30
MAANDAG 11
MAAET 1940.
(Voorzitter e.a.)
5°. Verzoek van het bestuur van het B. K. Lyceum voor
Meisjes, te 's-Gravenliage,om een subsidie voor Leidsche
leerlingen over 1937.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
6°. Voordracht van Eegenten van het H. G. of Arme Wees-
en Kinderhuis voor de benoeming van een regent.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
7°. Verzoek van den heer Veenendaal om hem toe te staan
tot Burgemeester en Wethouders eenige vragen te richten
met betrekking tot een door het hoofd van de Maresingelschool
verzonden circulaire.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten de gevraagde toestemming te verleenen en de interpel
latie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda.
8°. Verzoek van het bestuur van de Vereeniging tot Ver
zorging van Kleine Kinderen om toekenning van een subsidie
over 1941.
Zal worden behandeld bij de gemeente-begrooting 1941.
9°. Verzoek van den heer Schüller om hem toe te staan
tot Burgemeester en Wethouders eenige vragen te richten
inzake den bouw van arbeiderswoningen, mede ter ver
vanging van krotwoningen.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten de gevraagde toestemming te verleenen en de interpel
latie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda.
10°. Amendement van Mevr. de Cler op het voorstel van
Burgemeester en Wethouders om het in- en uitwendig
schoonmaken van gemeente-gebouwen enz. ondershands op
te dragen aan de C.E.M.S.T.O.
Zal worden behandeld bij punt 15 der agenda.
11°. Nader adres van I. Zandvoort in zake herbouw van
het afgebroken gedeelte van het perceel Maarmanssteeg
No. 12.
Zal worden behandeld bij punt 16 der agenda.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een lid van de Commissie van Toezicht
op het Middelbaar Onderwijs (vacature: de heer P. L. Hessing).
(14 en 21)
De Voorzitter verzoekt den heeren Schüller, Donders,
Veenendaal en Eskens het stembureau te vormen.
De heer van Eek heeft in de vorige Eaadsvergadering ge
stemd voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders
in de gedachte, dat zij bij de inzending van de nieuwe stukken
hun eigen meening aan den Eaad zouden mededeelen. De
Wethouder van Onderwijs, waarnemend-burgemeester, heeft
in de vorige vergadering het voorstel van orde zeer voor
zichtig diplomatiek verdedigd, zoodat spreker eigenlijk niet
begreep, wat de bedoeling van het voorstel was. Spreker heeft
toen geprobeerd eenige verduidelijking te krijgen en meende,
dat uit het antwoord van den waarnemend-burgemeester
voortvloeide, dat Burgemeester en Wethouders den Eaad
niet onvoorbereid, d.w.z. niet zonder kennisneming van de
meening van het College, een beslissing zouden laten nemen.
Het stelt spreker te leur, dat de Eaad thans in dezelfde
positie verkeert als de vorige maal. Wel is waar heeft de Eaad
nu vernomen, dat de beide aanbevolen candidaten de ver-
eischte technische kennis bezitten om deel uit te maken van
de Commissie van Toezicht en dat de sociaal-democratische
fractie naar de meening van deze Commissie dictatoriaal is
opgetreden, maar de zaak zelf bevindt zich eigenlijk nog in
hetzelfde stadium als waarin zij op 12 Februari j.l. verkeerde.
Alvorens iets te zeggen over de aanbeveling, zal spreker
eenige opmerkingen maken over de houding van zijn fractie.
Met groote stelligheid ontkent spreker, dat zijn fractie in
dezen dictatoriaal is opgetreden. De fractie erkent volkomen
de bevoegdheid van de Commissie om naar eigen overtuiging
de aanbeveling op te makensprekers fractie wenscht daarop
geen aanmerking te maken, al kan men natuurlijk van
meening verschillen over de vraag, of inderdaad de meest
geschikte personen op de aanbeveling zijn geplaatst. Alleen
acht spreker het vreemd, dat als No. 1 op deze aanbeveling
Benoeming lid Commissie van Toezicht M. O.
(van Eek.)
is geplaatst iemand, die in Oegstgeest woont. Wel is waar
zijn bij het middelbaar onderwijs ook de belangen van om
liggende gemeenten betrokken, maar men kan het wel aan
de Kamer van Koophandel, die ook de bevoegdheid heeft,
leden van deze Commissie te benoemen, overlaten om een
persoon aan te vijzen, die niet in Leiden woont. Bij het
middelbaar onderwijs zijn zoo overwegend Leidsche belangen
betrokken, dat het toch wel gewenscht is, in de eerste plaats
uit te zien naar candidaten, die in Leiden wonen. In de
commissie hebben trouwens reeds een of meer leden zitting,
die in den omtrek van Leiden wonen.
