50
MAANDAG 8
APRIL 1940.
Ambtenarenreglement Politie I.
(Elkerbout e.a.)
De heer Eikerbout kan omtrent het aantal inspecteurs
le klasse verkeerd ingelicht zijn, maar het feit blijft bestaan,
dat een persoon, die op het oogenblik tot het korps behoort,
onmogelijk voor bevordering in aanmerking kan komen,
welke moeilijkheid men zon kunnen voorkomen door het
aantal op 6 te bepalen. In verschillende gemeenten zijn
in het geheel geen inspecteurs 2e klasse.
Het gaat in dezen alleen om de vraag: moet men een
man, die naar de meening van zijn superieuren en het overige
personeel zeer goed is, voor het hoofd stooien?
De Voorzitter gelooft niet, dat de Minister, aan wiens oor
deel deze verordening onderworpen is, op dit punt zal bakzeil
halen. Met veel moeite is bereikt, wat thans wordt voorgesteld
en spreker gelooft niet, dat het doel van den heer Eikerbout
bereikbaar is.
Punt I wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over punt II.
Hierbij komt aan de orde het amendement van den heer
Piena, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor, alinea I van artikel 14 van
de „Verordening" regelende de rangen, het aantal, de samen
stelling, de eischen van benoembaarheid en de bezoldiging
van de ambtenaren van politie der Gemeente Leiden, als
volgt te wijzigen,
I. De wedde van den agent 2e klasse in tijdelijke dienst,
die voor een proeftijd is aangesteld, bedraagt voor ge
huwden 27.voor ongehuwden 26.per week. enz."
De heer Eskens zegt, dat dit voorstel hem eenigszins heeft
verwonderd. De Voorzitter zelf heeft bij de behandeling van
hoofdstuk III (Openbare veiligheid) der gemeentebegrooting
voor 1940 gezegd, dat de uitgaven voor de politie feitelijk
niet te vergelijken zijn met die van andere gemeenten en
spreker heeft deze woorden onderstreept, omdat hij het
daarmede eens is. In dit voorstel worden echter de kosten,
wat betreft de salarissen en toelagen, wel met die van andere
gemeenten vergeleken. Zoo wordt speciaal ten aanzien van de
wedde van den agent op proef een vergelijking gemaakt met
Schiedam. In die gemeente, zegt het College, geniet deze
functionaris een traktement van 1.400.per jaar, terwijl
bij aanneming van dit voorstel het loon voor een agent op
proef te Leiden 26.per week, d.i. 1352. per jaar, dus
48.— minder zal bedragen.
Voor de beoordeeling van de vraag, of inderdaad de agent
met een proeftijd in Leiden zooveel slechter uit is dan zijn
collega in Schiedam, moet men echter beschikken over alle
gegevens. Spreker zou daarom willen vernemen, of een agent
in Schiedam boven zijn salaris een kleedingtoelage en een
toelage voor het bezit van een politiediploma ontvangt en
hoe het in Schiedam gesteld is met de periodieke verhoogingen
en bevorderingen.
Op zich zelf beschouwd is het salaris van 26.per week
vermeerderd met een kleedingtoelage en een toelage voor het
bezit van een politiediploma naar sprekers oordeel voldoende
voor een agent, die zijn loopbaan nog moet beginnen en ook
zeer jong ishet inkomen bedraagt dan toch plm. 1500.
per jaar. Spreker zal dan ook stemmen voor het voorstel van
het College en tegen een voorstel om het weekloon op 27.
te behouden.
De heer Piena zijn amendement toelichtende, herinnert
er aan, dat het Georganiseerd Overleg voor het Politie
personeel zijn voorzitter heeft opgedragen, bij het College
er op aan te dringen het weekloon van 27.voor den
agent met een proeftijd te handhaven. Het Georganiseerd
Overleg ging daarbij uit van de omstandigheid, dat in eenige
andere gemeenten het salaris van den agent 2e klasse met
een proeftijd hooger was dan dat in Leiden. Het meest
doorslaggevend argument was, dat de Minister de ver
ordening van Schiedam, die later werd vastgesteld dan de
verordening van Leiden, heeft goedgekeurd, terwijl de
wedde van dezen functionaris daarin wordt bepaald op
1.400,per jaar. Spreker wijst er op, dat in verschil
lende groote gemeenten deze salarissen veel hooger zijn
dan in Leiden en noemt: Assen, Deventer, Enschede, Apel
doorn, Amersfoort, Wageningen, Haarlem, Delft, Gouda en
Schiedam. Het College was bevreesd, dat de Minister een
besluit van den Raad tot handhaving van het salaris
van een agent tweede klasse met proeftijd op 27.niet
zou goedkeuren; in de vergadering van het georganiseerd
overleg heeft de voorzitter daarop gewezen. De vertegen
woordigers der organisatie deelden die meening niet en
Ambtenarenreglement Politic I.
