MAANDAG 12 FEBRUARI 1940. 23 In werkverschaffing uitvoeren van werkzaamheden aan Da Costa- (Wilbrink.) straat, Morschsingel en Jan van Houtkade. de Ter Haarkade. De kosten van deze verlegging zou 750. bedragen. Spreker is geen financier, maar hij weet zeker, dat indien de Wethouder van Financiën in de Commissie had gezeten en daar had vernomen, dat men met een jaarlijksche be sparing van 300.de kosten van uitvoering a ƒ11.000. kan financieren, die Wethouder den leden der Commissie aan het verstand zou hebben gebracht, dat men met 300. de rente en aflossing van dat kapitaal niet kan betalen. Had de Directeur van den Reinigings- en Ontsmettings- dienst deel van de Commissie uitgemaakt, dan zou hij er stellig de aandacht op hebben gevestigd, dat men eigenlijk slechts 100.per jaar bezuinigt, omdat ook als de rioleering uit de sloot is genomen het grootste euvel, n.l. het werpen van vuil en afval in de sloot, blijft bestaan en liet onderhoud van de rioleering zelf zeker niet meer dan 100.per jaar kost. Volgens den Wethouder van Financiën kan men met een jaarlijksche besparing van 100.een leening van 2.000.met een looptijd van 40 jaar financieren. De bezuiniging zou dus wel voldoende zijn voor de financiering van het werkje, zooals de Directeur van Gemeentewerken het zich oorspronkelijk had voorgesteld en dat 750.zou kosten. Men leefde enkele jaren geleden, toen deze zaak voor het eerst ter sprake kwam, in de gedachte, dat het werken voor steun met een bepaalden toeslag op zichzelf nog niet zoo kwaad was. Intusschen is men hiervan teruggekomen en thans heeft de heer Snel er eenigszins laatdunkend over gesproken, dat men aan deze wijze van uitvoering zelfs heeft gedacht, maar toen deze zaak voor het eerst in de Commissie van Fabricage ter sprake kwam spreker was er toen nog geen voorzitter van vond een breede groep van de bevolking en vonden ook leidende functionarissen bij de Rijksdiensten het niet zoo gek, dit werk eens op deze wijze te laten uitvoeren. Nadien zwaaide men aan het Departement om: men meende, dat het niet op deze wijze, maar wel in werkverschaffing kon worden gedaan. Volgens den heer Snel zal de Minister, vraagt men hem of het werk als normaal werk, als Werkfondswerk dan wel als werkverschaffingsobject moet worden uitgevoerd, de uitvoering als normaal werk kiezen. Spreker is er evenwel van overtuigd, dat indien de gemeente honderd werkver schaffingsobjecten heeft en den Minister dezelfde vraag stelt, deze ook dan zal antwoorden ,,als normaal werk", aangezien liet Rijk daaraan geen cent betaalt en alles voor rekening van de gemeente komt. Het object is te klein om als Werkfondswerk te worden behandeld. Het bestuur van het Werkfonds heeft liever niet te maken met de kleine werken, omdat zij dezelfde beslom meringen geven als de grootemen begint er daarom niet mee. Als bezwaar tegen de uitvoering in werkverschaffing heeft men nu aangevoerd, dat het werk, bedoeld onder a van het voorstel, een speciaal technisch werk is. Tot op zekere hoogte heeft men daarin gelijk, maar spreker vraagt zich af, of dit kleine werk van zoo overwegend belang is, dat men de zaak op deze wijze moet stellen. Wanneer het College zegt: „indien het werk niet in werk verschaffing wordt uitgevoerd, blijft het liggen", is dit niet de stok achter de deur. Deze zaak loopt nu al drie jaar en indien het inderdaad urgent was verandering in den toestand te brengen, zou het College reeds veel eerder hebben moeten ingrijpen en zeggen: „laten wij het als normaal werk uit voeren, want als wij het in werkverschaffing willen doen, is het einde er van weg". Al heeft deze zaak heel lang op het Departement gelegen en al heeft het heel lang geduurd voor de beschikking kwam, men heeft alles rustig afge wacht, omdat over urgentie van het werk zeker niet viel te spreken. Het College bedoelt dus zeker niet te zeggen, als stok achter de deur: uitvoering in werkverschaffing of anders niets. Het College zou bij verwerping van het voor stel sul) a waarschijnlijk weer naar aanleiding van het eerste voorstel van den Directeur van Gemeentewerken gaan over wegen, of het verleggen van de rioolloozingen naar de Ter- Haarkade wenschelijk is, hetgeen 750.zal kosten. Er is nog een groote behoefte aan werk; op dien grond maakte de heer van Eek in de vorige Raadsvergadering zelfs bezwaar tegen een te lang uitstellen van de behandeling van dit voorstel. De heer van Eek dacht toen blijkbaar: wie het kleine niet eert, is het groote niet weerd; dit is een klein object, maar er zitten toch nog 160 manweken werk in; het is de moeite waard; enkele arbeiders kunnen daarbij weer op behoorlijke wijze hun brood verdienen. Men zegt: het is een zuiver technisch werk, maar spreker heeft berekend, dat voor het