MAANDAG 12 FEBEUABI 1940. 21 Verkoop bouwterrein aan van Spcykstraat, enz. (Schüller e.a.) De heer Schüller kan zeer goed begrijpen, waarom de woningbouwvereenigingen nog nooit gevraagd hebben naar gronden aan den Heerenweg. In de eerste plaats hebben deze vereenigingen kunnen kennis nemen van de debatten in den Eaad. Jaar in jaar uit is de arbeiderswoningbouw op de felste wijze in den Eaad bestreden; den arbeiderswoning bouw achtte men niet noodig. Het is nog erger: voor den bouw van de 200 arbeiderswoningen, waarvan bij de begrooting voor .1940 sprake was, heeft men juist gronden aangewezen, waar geheid moet worden. Laatstbedoelde gronden moeten natuurlijk ook bebouwd worden, maar het gaat er om, dat juist deze gronden aan de woningbouwvereenigingen worden toegewezen, terwijl de particulieren de goede gronden kunnen bebouwen, d. w. z. dat zij winst kunnen maken, terwijl de woningbouwvereenigingen de stroppen hebben in dien zin, dat zij duur moeten bouwen en daardoor hooge huren moeten vragen. Dat is het verkeerde in de politiek van het College! Het is mogelijk, dat de gemeente zelf de gronden te duur gekocht heeft, maar wanneer zij bij het bepalen van den prijs voor de woningbouwvereenigingen rekening houdt met de kosten, welke zij aan het heien moeten besteden, dragen de vereenigingen niet alleen den strop. Thans komt het nadeel echter geheel voor rekening van de woningbouw vereenigingen en verkoopt de gemeente de goede gronden, die er dan nog zijn, aan de particulieren. Het was spreker bekend, dat een particulier gegadigde was voor de goede gronden aan den Heerenweg; spreker moet zich al zeer sterk vergissen, indien ook daar de woningbouw vereenigingen er niet naast zullen grijpen. De woningbouw vereenigingen, die in deze wijk gebouwd hebben, hebben uit den mond van den Wethouder en van sommige Eaadsleden kunnen hooren, wat haar te doen staat: niet wachten; men heeft haar verweten, dat zij geen bouwplannen hebben ingediend. Het is goed, dat deze besturen daaraan aandacht schenken. Maar dan wordt natuurlijk weer een ander argument ge vonden, n.l. dat men dien grond voor 1.50 of 2.meer kan verkoopen aan een particulier, zoodat de plannen van de woningbouwvereenigingen voor die terreinen niet doorgaan. De heer Wilbrink heeft nog geen bod ontvangen. De heer Schüller zegt, dat dat wel komt. Particulieren zijn ook niet doof; zij lezen of hooren ook deze debatten. Volgens den Wethouder deugde sprekers berekening niet, omdat spreker bij een verhooging der kosten voor heiwerk met 450.slechts 20 cent huurverhooging berekende. Maar spreker heeft dit bedrag juist zoo laag mogelijk gesteld om te ontgaan het verwijt, dat hij zou overdrijven; hij had ook een bedrag van 30 a 40 cent huurverhooging kunnen noemen. Uit het voorlaatste rapport heeft men kunnen opmaken, dat er aan deze woningen geen behoefte is. Noch de parti culiere bouwers, noch de Minister zouden er derhalve het gemeentebestuur een verwijt van kunnen maken, wanneer het geen grond voor deze woningen beschikbaar stelde. Men zal er wel het gemeentebestuur een verwijt van kunnen maken, wanneer het dezen grond verkoopt, terwijl er groote behoefte is aan arbeiderswoningen. Daaraan bestaat een schreeuwend tekort. Zelfs wanneer de 200 in voorbereiding zijnde woningen gereed zijn, komt men naar sprekers overtuiging nog ruim 400 arbeiderswoningen tekort. Hier zal door de Overheid met den meesten spoed moeten worden ingegrepen. Wil men op 1 Juni 1941 een woningreserve hebben van 2 dan zullen er nog ruim 600 woningen gebouwd moeten worden met weekhuur tot 5.50 hoogstens. De heer van Oyen zal na het betoog van den Wethouder voor dit voorstel stemmen, vooral wanneer er, zooals de heer Schüller zegt, een schreeuwend tekort aan arbeiders woningen is, al zou spreker liever gezien hebben, dat woningen van lagere huurwaarde gebouwd zouden worden. Waar de Wethouder spreker niet heeft kunnen toezeggen, dat de woningbouwvereeniging daar woningen met lagere huur waarde zou kunnen bouwen, waar anderzijds de kans bestaat, dat in de toekomst de bouwkosten zullen stijgen, waar het bovendien 400 M2. grond geldt, dus niet een opper vlakte van overwegend belang, zal spreker voor het voorstel van het College stemmen. De heer Wilbrink zegt, dat de heer Schüller verwart het heiwerk met het fundeeringswerk. Spreker heeft deze be rekening zelf ook gemaakt. Het bestuur van de woningbouw vereeniging „Ons Belang" sprak zelf ook over een ver hooging met 20 cent; deze verhooging werd speciaal veroor zaakt door het heiwerk, de heipalen enz. Het fundeerings- Verkoop bouwterrein aan van Speyksfraat, enz.; e.a. (Wilbrink e.a.) werk is noodig voor elke woning. De kosten zouden in totaal 450.