scherp moet worden toegezien. Yoorzoover daarnaast ook propaganda door het personeel der scholen toelaatbaar is, behoort ze zich niet rechtstreeks te richten tegen de bijzondere school, behoort het personeel zich bewust te zijn, dat het in dienst der gemeente is en dat het de waardigheid en onpartijdigheid der gemeente moet hooghouden. De Wethouder dient zoo volledig mogelijk op de hoogte te zijn van hetgeen in woord en geschrift geschiedt, ook in het belang van het openbaar onderwijs. Zoowel de Wethouder als de Eaad heeft te be vorderen, dat dit onderwijs zoo goed mogelijk zij en niet in discrediet komt, ook niet bij voorstanders van het openbaar onderwijs, door een dergelijke propaganda. Het antwoord van den Wethouder gaat hierop slechts zeer summier in; het geeft alleen te kennen, dat deze strijd- metliode niet de instemming heeft van het College. De vierde vraag van spreker heeft blijkbaar eenig misverstand gewekt en, ten onrechte, bij den Wethouder bevreemding. Eenerzijds heeft spreker aangenomen, dat het College, en dus ook de Wethouder, niet goedkeurt de methode, die de heer van Schaik heeft gevolgd, anderzijds mag spreker ook wel aan nemen dat de heer Tepe geen vreemdeling is in Jeruzalem en dat hij wel weet, dat reeds jarenlang propaganda wordt gevoerd in Leiden voor de openbare school en dat die propa ganda dikwijls de grenzen van het toelaatbare bedenkelijk dicht nadert. Er geschiedt veel huisbezoek en juist omdat Interpellatie-Veenendaal; propaganda voor openbare school. (Veenendaal e.a.) de daaraan verbonden gevaren zoo groot zijn, heeft het personeel van de gemeentescholen, dat als zoodanig optreedt, namens de gemeente, daarbij wel een zeer groote onpartijdig heid en voorzichtigheid in acht te nemen. Op het terrein van de propaganda liggen voor dit personeel wel groote voetangels en klemmen. De Wethouder zal daarop scherp hebben toe te zien. Daarom kon spreker niet aannemen, dat dit was geschied zonder medeweten van den Wethouder of van de Afdeeling Onderwijs. Anderzijds was het buiten gewoon moeilijk om aan te nemen, dat dit was geschied met medeweten van den Wethouder. Men vindt dit terug in den tekst van de vraag: mocht zijn verzonden"; daarin ligt opgesloten: ik kan het bijna niet aannemen, maar ik heb gemeend toch zekerheid te moeten vragen. Nu die zekerheid er is, uit spreker toch zijn bevreemding, dat het mogelijk was. Dit gaat de perken te buitenNu moge dit geval op zich zelf staan, anderzijds staat voor spreker vast, dat derge lijke propaganda door personeel voor het bijzonder onderwijs niet gevoerd wordt, dat het ondenkbaar is dat zooiets zou geschieden met of zonder medeweten van de besturen der bijzondere scholen. De propaganda, door dit schoolhoofd gevoerd, is van dien aard, dat men te dien aanzien algemeene regelen moet stellen. Welke sancties, welke mogelijkheden van optreden zijn er bij herhaling van een dergelijke propa ganda? Spreker heeft nu gehoord van een ernstige berisping, maar wil gaarne vernemen, welke sancties er nog nader zijn en zal het antwoord op deze vraag afwachten, alvorens over te gaan tot de indiening van de volgende motie De Eaad, spreekt uit, dat de propaganda van het personeel der gemeentescholen in woord en geschrift onder de ouders van kinderen, ter bevordering van het openbaar onderwijs in het algemeen, of van zijn school in het bijzonder, zich niet rechtstreeks richte tegen het bijzonder onderwijs en alles behoort te vermijden, wat strijdig is met den eerbied, ver schuldigd aan de begrippen dienaangaande van anders denkenden constateert, dat de circulaire de dato Februari 1940 van den heer van Schaik aan deze eischen niet voldoet; noodigt B. en W. uit zoodanige maatregelen te nemen, dat aan dergelijke ontoelaatbare propaganda, door gemeente- personeel gevoerd, paal en perk wordt gesteld. Spreker zal het van het nadere antwoord van den Wet houder van Onderwijs laten afhangen, of hij de conclusie aldus wijzigt, dat zij luidt: zoodanige maatregelen te nemen, indien noodig door het scheppen van de mogelijkheid van scherpere sancties, dat aan dergelijke enz.". De heer van Bemmelen zou er geen oogenblik aan gedacht hebben, over deze zaak het woord te vragen, indien de inter - pellant zich had bepaald tot een bespreking van het antwoord van den Wethouder. Alle raadsleden zullen het er immers mede eens zijn, dat de circulaire niet juist is te noemen. De inter- pellant heeft echter van de gelegenheid gebruik gemaakt om duidelijk te onderstrepen en eenige keeren te herhalen, dat wanneer men van de zijde van de bijzondere scholen propa ganda voor het bijzonder onderwijs maakt, de Eaad daar buiten staat en wanneer een hoofd van een openbare school propaganda voor het openbaar onderwijs maakt, dat een zaak van den Eaad is. Niemand twijfelt er ook maar een moment aan, dat deze stelling op zich zelf juist is, maar nu zij zoozeer bij deze gelegenheid op den voorgrond wordt ge- steld, gevoelt men plotseling, hoe groot een gevaar de open bare school op het oogenblik loopt. De interpellant geeft toe, dat van de andere zijde een vrijwel oncontroleerbare propa ganda mogelijk is. Van de zijde van het openbaar onderwijs zou men, vertegenwoordigende de gemeente en alle gemeente ambtenaren, geen mond meer mogen opendoen om de openba re school aan te bevelen en wanneer men bij het openen van zijn mond een oogenblik de verontwaardiging van de andere zijde wekt zooals te recht wordt gezegd moeten er on middellijk scherpere maatregelen en sancties worden genomen Spreker is het volkomen eens met den Wethouder, dat de heer van Schaik in diens circulaire zijn bevoegdheden verre te buiten is gegaan, maar er is op het oogenblik niet de minste aanleiding om de motie van den heer Veenendaal in dezen vorm te aanvaarden. De aanleiding daartoe bestaat zeker niet, indien men nogeens heel nadrukkelijk er aan verbindt de bewering, dat van de andere zijde wel propaganda mag worden gevoerd en de Eaad daaraan niets kan doen, maar de Eaad wel moet zorgen, dat van de zijde der openbare school geen propaganda wordt gemaakt. Spreker zal aan de motie, gelet op de motiveering, zijn stem zeker niet kunnen ver- leenen. Met altijd weer te hakken op de openbare school bevindt men zich op een gevaarlijken weg. In de Commissie voor het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 9