38 MAANDAG 11 MAAET 1940. Dekking tekort begrooting-1940. (Veenendaal.) het voor het oordeel van Gedeputeerde Staten en van den Raad gezwicht, maar het heeft toch al dien tijd datzelfde standpunt gehandhaafd. Thans leest spreker echter (In gekomen Stuk 38, blz. 17): „Wellicht ten overvloede mogen wij hierbij nog in her innering brengen, dat ons College, in navolging van de in andere gemeenten gevolgde gedragslijn, genoodzaakt was den oorspronkelijken overboekingspost van 106.609.uit te trekken, omdat ten tijde van de voorbereiding van de begrooting geen andere middelen tot dekking van 4/5 van het rekeningstekort ten dienste stonden." Spreker acht het bedenkelijk dat een College, staande voor de dekking van een belangrijken post, bij voorbaat uitschakelt twee aangewezen middelen daartoe, n.l. be lastingverhooging en ingrijpende versobering, die het beide niet mogelijk acht. Dan moet het College er wel toe komen dit bedrag voor een groot deel, zoo niet geheel, te vinden in boekingsposten. Deze handelwijze biedt weinig waar borgen voor het vinden van een behoorlijke dekking van dit bedrag ad 106.609.Het College is daarin naar sprekers meening ook niet geslaagd; het kan dit ook niet. Een be grooting wordt opgemaakt in een bepaalden tijd, in een bepaalde sfeer; wanneer die begrooting na een half jaar weer onder de loupe wordt genomen, zijn er allerlei posten, die hooger kunnen worden geraamd, zelfs al zijn de om standigheden weinig veranderd, alleen al omdat men meer inzicht heeft in de uitkomsten van bepaalde bedrijven. Er zijn ook bepaalde uitgaven, die lager kunnen worden geraamd en spreker heeft niet de minste reden om te ver onderstellen, dat deze posten niet juist zouden zijn, hoewel spreker het niet kan beoordeelen, speciaal niet of de hoogere raming van de winst uit de Lichtfabrieken van 60.000. alleen voortvloeit uit de gegevens, bekend geworden na het opmaken van de oorspronkelijke begrooting. Maar aan genomen dat dit zoo is, dan blijft toch bestaan het feit, dat het College zich afgevraagd heeft, of het niet kon vinden ontvangposten, die het kon verhoogen, en uitgaafposten, die het kon verlagen, teneinde aldus tot een bedrag van 106.609.te komen. Dit is gelukt. Over een half jaar zal men bij andere posten weer hetzelfde kunnen doen en als uiteindelijk de rekening verschijnt, zal die wederom een ander saldo aanwijzen. Tegenover het feit, dat er hoogere ontvangsten en lagere uitgaven zullen zijn, staat onbetwist baar dat er ook hoogere uitgaven en lagere ontvangsten zullen zijn. Dit is normaal; ook bij vorige begrootingen en rekeningen is gebleken, dat er een zekere speling was tusschen begrooting en rekening. Het rekeningsresultaat bleek niet voordeelig (er was soms nog een tekort) al viel de winst van de Lichtfabrieken mee. Er zijn altijd tegenvallers. Er moet dus een zekere elasticiteit in de begrooting zitten. Bovendien zijn sommige posten niet in aanmerking genomen, zooals de verhooging van de uitgaven voor Maatschappelijk Hulp betoon met 5 de kosten van de sneeuwopruiming 1.000. per dag volgens den heer Wilbrink). Had het College tegen over het voordeelig verschil gesteld het nadeelig verschil, dat ook moest worden begroot op grond van de bekende nieuwe gegevens, dan had dit bij spreker het vertrouwen gewekt, dat dit inderdaad een sluitende begrooting was. Het College kon het niet doen, omdat het niet het voor- en nadeelig verschil moest aanwijzen, maar wel de dekking van den post van 106.000.moest vinden en het a priori had uitgemaakt, die niet te zullen vinden door middel van belastingverhooging. Op grond van de thans ter beschikking staande gegevens acht spreker deze begrooting dan ook niet juist en vindt hij het ge- wenscht, dat de Raad den tijd krijgt om zich rustig te bezinnen. Spreker kan althans de juistheid van deze begrooting niet vaststellen, wèl, dat uitgaven verhoogd moeten worden. Het College kan hiertegenover aanvoeren: het zijn uit gaven, die verband houden met de tijdsomstandigheden. In een begrooting, noch van ontvangsten, noch van uitgaven, is die splitsing te maken. Spreker kan niet beoordeelen, of de meerdere ontvangsten van het Slachthuis verband houden met de tijdsomstandigheden, hoewel het best mogelijk is. Wanneer de rekening over 1940 klaar is, zal ongetwijfeld blijken, dat onder de ontvangsten allerlei posten staan, die min of meer onder den invloed van de tijdsomstandigheden zijn geweest. Hetzelfde geldt voor de uitgaven. Die splitsing kan noch in een begrooting, noch in een rekening volledig worden gemaakt. De begrootingspositie is verzwakt, doordat de stille reserve, die in een begrooting pleegt te zitten, omdat men bij de raming, zoowel van de ontvangsten als van de uitgaven, aan den veiligen kant blijft, er voor een goed deel uit is. Op dien grond is het spreker tot zijn spijt niet