— bedragen, maar het is uitgesloten dat dit alleen voor het heiwerk zou zijn, of alle deskundigen, die spreker geraadpleegd heeft, zouden moeten liegen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 21 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen: mevrouw de Cler, de heeren Key, Veenen- daal, Huurman, Eskens, Beekenkamp, Idenburg, van Dijk, van Oyen, Eiedel, Tobé, Donders, Lombert, Wilmer, Parmen- tier, van Stralen, Yerweij, Wilbrink, van der Eeijden, Bosch van Eosenthal en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren Groeneveld, van Weizen, van Eek, Snel, Eikerbout, Schüller, Jongeleen, mevrouw Brag- gaar, de heeren Piena en Oostveen. (De heer Koole had inmiddels de vergadering verlaten, terwijl de heer Bergers tijdens deze stemming tijdelijk af wezig was). VV oorstel in zake het in werkverschaffing doen verbeteren van de rioleering en de bestrating van de Da Costastraat en van de taluds e.a. van den Morsehsingel en de Jan van Houtkade en tot het vaststellen van den desbetreffenden begrootingsstaat. (10) Hierbij komt tevens aan de orde het amendement van den heer Snel, luidende: „Ondergetekende stelt voor, bij voorstel 10 in het onder A genoemde, te laten vervallen de woorden in werkverschaffing, en hiervoor in plaats te stellen als normaal werk." De heer Snel zegt, dat zijn fractie zich niet kan vereenigen met het voorstel in zake het in werkverschaffing doen ver beteren van de rioleering en de bestrating van de Da Costa straat; naar haar oordeel is dit normaal werk, dat ook als zoodanig moet worden uitgevoerd, en zij betreurt het, dat hieromtrent geen eenstemmigheid heerscht in het College. Het standpunt van sprekers fractie wordt geheel gedeeld door de sub-Commissie voor de Steunverleening van de Commissie van Advies voor Sociale Zaken, zooals blijkt uit het Ingekomen Stuk No. 10 (bl. 5 en 6). Spreker begrijpt niet, dat het College, ondanks dit advies en gelet op de samen stelling der commissie, dit voorstel heeft ingediend. Bij dit werk, dat zal worden aanbesteed, zullen geschoolde arbeiders te werk gesteld worden, omdat bij het leggen van rioleeringen en bestratingen niet iedere arbeider, althans niet iedere werklooze gebruikt kan worden. De vakarbeiders zullen dit werk moeten uitvoeren, niet tegen een uurloon van 0,44 met een duurtetoeslag van 1,50 per week, maar tegen het werkverschaffingsloon van 0,38 per uur. Indien de Eaad dit voorstel van het College aanneemt, handelt hij in strijd met de uitspraak, die hij heeft gedaan bij de behandeling van de begrooting voor 1940 door de aan neming van sprekers motie in zake de wijze van uitvoering van gemeentelijke werkverruimingsobjecten. De strekking van deze motie was niet, gelijk eenige Eaadsleden meenden te moeten opmerken, iedere gemeentelijke werkverschaffing uit te sluiten, doch wel een streng onderscheid te maken tus- schen werken, welke voor uitvoering in werkverschaffing in aanmerking komen (tot die werken behoort dit werk niet) en andere werken. Met eenige ontstemming heeft spreker in de toelichting van het voorstel gelezen, dat de Commissie van Fabricage aanvankelijk van oordeel was, dat de voorgestelde werken in aanmerking kwamen voor uitvoering bij wijze van werken voor steun door gesteunde werkloozen. Dit zou, op z'n zachtst gezegd, heel vreemd zijn geweest. Gelijk te verwachten was, heeft de Minister het werken voor steun (de zg. contra-pres tatie) afgewezen; Zijne Excellentie heeft het gemeentebe stuur medegedeeld, dat door hem de voorkeur werd gegeven aan uitvoering in gewone werkverschaffing boven werken voor den steun. Het antwoord van den Minister hield echter geenszins in een aanbeveling van de uitvoering van het onder a van het voorstel genoemde werk in werkverschaffing; het bevatte alleen de mededeeling aan welk van twee genoemde systemen hij de voorkeur gaf. Had men den Minister gevraagd, of dit werk moet worden uitgevoerd als normaal werk, als Werkfondswerk of in werkverschaffing, dan zou de kans zeer groot zijn geweest, dat hij had geantwoord: het moet als Werkfondswerk of als normaal werk ter hand worden genomen. Blijkens het Ingekomen Stuk is de meerderheid van het College van oordeel, „dat dit werk, hoe wenschelijk de uit voering op zich zelf beschouwd ook is, niet van een dergelijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 7