27
In verband met liet aanbrengen van eenige verbeteringen
in het winkelhuis aan den Nieuwen Bijn No. 20 en de
bovenwoning van de voormalige Graanbeurs, verklaarde de
huurder dier perceelen, H. C. van Leeuwen, zich bereid het
thans looperuh1, contract van 1 Mei a.s. af tegen den thans gel
dendenhuurprijs van/1100.per jaar voor den tijd van 5 jaren
te verlengen, met bepaling, dat de huur na afloop van dien
termijn geacht zal worden telkens voor één jaar te zijn
verlengd, indien deze niet ten minste drie maanden voor
het einde van den huurtermijn door een der partijen schrif
telijk is opgezegd, met dien verstande, dat de huur in elk
geval zal eindigen op 30 April 1950, en verder onder de
in de Leeskamer ter inzage gelegde voorwaarden.
Genoemde perceelen werden laatstelijk ingevolge raads
besluit van 19 April 1937 (Ingek. Stukken no. 61) aan be
langhebbende verhuurd tot 1 Mei 1940.
De huur van het perceel Langegracht no. 226 eindigt
den 30en April a.s.
Dit perceel werd bij Uw besluit van 12 Maart 1923 (Ingek.
Stukken no. 80) laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 April
1936 (Ingek. Stukken no. 61) van jaar tot jaar verhuurd
aan J. van Polanen tegen een prijs van 325.per jaar,
straatbelasting inbegrepen, met bepaling, dat zoowel ons
College als de huurder het recht hebben de huur tusschen-
tijds met een termijn van drie maanden te beeindigen.
Tegen voortzetting van de huur met ingang van 1 Mei
a.s. tegen den thans geldenden huurprijs en onder de be
staande voorwaarden bestaat geen bezwaar.
Eveneens loopt op 30 April a.s. de huur af van de speel
plaats van de voormalige bewaarschool aan de Yan der
Werfstraat. Deze speelplaats werd bij raadsbesluit van 7 Juni
1937 (Ingek. Stukken no. 88) met ingang van 1 Juni 1937
van maand tot maand als opslagplaats voor brandstoffen
verhuurd aan J. A. van der Beyden Jr. voor den prijs van
10.per maand.
De huurder heeft verzocht de speelplaats voor het zelfde
doel met ingang van 1 Mei a.s. tegen den geldenden huur
prijs weder te mogen huren, maar nu van jaar tot jaar.
Met een verlenging op dezen voet, aangevuld met de
bevoegdheid van de gemeente tot tusschentijdsche huur-
opzegging, kunnen wij ons vereenigen.
In overeenstemming met de adviezen van de Commissie
van Fabricage en onder verwijzing naar de in de Leeskamer
ter inzage gelegde stukken, geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging:
a. Uw besluit van 29 Mei 1933 inzake de verhuring van
de bovenwoning Garenmarkt no. 6a in dier voege te
wijzigen, dat met ingang van 1 Mei 1940 de huurprijs
wordt bepaald op 500.per jaar, waaronder begrepen de
straatbelasting, en dat aan de huurster, mevrouw de Wed.
J. M. I. Bitman, geb. Herfst, het recht wordt toegekend
de huur tusschentijds met een termijn van drie maanden
op te zeggen;
b. het winkelhuis Nieuwe Bijn no. 20, benevens de boven
woning van de voormalige Graanbeurs opnieuw te ver
huren aan H. C. van Leeuwen, alhier, van 1 Mei 1940 tot
en met 30 April 1945 tegen een huur van 1100.per
jaar, straatbelasting inbegrepen;
c. de woning aan de Langegracht no. 226 opnieuw te
verhuren aan J. van Polanen, alhier, van 1 Mei 1940 tot
en met 30 April 1941 tegen een huur van 325.per
jaar, straatbelasting inbegrepen;
d. de speelplaats van de voormalige bewaarschool aan
de Van der Werfstraat als opslagplaats voor brandstoffen
opnieuw te verhuren aan J. A. van der Beyden Jr., alhier,
van 1 Mei 1940 tot en met 30 April 1941 tegen een huur
van 120.per jaar;
met bepaling, voorzooveel betreft de verhuringen sub b,
c en d genoemd, dat de huur na afloop van den huur
termijn geacht wordt telkens voor den tijd Tan één jaar
tegen denzelfden huurprijs en onder dezelfde voorwaarden
te zijn verlengd, indien de huur niet drie maanden voor
het eindigen van den huurtermijn schriftelijk door ons
College of de andere partij is opgezegd, terwijl de huur in
elk geval zal eindigen op 1 Mei 1950, zonder dat eenige
opzegging daartoe wordt vereischt en verder onder de
overgelegde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 58. Leiden, 26 April 1940.