mogelijk zijn stem aan het voorstel te geven. Dekking tekort begrooting-1940. (Veenendaal e.a.) De verlaging van een enkelen post beteekent inderdaad een bezuiniging; daarmede wordt dus practisch min of meer teruggekomen op de opmerking van het College, dat de be grooting niet op andere wijze sluitend kan worden gemaakt. Practisch wordt daarop teruggekomen ten opzichte van het handwerkonderwijs op de school voor buitengewoon 1. o., waar juist de handenarbeid in het algemeen en het hand werken voor de meisjes van bijzonder belang zijn en het geven van vakonderwijs door vakonderwijzeressen aan beveling verdient. Tot een dergelijken maatregel moet men nu natuurlijk komen, maar het is slechts een voorproefje van datgene, waartoe het College over een half jaar bij het opmaken van de begrooting voor 1941 zal moeten komen. Wanneer het versoberingen zijn, kan spreker het toejuichen, maar het College, blijft het op het standpunt staan, dat het nu inneemt, zal dan ook moeten komen tot ingrijpende be zuinigingen, die voor den toestand in Leiden en voor de sociale voorwaarden van de bevolking van zeer nadeeligen invloed kunnen zijn. Waarom zal men, indien men nu meer dan een verhooging met 15 opcenten op de personeele belas ting niet mogelijk acht, over een half jaar, wanneer de toestand heusch niet veel beter zal zijn, een opvoering van de belasting aan den top wel mogelijk achten? Spreker kan het niet inzien. In den gedachtengang van het College moet ook over een half jaar met minder belastingverhooging worden volstaan. Deze visie van het College acht spreker voor een stad als Leiden verderfelijk, omdat hij gelooft, dat de gemeente daardoor op den duur zal beschikken over te weinig geld middelen en de welstand van de gemeentelijke instellingen daardoor in het gedrang zal komen. Daardoor zal verlaging van de tarieven van gas, water en electriciteit worden tegen gehouden, daardoor zal voor den kleinen man minder kunnen worden gedaan, omdat men het onmogelijk maakt, belasting te heffen van hen, die in staat zijn ze te betalen, niet tegenstaande de belastingen in Leiden in het geheel niet hoog zijn. Omdat de visie van het College ongewijzigd gebleven is, ondanks alles wat in den Raad gezegd is en ondanks hetgeen Gedeputeerde Staten daarover hebben opgemerkt (hoewel het College Gedeputeerde Staten nu mee heeft weten te krijgen) acht spreker het niet mogelijk zijn stem aan dit voorstel te geven. Spreker heeft zich intusschen niet be hoorlijk kunnen voorbereiden, zoodat hij niet weet of hij buiten stemming zal blijven. De heer Verweij zou het juister geacht hebben, indien de heer Veenendaal, die het College in bedekten vorm ver weten heeft, dat het deze zaak met zoo grooten spoed aan den Raad heeft voorgelegd, zich eerst even had laten voor lichten omtrent de motieven, die het College aanleiding hebben gegeven om aldus te handelen. In dit opzicht acht spreker de wijze van spreken van den heer Donders sympa thieker; deze zeide: de Raad wordt eigenlijk overrompeld, maar geeft gij daarvan eens een verklaring. Ter verklaring nu van den spoed, die met de indiening van dit voorstel noodwendig moest worden betracht, diene het volgende. Een der middelen tot het sluitend maken der begrooting voor 1940 was de verhooging van het aantal opcenten op de Perso neele Belasting van 135 tot 150. De Raad heeft daartoe dan ook besloten en de desbetreffende verordening dienovereenkomstig gewijzigd. Belastingverordeningen moeten worden voorgedra gen aan Gedeputeerde Staten, die de Kroon verslag uitbrengen, in verband met de Koninklijke goedkeuringeerst na verkrijging daarvan kan de belastingadministratie tot regeling van de aanslagen overgaan. De Inspecteur der Rijksbelastingen heeft reeds gevraagd, of er in zake de Koninklijke goed keuring van deze wijziging der verordening al iets bekend is. Hij vreest n.l. vertraging in de aanslagregeling, waardoor een vlotte invordering van de verschillende belastingen ernstig in het gedrang kan komen, hetgeen tot groot ongemak voor de belastingplichtigen moet leiden, terwijl daarvan ook overigens nadeelige gevolgen bij de invordering zijn te verwachten. Spreker heeft den Inspecteur moeten mede- deelen, dat deze verordening tot dusver niet is goedgekeurd. Het College en ook de Raad hebben dus den plicht den grootst mogelijken spoed te betrachten, wil de achterstand, die er reeds bestaat, nog niet grooter worden. Ter verduidelijking van het een en ander deelt spreker het volgende mede. Door de Regeering zijn voorschriften gegeven, waarbij een regeling is getroffen betreffende de samenwerking tusschen de Rijksbelastingadministratie, Gedeputeerde Staten en de gemeentebesturen ten aanzien van de gemeentelijke be lastingen, welke van Rijkswege worden ingevorderd, zulks

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 10