MAANDAG 12 FEBRUARI 1940. 25 In werkverschaffing uitvoeren van werkzaamheden aan DaCosta- (van Stralen e.a.) straat, Morschsingel en Jan van Houtkade. aanneming van het amendement kan het even goed worden uitgevoerd. De heer Wilbrink ontkent dit, omdat er geen geld genoeg beschikbaar is. De heer van Stralen zou zich er niet mede kunnen ver eenigen, dat om een verschil van ƒ2.100.(want daarop komt het precies neer) een dergelijk nuttig werk, waarom men jarenlang heeft gevraagd en dat absoluut noodig is, niet werd uitgevoerd. Spreker is een voorstander van werk verruiming; daartoe bestaat thans een mogelijkheid; het is gewenscht, dat de Raad de gelegenheid aangrijpt, maar het dan ook doet op een manier, die ieders goedkeuring kan wegdragen. Spreker betreurt het, dat de meerderheid van het College het in dit geval onnoodig laat aankomen op een splitsing in het College. Het ware te vermijden geweest. De heer Wilmer En de minderheid dan? Dat is de nieuwste democratie De heer van Stralen herinnert er aan, dat de Raad zeer onlangs een motie heeft aangenomen, waarin als het oordeel van den Raad wordt te kennen gegeven, dat gemeentelijke werkverruimingsobjecten zooveel mogelijk als normaal werk moeten worden uitgevoerd. Wanneer de Raad en ook het College bij een werk, waarbij alles pleit voor uitvoering als normaal werk, met deze uitspraak geen rekening houdt, is men op den verkeerden weg. Spreker wil graag het College blijven steunen, waar het eenigszins mogelijk is. De heer Wilmer Daar heeft hij weer een echte propaganda- speech gehouden; daar komt de aap weer uit de mouw! De heer van Stralen betreurt het, dat hij zich in dit geval tegen het voorstel van het College moet verklaren. Met dezelfde warmte, waarmede de heer Wilbrink de hoop heeft uitgesproken, dat de Raad het voorstel van het College zal aannemen, uit spreker het vertrouwen, dat de Raad dit voorstel niet zal aanvaarden. De heer Snel heeft na het betoog van den heer van Stralen slechts weinig te zeggen. De bewering van den heer Wilbrink, dat de Minister op de vraag, of een werk als normaal werk, als Werkfonds werk, dan wel als werkverschaffingsobject moet worden beschouwd, steevast zal antwoorden, dat het als normaal werk dient te worden uitgevoerd, is absoluut onjuist, omdat het Departe ment deze vraag beantwoordt in verband met den aard en het karakter van het werk, waarvoor een aanvrage is in gediend. Op de vraag van den heer Wilbrink, of dit kleine werk van zoo overwegend belang is, dat men de zaak op deze wijze moet stellen, antwoordt spreker, dat het niet gaat om den omvang van het werk, maar wel om het principe. Aan een belangrijk aantal menschen, die in de werkverschaf fing zijn geplaatst, heeft men verleden week een kaart uit gereikt, waarop bovenaan vermeld staat: „Komt niet in aanmerking voor 5 duurtetoeslag", hetgeen men volgens de motiveering dient te beschouwen als een prikkel om werk in het vrije bedrijf te zoeken. Wanneer men nu werk, dat als normaal werk kan worden uitgevoerd, in werkverschaffing doet uitvoeren, snijdt het mes aan twee kanten ten nadeele van de arbeiders: het werk wordt hun in het vrije bedrijf ontnomen, zij moeten daarom in de werkverschaffing worden geplaatst en als belooning krijgen velen van hen de geciteerde aanteekening op hun kaart. Spreker verklaart zich niet in het algemeen tegen werk verschaffing, maar zal zich er hardnekkig tegen blijven verzetten, indien men een werk als onder a van het voorstel van het College bedoeld in werkverschaffing wil laten uit voeren. Dankbaar heeft spreker nota genomen van de toezegging, door den heer Wilbrink gedaan, dat het College den Raad zal polsen alvorens een voorstel in te dienen in zake de uit voering van een bepaald object in werkverschaffing; langs dien weg kan men onaangenaamheden, als die, welke nu bestaan, voorkomen. De heer Wilbrink zegt, dat de heer van Stralen er op heeft gewezen, dat de Directeur der Gemeentewerken reeds drie jaren geleden naar aanleiding van een adres van de bewoners van de Da Costastraat een rapport over deze zaak heeft opgemaakt, waarbij hij voorstelde dit werk uit te voeren als normaal