(Piena e.a.)
hebben dan ook voorgesteld, dit te handhaven. Indien het
juist zou zijn, dat de Minister deze bepaling niet zou goed
keuren, dan zou het toch buitengewoon jammer zijn, indien
op dit onderdeel de goedkeuring aan de geheele verordening
onthouden zou worden. Het zou dan weer langen tijd duren
voordat deze verordening weer gewijzigd zou kunnen worden,
vooral omdat het georganiseerd overleg daarover ook ge
hoord moet worden. Daarom heeft spreker voorgesteld,
het salaris voor de gehuwde agenten tweede klasse te hand
haven op 27.en het voor de ongehuwden vast te stellen
op 26.dus een soortgelijke regeling als voor de Rijks
ambtenaren is getroffen; immers, op de salarissen van de
ongehuwde Rijksambtenaren wordt ook 3 gekort.
De heer Eikerbout betwist, dat de agenten, die aangesteld
worden tot agent tweede klasse, in verreweg de meeste
gevallen ongehuwd zijn, zooals het College in Ingekomen
Stuk No. 49 beweert. Van de drie agenten, die laatstelijk
aangesteld zijn, de capitulanten buiten beschouwing gelaten,
zijn twee gehuwd en een ongehuwd. Men kan wel personen
van 20 of 21 jaren aanstellen, en dan is een salaris van
26.hoog, maar de agenten, die in den laatsten tijd aan
gesteld zijn, zijn van veel ouderen leeftijd. Wanneer de
Minister nu een salaris van 26.met emolumenten enz.
er bij ruim voldoende acht, dan is dat voor zijn rekening,
maar in het algemeen gezien is deze zaak, gelet op het gering
aantal personen, voor wie dit geldt, van zoo geringe be-
teekenis, dat het eigenlijk niet de moeite waard is daarover
een oogenblik te spreken. Spreker had werkelijk verwacht,
dat de Minister voor dit argument wel gezwicht zou zijn.
Voor het tusschenvoorstel van den heer Piena gevoelt
spreker maar matig; spreker acht toch eigenlijk het gehuwd
of ongehuwd zijn een ongezonden maatstaf. Of iemand
gehuwd of ongehuwd is, is toch voor zijn werkgever niet
van belang, als hij zijn werk maar presteert. Spreker ver
wijst verder naar hetgeen bij de behandeling dezer verordening
in de vergadering van 9 Mei 1938 gezegd is en hij is geneigd,
vóór het amendement-Piena te stemmen, omdat er dan
een groote kans is, dan deze personen een salaris van 27.
zullen krijgen. Spreker blijft liever bij hetgeen, waaraan
hij indertijd zijn stem heeft gegeven, d.w.z. een weekloon
van 27.Het College stelt thans voor, dit bedrag te
verlagen tot ƒ26.wordt dit voorstel verworpen, dan
blijft het vroeger aangenomen voorstel van kracht en daarom
bestaat er voor spreker geen aanleiding een ander voorstel
te doen, aangezien hij dan slechts een open deur zou intrappen.
De heer Eskens verklaart, dat het bij hem niet gaat om
het bedrag van enkele guldens, maar om het principe. Spreker
acht een belooning van plm. 1.500.per jaar voldoende
voor een man van 21, 22 of 23 jaar, die het vak nog moet
leeren.
De heer Eikerbout merkt op, dat de agenten met een proef
tijd in Leiden na drie maanden als „windwijzers" op de
straat staan.
De heer Eskens zegt, dat uit het betoog van den heer Piena
wel blijkt, dat ten aanzien van de kosten van de politie de
vergelijkingen met andere gemeenten steeds mank gaan.
De heer Piena noemde Haarlem, een gemeente met 135.000
zielen en Deventer, met 40.000 zielen. Spreker zegt, dat
Leiden in grootte daartusschen liggende op heden aan den
agent op proef, al is het verschil gering, een hooger loon be
taalt dan Haarlem en dat Deventer de kleinste dezer 3
gemeenten het hoogste salaris geeft. Een duidelijk voor
beeld, dat vergelijkingen niet opgaan.
De Voorzitter zegt, dat het College de vergelijking met
Schiedam alleen heeft gemaakt, omdat in het Georganiseerd
Overleg voor het Politiepersoneel de aandacht speciaal op
Schiedam was gevestigd. Het pikante van het geval was, dat
het Ministerie, eenige maanden, nadat het spreker de stellige
verzekering had gegeven niet te denken over een wijziging
van deze zaak of het genoegen nemen met het raadsbesluit,
waarbij het weekloon op 27.was bepaald, rustig de ver
ordening van Schiedam, die later dan de Leidsche verorde
ning was vastgesteld, heeft goedgekeurd. Spreker weet niet
precies wat de reden van dit ministerieele besluit is, dat hij
dan ook voor rekening van het Departement van Binnen-
landsche Zaken moet laten. Misschien zijn in de Schiedamsche
verordening, welke spreker niet bekend is, bijzondere omstan
digheden vastgelegd, op grond waarvan de Minister met de
bepaling van het weekloon van 27.genoegen heeft ge
nomen, terwijl hij meent, dat voor Leiden het bedrag op 26.
moet worden vastgesteld.