58 MAANDAG 8 Interpellatie-Schüller i. z. bouw v. arbeiderswoningen. (Sehiiller.) Dat alle berekeningen en alle cijfers in de rapporten totaal onjuist zijn, is gebleken uit het feit, dat geen enkele ver wachting omtrent de woningreserve is uitgekomen. De woningreserve in de huurklasse tot 6.per week was ge daald tot 0.55 Aan het slot van het rapport van 19 Januari 1940 staat: „Tevens rekening houdende met een ge- wenschte reserve, volgt hieruit, dat de voorbereiding van nog een aantal woningwetwoningen boven de 200 stuks, waarvan de bouw reeds is voorgenomen, thans reeds in ernstige over weging dient te worden genomen. De rapporteur heeft blijk baar gevoeld, dat, nu hij zich zoo dikwijls ten aanzien van het aantal nog te bouwen woningen had vergist, het percentage leegstaande woningen schrikbarend was gedaald en de parti culiere bouwnijverheid vrijwel stil lag, hij beter deed met zich niet te wagen aan het noemen van het aantal nog te bouwen woningen en de beslissing daaromtrent aan het College en den Eaad over te laten. Indien men de tegenstrijdige conclusies van de rapporten nauwkeurig nagaat, komt men tot de conclusie, dat men daarin berekeningen heeft gemaakt omtrent een aantal te bouwen woningen in een bepaald tijdvak, welke woningen niet zijn gebouwd, dat men het aantal te sluiten huwelijken te laag heeft geschat, het vestigingsoverschot onjuist heeft berekend, het percentage leegstaande woningen en daar door de woningreserve te hoog heeft becijferd. Geen enkele berekening in welk rapport over de telling van leegstaande woningen ook was juist. Telkens werden b.v. de 43 woningen van „Ons Belang", de 70 woningen, welke gebouwd zouden kunnen worden op de terreinen van de voormalige katoenfa- briek en de woningen in het saneeringsplan Binnenvestgracht bij den te verwachten woningvoorraad gerekend. Steeds heeft spreker op de foutieve berekeningen gewezen, maar steeds ook werd aan sprekers opmerkingen door het College geen gehoor verleend. De juiste gegevens en cijfers, welke spreker in zijn nota d.d. 7 Februari 1940 naar aanleiding van het rapport van 19 Januari 1940 aan het College heeft doen toekomen, zijn evenmin door de Commissie van Fabricage als door het College aanvaard. Spreker heeft met de cijfers aangetoond, dat behalve de 200 woningen, waarvan de bouw reeds wordt voorbereid, nog 429 woningen gebouwd zullen moeten worden. In plaats daarvan zullen slechts worden gebouwd 250 woningen en het aantal woningen, dat de Wethouder zooeven heeft genoemd. Hoe onjuist dit is, hebben zeer zeker de raadsleden moeten constateeren, die sprekers nota in de Leeskamer aandachtig hebben gelezen. Men zal dan tevens moeten hebben gezien, dat de cijfers van het uittreksel uit het rapport omtrent de telling van leegstaande woningen over December 1939 niet kloppen met het officieele rapport, dat in de Leeskamer heeft gelegen. In het aan de Baadsleden toegezonden rapport staat, dat 122 woningen in uitvoering en 65 woningen in voorbe reiding zijn, terwijl in het officieele rapport van December 1939 staat, dat in uitvoering zijn 44 arbeiderswoningen en dat in voorbereiding zijn de ongeveer 200 woningwetwoningen, terwijl nog plannen bestaan tot den bouw van 40 particuliere woningen met een huur beneden 6.Deze cijfers uit de beide rapporten kloppen dus niet met elkaar; ze verschillen nogal ietsin een officieel stuk mag een dergelijke vergissing niet voorkomen. De woningbehoefte is dus op grond van onjuiste conclusies bepaald. Er is evenwel nog meer. Spreker heeft bij een aantal gemeenten geïnformeerd, op welke wijze daar de woningbe hoefte werd bepaald en welke woningreserve daar in acht wordt genomen. Uit de gegevens nu, die spreker uit die andere gemeenten ontvangen heeft, is wel gebleken dat Leiden bij het vaststellen van de woningbehoefte een buitengewoon slecht figuur slaat. Het meerendeel dezer gemeenten houdt een woningreserve aan van 3 of van 2 tot 3 De gegevens uit deze gemeenten, die spreker ontvangen heeft, vormen een zeer dik dossierwel een bewijs, dat deze zaak in die gemeenten anders en beter geregeld is dan in Leiden. Zooals deze zaak in Leiden uitgevoerd wordt, is het dilettantenwerk; dit is niet overdreven. De Baadsleden krijgen in die gemeenten veel meer uitvoerige gegevens ter beschikking, het pubhek eveneens. Spreker kan met eenige bewijzen aantoonen, dat toen eindelijk het College tot het besef kwam, dat al die bereke ningen in de uitgebrachte rapporten niet juist waren gebleken, die maatregelen, welke noodig waren om niet nog meer in het moeras weg te zinken, niet zijn genomen. Toen op 16 Januari 1939 de rapporteur het College advi seerde 243 woningen te bouwen, besloot het aanvankelijk er slechts 175 te bouwen, welk aantal later tot 200 werd ver hoogd. Op dit oogenblik heeft de Baad daaromtrent echter nog geen besluit genomen. Het College is nog steeds aan het voorbereiden. APBIL 1940. Interpellatie-Schiiller i. z. bouw v. arbeiderswoningen. (Sehiiller.) Op 19 Januari 