werk. Er komen echter zoo vaak vragen van In werkverschaffing uitvoeren van werkzaamheden aan Da Costa- (Wilbrink e.a.) straat, Morschsingel en Jan van Houtkadee. a. bewoners hier en verzuchtingen van bewoners daar in, naar aanleiding waarvan wel eens een rapportje opgemaakt wordt, maar men legt dat meestal voorloopig naast zich neer, omdat er wel belangrijker werken te doen zijn. Dit is ook hier gebeurd, omdat de mogelijkheid bestond, deze rioleerings- quaestie op te lossen voor een bedrag van 750.Spreker moet den heeren echter de illusie ontnemen, dat bij aan neming van het amendement-Snel dit werk toch automatisch zou worden uitgevoerd; immers, dan zou een bedrag van 2.400.daarvoor op de begrooting gebracht moeten worden. De heer van Stralen betreurt, dat de eenheid in het College is verbroken. Spreker vindt dat niet zoo dramatisch; het is zeer goed mogelijk dat er verschil van meening bestaathet College werkt echter gewoon door. Maar dat een meerderheid zich naar de zienswijze van de minderheid zou moeten voegen, om de eenheid toch maar te bewaren, acht spreker ondemocratisch. Het amendement van den heer Snel (zie bl. 21) wordt aangenomen met 17 tegen 16 stemmen. Vóór stemmen: mevrouw de Cler, de heeren Key, Groene- veld, van Weizen, van Bemmelen, van Eek, Snel, Eskens, Eikerbout, Schüller, van Oyen, Jongeleen, mevrouw Brag- gaar, de heeren Piena, van Stralen, Yerweij en Oostveen. Tegen stemmen: de heeren Bergers, Veenendaal, Huurman, Beekenkamp, Idenburg, van Dijk, Riedel, Tobé, Donders, Lombert, Wilmer, Parmentier, Wilbrink, van der Reijden, Bosch van Rosenthal en de Voorzitter. (De heer van Bemmelen was inmiddels ter vergadering gekomen). De Voorzitter stelt vervolgens, op verzoek van Wethouder Wilbrink, in verband met de door de aanneming van het amendement-Snel noodig geworden begrootingswijziging voor, de verdere behandeling van dit agendapunt aan te houden tot een volgende vergadering. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. VI. Voorstel tot liet aangaan van een overeenkomst met (le Gemeente Gouda tot wederzijdsche stroomlevering. (20) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt thans aan de orde de interpellatie van mevrouw Braggaar met betrekking tot de verstrekking van warm voedsel aan behoeftigen. Mevrouw Braggaar dankt den Raad voor de toestemming, haar verleend de volgende vragen tot het College te richten: 1. Hoe was de deelneming aan de door Burgemeester en W ethouders gestelde gelegenheid, om een warmen maaltijd te verstrekken aan de minst draagkrachtigen? 2. Acht het College van Burgemeester en Wethouders het niet gewenscht, deze warme maaltijden tenminste gedurende de maand Februari te verstrekken? In de vorige Raadsvergadering heeft spreekster haar in stemming betuigd met den door het College genomen maat regel, om gedurende de heerschende koude aan de minst, draagkrachtigen warme maaltijden te verstrekken, waarbij zij de wenschelijkheid heeft uitgesproken, om niet zoodra het weer eenigszins zachter was geworden over te gaan tot intrekking van dezen zeer goeden maatregel. Waar noch door den Raad noch door het College aanmerking is gemaakt op spreeksters betoog, mocht zij toch aannemen, dat men het over liet algemeen met deze zienswijze eens was. Spreeksters fractie was dan ook zeer teleurgesteld, toen reeds op den eersten dag, waarop het weer wat zachter was, werd aan gekondigd, dat na 7 Februari de verstrekking van warme maaltijden zou worden stopgezet. Men moet weten, hoe naar deze maaltijden verlangd werd om te begrijpen hoe groot de teleurstelling was, toen de verstrekking daarvan werd stopgezet. Waar in den Raad de wensch uitgesproken was, om niet te spoedig deze voedselvoorziening te staken, is de vraag gewettigd, of deze maatregel om aan de armsten een maaltijd te verstrekken door het College wel van ganscher harte en met volledige instemming genomen is. Men weet toch uit ervaring, dat er ook na 7 Februari nog felle koude kan heerschen; spreekster wijst op den hevigen winter 1929, tijdens den Stadhuisbrand, toen het ook midden Februari

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 11