Overeenkomstig de bepalingen van de huurovereenkomst
eindigt op 30 April 1940 de met het Bijk aangegane huur
van twee lokalen in het administratiegebouw van het Open
baar Slachthuis. Deze lokalen werden bij raadsbesluit van
15 Juli 1929 (Ingek. Stukken No. 105), gewijzigd bij besluit
van 23 December 1935 (Ingek. Stukken No. 246), tegen
een jaarlijkschen huurprijs van 340.in gebruik gegeven
ten behoeve van de Administratie der Belastingen en wel
voor de aangifte en verificatie van slachtvee en ontvangst
van den accijns.
Het Bijk wenscht de huur tegen den geldenden huurprijs
en onder de bestaande voorwaarden, weder te verlengen,
waartegen noch bij de Commissie van Beheer voor het
Openbaar Slachthuis, noch bij ons College, bezwaar bestaat.
In overeenstemming met het advies van genoemde Com
missie geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing naar
de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, derhalve in
overweging, de beide in het Administratiegebouw van het
Openbaar Slachthuis voor den dienst der Bijksbelasting-
ambtenaren aangewezen lokalen weder aan den Staat der
Nederlanden tegen een jaarlijkschen huurprijs van ƒ340.
te verhuren voor den tijd van 5 jaren, ingaande 1 Mei 1940,
en mitsdien eindigende 30 April 1945, met bepaling, dat
de huur daarna zal worden geacht telkens voor den tijd
van één jaar tegen denzelfden huurprijs en onder dezelfde
voorwaarden te zijn verlengd, indien zij niet zes maanden
voor het eindigen van den huurtermijn schriftelijk door het
Bijk of ons College is opgezegd, zullende de huur in elk
geval eindigen op 30 April 1950, zonder dat daartoe eenige
opzegging wordt vereischt, en verder onder de bestaande
voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 59. Leiden, 26 April 1940.
Bij raadsbesluit van 22 Maart 1937 (Ingek. Stukken
No. 45) werd het recht tot heffing van den weg-en watertol
tegenover den Bijnsburgschen Vliet, bij het z.g. „Leidsche
Hek" voor den tijd van drie jaren, ingaande 1 Mei 1937,
verpacht aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, voor de som van
1.050.per jaar. De pacht eindigt derhalve op 30 April a.s.
Op dien dag loopt ook de laatstelijk bij Koninklijk Besluit
van 16 April 1937, No. 24, verleende concessie tot het
heffen van den tol af; bij de Kroon zijn reeds de noodige
stappen gedaan voor de verlenging van deze machtiging.
De heer Ciggaar heeft verzocht den tol wederom te
mogen pachten.
In verband echter met de loopende onderhandelingen
met de gemeente Voorhout inzake overdracht van het in
die gemeente gelegen deel van den Haarlemmertrekvaartweg,
gepaard gaande met opheffing van den wegtol aan het
„Leidsche Hek", komt het ons, met de Commissie van
Fabricage, gewenscht voor de pacht voorloopig slechts met
drie maanden te verlengen onder de bestaande voorwaarden
daarna kan, zoo noodig, verdere verlenging opnieuw onder
oogen worden gezien. De heer Ciggaar gaat met een en
ander accoord.
Bij Uw te nemen besluit ware ons College tevens te
machtigen een eventueele verdere verlenging met den tegen-
woordigen pachter te regelen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien, onder verwijzing
naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, in
overweging
a. het recht tot heffing van den weg- en watertol tegen
over den Bijnsburgschen Vliet, bij het „Leidsche Hek",
waaronder begrepen de huur van de huizing, staande op
het trekpad aan dien Vliet, alsmede de huur van den tuin
grond, gelegen bij, en van het perceel grond, gelegen achter
de woning, voor den tijd van drie maandeningaande 1
Mei 1940, te verpachten aan P. Ciggaar, te Oegstgeest,
voor een pachtsom, berekend naar 1.050.per jaar, en
verder onder de bestaande voorwaarden, zulks onder voor
behoud van de verlenging van de concessie tot tolheffing
en met bepaling, dat bij tusschentijdsche opheffing van
den tol de pacht gelijktijdig eindigt, zonder dat de ge
meente tot eenigerlei schadevergoeding deswege zal zijn
gehouden, doch met evenredige vermindering van de
pachtsom
b. ons College te machtigen den tol eventueel na 31 Juli
1940 opnieuw aan genoemden Ciggaar tot uiterlijk 1 Mei
1941 te verpachten tegen een pachtprijs en onder voor
waarden door ons College te bepalen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.