Nu had in de commissie voor de socialistische richting
zitting de heer Hessing. Spreker zegt met opzet: „voorde
socialistische richting", omdat de heer Hessing inderdaad is
benoemd nadat de voorzitter der Commissie, de heer van Es,
aan de sociaal-democratische fractie gevraagd had, of zij ook
de beschikking had over candidaten, die bereid en geschikt
waren om deel uit te maken van de Commissie van Toezicht
op het middelbaar onderwijs. De heer Hessing is toen ge
kozen. Het spreekt vanzelf, dat de sociaal-democratische
fractie, toen de heer Hessing uit de gemeente vertrok, heeft
overwogen, wien zij zou trachten de plaats van den heer
Hessing te doen innemen. De sociaal-democratische fractie
achtte daarvoor den heer Groeneveld het meest aangewezen,
waar deze reeds jarenlang voor de sociaal-democratische
fractie de belangen van het onderwijs behandelt. De fractie
wist, dat de heer Groeneveld is een bijzonder schrandere
persoonlijkheid, die in scherpzinnigheid voor niemand van
de overige Eaadsleden onderdoet. Wanneer den heer Groene
veld iets opgedragen wordt, brengt zijn persoonlijkheid mede,
dat hij dit bijzonder nauwgezet doet; die nauwgezetheid
speelt hem weieens parten, want daardoor is hij ietwat vast
houdend; daarom is het niet altijd even gemakkelijk met hem
samen te werken. De heer Groeneveld heeft de gebreken
van zijn karaktereigenschappen. Vaststaat echter, dat hij
begaafd is en een uitstekend verstand heeft. Nu acht de
Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs den
heer Groeneveld niet geschikt voor dit werk; daarvoor geeft
zij geen redenen op; spreker kan de reden dus alleen maar
vermoeden. Spreker vermoedt, dat de reden is, dat de heer
Groeneveld geen middelbaar onderwijs heeft genoten. Dit
feit staat vast, maar is dit nu een overwegend bezwaar?
Spreker erkent onmiddellijk, dat het zeer gewenscht en van
groot belang is, dat in een dergelijke commissie zeer vele
personen zitten, die middelbaar onderwijs genoten hebben,
maar vloeit daaruit nu voort, dat die commissie gesloten is
voor ieder, die geen middelbaar onderwijs heeft genoten?
Principieel zou dit toch hierop neerkomen, dat een intellec
tueel arbeider en spreker meent, dat de heer Groeneveld
tot de intellectueele arbeiders behoort geen deel kan en
mag uitmaken van een dergelijke commissie. Spreker be
twijfelt de juistheid hiervan ten zeerste. De sociaal-democraten
meenen, dat het van belang kan zijn, dat ook iemand, die
geen middelbaar onderwijs heeft genoten, om bepaalde eigen
schappen, welke hij bezit, deel van een dergeüjke commissie
uitmaakt. Er is geen sprake van, dat sprekers fractie aan de
Commissie van Toezicht een bepaalden candidaat opdringt.
De Commissie van Toezicht heeft alleen te vervullen de taak
van het maken van een aanbeveling; wanneer zij haar aan
beveling heeft ingediend, is haar taak afgeloopen; zij is geen
regentencollege, dat zich zelf aanvult.
De Eaad moet op een ander standpunt staan en heeft
rekening te houden met zijn eigen, duidelijk uitgesproken
meening n.l. dat zooveel mogelijk bij de benoemingen van
dergelijke commissies rekening moet worden gehouden met
de verschillende geestesrichtingen. Dat is geen beperking,
welke de sociaal-democratische fractie den Eaad oplegt, maar
wel een beperking, die de Eaad zich zelf heeft opgelegd en
waaraan hij dus ook bij het nemen van een beslissing ge
bonden is.
Is het nu zoo ongerijmd, dat wanneer een vacature is
ontstaan, welke werd vervuld door een lid, dat de socialistische
geestesrichting was toegedaan, de sociaal-democratische
Eaadsfractie probeert die plaats te doen bezetten door een
vertegenwoordiger van dezelfde richting? Het is de gewoonte,
dat niet alleen de leden van de sociaal-democratische fractie,
maar ook de leden van de S.D.A.P. zich houden aan een
aanbeveling van de sociaal-democratische fractie. Dat is geen
wet; een lid, dat zich er niet aan hield, zou niet geroyeerd
worden. Deze houding vloeit echter voort uit het vertrouwen,
dat de Partij meent te moeten stellen in het oordeel van een
eenigszins talrijk college als deze fractie. Wanneer een can
didaat door de fractie is aanbevolen, aanvaardt men geen
tegencandidatuur en stemmen de leden van de fractie op
den aanbevolene. Wat is daar voor dictatoriaals aan,
vraagt spreker zich af. Het beteekent volgens spreker alleen,