MAANDAG 11 MAAET 1940. 43 Adres I. Zandvoort i.z. schade perceel Maarsmanssteeg 12. (Voorzitter e.a.) maar niet, dat het nn weer dadelijk pogingen in het werk zal stellen, die herhaaldelijk afgewezen zijn. Voor zoover deze zaak bespoedigd kan worden, wil het College, onschuldig aan de moeilijkheden, waarin deze menschen zijn komen te verkeeren, heel gaarne helpen om hun rechten te doen erkennen. De heer Riedel herinnert er aan, dat de laatste poging van den heer Zandvoort om tot een oplossing te komen, waarbij het ging om het bedrag van 15.000.zonder meer door den advocaat van de gemeente is afgewezen. Spreker heeft niet den indruk gekregen en ook niet na de ontvangen inlichtingen den indruk kunnen verkrijgen, dat in dat opzicht werkelijk van de zijde van de gemeente ge tracht is een toenadering te bereiken en tot een oplossing te komen, waarom hij het betoog van den heer Tobé krachtig zou willen ondersteunen. Ook spreker acht het gewenscht, dat opnieuw wordt getracht met den heer Zandvoort tot een accoord te komen ten aanzien van de vraag, die door den advocaat van de gemeente is afgewezen. Er is wel degelijk aanleiding te vermoeden, dat men tot een acaoord zou kunnen komen, indien de advocaten van beide partijen met elkaar in contact kwamen. De Voorzitter begrijpt en billijkt volkomen de opmerkingen van den heer Eiedel, dien hij evenwel toch moet verwijzen naar vorige behandelingen van deze zaak in den Eaad, waarvan de heer Eiedel, indien deze zulks wenscht, op de hoogte kan komen, maar welke hij niet heeft medegemaakt; de heer Eiedel zal dan weten, waarom het aanbod toen niet in die termen is aanvaard. Had de heer Eiedel het nu geweten, dan zou hij zijn vraag niet hebben gesteld. Spreker is vol maakt bereid, den heer Eiedel dienaangaande de noodige voorlichting te geven. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt voor de behandeling van de interpel laties van den heer Veenendaal en van den heer Schiiller aan te houden tot een volgende vergadering. De heer Schiiller kan in verband met het reeds vergevorderd uur geen bezwaar tegen het voorstel van den Voorzitter maken, maar verzoekt het College geen verdere stappen te doen met betrekking tot zaken, die in verband staan met het onderwerp van sprekers vragen, alvorens de interpellatie is gehouden en de Eaad een beslissing heeft genomen. De Voorzitter is tot zijn spijt niet in staat daaromtrent een toezegging te doen. De Eaad kan zelf beslissen, of de interpellatie nog in deze vergadering zal worden gehouden. De heer Schiiller meent, dat het houden van de interpel latie anders zeer weinig zin heeft. De Voorzitter betreurt het, dat hij den heer Schiiller thans geen ander antwoord kan geven. De heer Schiiller kent echter den weg naar den Wethouder en zal ook wel bij dezen de belangen, waarom het gaat, weten te bepleiten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer van Oyen vraagt of het College, in verband met Rondvraag. (van Oyen e.a.) de voortdurende stijging van den levensstandaard, den tijd niet gekomen acht tot toekenning van een duurtetoeslag aan het laagst bezoldigde gemeentepersoneel. De Voorzitter zegt, dat het gemeentebestuur natuurlijk belangstelhng voor deze zaak heeft en blijft hebben; het wacht echter af de maatregelen, welke door de Eegeering, die zich voortdurend met dit vraagstuk bezighoudt, ge nomen zullen worden. De heer van Oyen vraagt, of het het College bekend is, dat door de Eegeering maatregelen zijn genomen ten aan zien van het laagst bezoldigde Eijkspersoneel. Den Voorzitter was dit niet bekend, maar indien het juist is, zal het College met genoegen van die maatregelen kennis nemen en daarnaar zijn houding bepalen. De heer Groeneveld heeft in de pers gelezen, dat de aan leiding tot de ontslag-aanvrage van den heer dr. Bosselaar als Eector van het Gymnasium is gelegen in een quaestie tusschen Curatoren van het Gymnasium en hem. Van een dergelijke quaestie weet echter niemand iets, ook niet de Commissie voor het Onderwijs. Kan het College misschien aan den Eaad mededeelen wat er aan de hand is? De Voorzitter gelooft niet, dat het College eenige mede- deeling dienaangaande kan doen. Voorzoover deze zaak be sproken moet worden, kan ze echter het best aan de orde komen bij de behandeling van de ontslag-aanvrage van dr. Bosselaar. De heer van Weizen zegt, dat blijkens berichten in de plaatselijke bladen de gemeenteraad van Oegstgeest in zijn eerstvolgende vergadering zal behandelen een voorstel tot aankoop van het buitengoed Oud-Poelgeest. Ook de gemeente Leiden is in de afgeloopen jaren weieens gegadigde geweest voor dit buitengoed; zij heeft althans bepaalde toezeggingen in dit opzicht gedaan. Spreker verzoekt het College mede te deelen, inhoeverre op dit punt plannen hebben bestaan of nog bestaan, en welke maatregelen het College denkt te nemen om deze plannen te verwezenlijken. De Voorzitter kan den heer van Weizen op deze vragen geen antwoord geven. Voor zoover spreker weet, hebben er op dit punt geen plannen bestaan, al is het mogelijk, dat de gedachten wel eens in deze richting gegaan zijn. De heer van Weizen zegt, dat meermalen de gedachte geopperd is, dit buitengoed te doen aansluiten bij den Leid- schen Hout, ten einde daardoor een fraaier geheel te ver krijgen. Wanneer nu de gemeente Oegstgeest er in slaagt dit buitengoed aan te koopen, zal aansluiting bij den Leidschen Hout in elk geval niet tot stand gebracht kunnen worden. Spreker zou gaarne van het College vernemen, inhoeverre er bij de gemeente Leiden concrete plannen in die richting hebben bestaan. De Voorzitter kan den heer van Weizen op deze vraag geen concreet antwoord geven. Er hebben inderdaad plannen bestaan om den Leidschen Hout uit te breiden, maar voor stellen tot aankoop van dit buitengoed zijn door de gemeente Leiden niet gedaan. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 15