zuiver technische werk, dus voor vakarbeiders 375.moet worden uitgegeven en voor geschoolde arbeiders ƒ116.Van liet totale loonbedrag wordt dus ruim 10 In werkverschaffing uitvoeren van werkzaamhedenaanDaCosta- YVilbrink e.a.) straat, Morschsingel en Jan van Houtkade. betaald aan vakarbeiders, en 15 aan vakarbeiders en geschoolde arbeiders samen, zoodat er nog 85 overblijft voor ongeschoolde arbeiders. Is het nu zoo buitengewoon, dat men een dergelijk object in aanmerking doet komen voor uitvoering in werkverschaffing? Spreker vindt dit in het geheel niet zoo erg, maar kan zich indenken, dat men er uiteindelijk toch bezwaar tegen heeft. Natuurlijk kan men bezwaar hebben tegen uitvoering in werkverschaffing van alle werk, dat eigenlijk werk voor vakarbeiders is, maar het is uiteraard buitengewoon moeilijk, zeker in een gemeente als Leiden, werken aan de orde te stellen, waarbij in het geheel geen vakarbeiders betrokken zijn. Spreker doet een beroep op den Raad om dit voorstel ongewijzigd aan te nemen. Bij aanneming van het amendement-Snel is een begrootingswijziging noodzakelijk; dan moet het werk geheel anders opgezet worden. Aanneming van dit amendement kan alleen beteekenen, dat de Raad besluit dat dit werk niet in werkverschaffing wordt uitgevoerd, en dat de Raad het College uitnoodigt, met een ander voorstel te komen. De heeren van Oyen en Key hebben zekere bezwaren, die spreker niet voor de volle 100 kan ondervangen. Den heer van Oyen antwoordt spreker, dat het natuurlijk de vraag is, of er werklooze straatmakers beschikbaar zullen zijn; het is zeer goed mogelijk, dat dit uiteindelijk nog als normaal werk zal moeten worden uitgevoerd, maar dit is begrepen in het loonbedrag van 375.voor de vakarbeiders. Spreker is overtuigd, dat bij aanneming van het amendement-Snel het werk voorloopig niet zal worden uitgevoerd. Nu heeft de heer Snel er op gewezen, dat de arbeiders bij uitvoering als normaal werk 44 cent per uur ontvangen met een extra-toeslag. Bij informatie heeft men spreker op het Departement medegedeeld, dat men wel zou kunnen over wegen, bij de werkverschaffing in Leiden 44 cent per uur te betalen, dus het collectief contractloon voor den wegen bouw, maar dan in elk geval met afschaffing van alle emolu menten, zooals kolenbon, vleeschbon, enz.men gaf spreker echter de verzekering, dat de arbeiders daarmede slechter uit waren. De heer Snel: Dat is sterk! De heer Wilbrink zegt, dat het niet sterk is, want ook de sociaal-democratische Wethouders zijn van meening, dat de toestand voor de arbeiders er niet beter door wordt. Bij de gemeentelijke werkverschaffing ontvangen de arbeiders voor het overgroote deel een toeslag van .10 De zeer sporadische gevallen, waarin deze toeslag niet wordt gegeven, vormen de uitzonderingen op den regel. Indien de heer Snel nu te kennen geeft, dit te betwijfelen, zal hij goed doen met na te gaan, hoeveel arbeiders, die bij den aanleg van het sport veld hebben gewerkt, geen 10 toeslag hebben ontvangen. De heer Snel merkt op, dat het daar ook niet zoo beroerd was als op het vüegveld Valkenburg. De heer YVilbrink spreekt nu over de werkverschaffing onder gemeentelijk toezicht; als men dit voorstel moet afwijzen op verafgelegen gronden, komt men er nooit. Houdt men dus rekening met de premie van 10 dan is het uurloon niet 38 cent, maar 42 cent. De heer Snel sprak van een duurtetoeslag van 1.50 per week, maar bij een uurloon van 44 cent is de toeslag 1.20. De heer van Stralen: In Leiden krijgen ze allen ƒ1.50. De heer YVilbrink acht het dan nog dubieus of het verschil ten volle 1.50 zal bedragen, want ook de bons hebben waarde. De kolentoeslag bedraagt eigenlijk 2.5 cent per uur, dus met de premie van 10 en dezen toeslag komen de arbeiders reeds tot een uurloon van 44 cent. Bovendien ontvangen zij boter- en vleeschbons, zoodat het verschil nooit 1.50 per week kan zijn. Waar de premie van 10 bij de gemeentelijke werkverschaffing vrijwel gegarandeerd is, komen de arbeiders in deze werkverschaffing ten slotte wat hun verdiensten betreft heel weinig beneden de arbeiders in het vrije bedrijf. Hiermede kan de heer Key, naar spreker meent, tevreden zijn. Deze zaak heeft een buitengewoon lange lijdensgeschiedenis zij is als een eenheid bij het Departement aangebracht. Spreker moet eerlijk verklaren liever te willen, dat de Raad de voorstellen sub a en b verwerpt, dan dat de Raad alleen het voorstel sub b aanvaardt, want in het laatste geval zou het gemeentebestuur opnieuw naar het Departement moeten gaan om mede te deelen, dat de Raad het eerste werk niet voor uitvoering in werkverschaffing geschikt acht; het gemeentebestuur komt dan in een onaangename positie en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 9