1940 ontvangt het College opnieuw het advies den bouw van een aantal woningen boven de reeds genoemde 200 in voorbereiding te nemen. Spreker dient een nota in, waarin hij met juiste gegevens en cijfers aantoont, dat dit aantal 429 moet zijn, maar het College besluit, zonder een steekhoudend argument daarvoor te hebben, slechts 250 woningen boven de 200 reeds genoemde woningen te bouwen. Ook hierover heeft de Baad nog geen beslissing genomen, evenmin als over de vraag, welk type van woningen zal worden gebouwd. Inmiddels stijgt het woninggebrek. Het College heeft nog steeds geen praeadvies uitgebracht over sprekers voorstel in zake den bouw van woningen, mede ter vervanging van krotwoningen. Het College heeft nog steeds geen voorstel ingediend met betrekking tot het verleenen van een opdracht tot den bouw en de exploitatie van woningen in het saneeringsplan Kraaier- straatBinnenvestgracht; het eerste rapport omtrent dit saneeringsplan werd door de directie van Gemeentewerken in 1936 ingediend. Beeds op 19 April 1939 heeft de Baad het College machtiging verleend om tot de noodige onteigening van perceelen in dit saneeringsplan over te gaan, maar nog steeds is het tot deze onteigening niet gekomen. Over de uitvoering van het saneeringsplan-Looiersstraat en sprekers voorstel om tot saneering van het zg. Klooster over te gaan, verneemt de Baad niets meer. Alles wordt op de lange baan geschoven. Het argument van het College, dat de bouw van de 200 woningen niet tot stand kan komen, omdat Gedeputeerde Staten een wijziging van het uitbreidingsplan daar ter plaatse hebben geëischt, is op zijn minst genomen onjuist. Beeds in 1935 hebben Gedeputeerde Staten op wijziging van het uitbrei dingsplan aangedrongen en in 1938 hebben zij hun aandrang herhaald. Burgemeester en Wethouders hebben daaraan even wel geen aandacht geschonken en spreker kan zich zeer goed indenken, dat het College van Gedeputeerde Staten thans eerst een wijziging van het uitbreidingsplan heeft geëischt. Blijkens de officieele stukken, is het de schuld van Burgemeester en Wethouders zelf, dat niet dadelijk met den bouw van de 200 woningen kon worden begonnen. Op het oogenblik hebben Burgemeester en Wethouders nog niet de noodige stappen gedaan om tot wijziging van het uitbreidingsplan te komen. Op het gebied van de stadsontwikkeling en den woningbouw wordt vrijwel alles onjuist opgezet. Om dit aan te toonen, be hoeft spreker slechts te wijzen op het saneeringsplan-Binnen- vestgracht en Looiersstraat. De opzet was, dat de omgeving van de Binnenvestgracht niet zou worden gesaneerd. Spreker heeft al het mogelijke gedaan om het College te overtuigen, dat dit een onjuiste oplossing was; spreker heeft dien strijd echter verloren, ook binnenskamers. Gedeputeerde Staten hebben dit plan echter teruggezonden met de mededeeling, dat de Binnenvestgracht hierin ook betrokken moest worden. Bij het saneeringsplan-Looiersstraat is het precies zoo ge gaan; oorspronkelijk strekte dit plan alleen tot saneering van enkele straatjes; men dacht er niet aan het in groot verband te doen en ook een deel van de Oranjegracht er bij te betrekken; dat zou veel te lang duren en te veel kosten. Spreker heeft vastgehouden en hij heeft het genoegen mogen smaken, dat de betrokken ambtenaar mededeelde, dat dat gewijzigde plan binnen een week klaar zou zijn en dat de uit voering er van niet zooveel zou kosten. Voorts waren bij de bebouwing van het terrein van de voormalige Ivatoenfabriek de bebouwingsvoorschriften zoo klungelig opgesteld, dat men ze van Gedeputeerde Staten teruggekregen heeft. Zoo zijn ook de bij het saneeringsplan voorgestelde onbewoonbaar ver klaringen door Gedeputeerde Staten teruggezonden, omdat de gemeente te hooge normen had aangehouden en omdat Ge deputeerde Staten van meening waren, dat bij dit saneerings plan nog veel meer woningen in aanmerking kwamen voor onbewoonbaarverklaring. En hoe is het gegaan met de wijziging van de Bouwver ordening inzake het vaststellen van achtergevelrooilijnen'? Alle pogingen van spreker om in het ontwerp-voorstel verbe teringen aangebracht te krijgen, zijn bij de Commissie van Fabricage, het College van Burgemeester en Wethouders en den Baad mislukt. Het volgens spreker onjuiste voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft de Baad aangenomen. Tijdens de behandeling van dit vraagstuk heeft spreker er steeds op gewezen, dat het gedane voorstel niet in het belang der gemeente en de Volkshuisvesting was .Toch heeft het College doorgezet, met het gevolg dat Gedeputeerde Staten het ge nomen Baadsbesluit niet hebben goedgekeurd. Deze afwijzing was ook te verwachten en was tevens een bewijs, dat sprekers inzicht in deze materie de juiste was. Spreker heeft wel eens beweerd, dat er in Leiden 500 a 600 krotwoningen waren; volgens het College waren er tenhoogste 200. Nu is naar aan leiding van de circulaire, waarbij is bepaald, dat men voor de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 14