MAANDAG 22
JANUARI 1940.
9
Electrieiteitsverordening.
(Tobé e.a.)
tarief zou niet alleen voor den Raad, maar ook voor het
publiek veel aantrekkelijker zijn. Spreker kan zich indenken,
dat de directie van de Lichtfabrieken niet zoo gemakkelijk
tot een staffeltarief overgaat, omdat men daarbij niet kan
zeggen, dat de electriciteit voor een paar centen per kWh
te krijgen is; bij een staffeltarief betaalt men 11 a 12 cent
per kWh. Thans heeft men een animeertariefde verbruikers
worden geanimeerd meer stroom te betrekken, alleen reeds
doordat het tarief zoogenaamd zeer laag is. In werkelijkheid
is het tarief niet laag, maar omdat men vastrecht betaalt,
kan men den stroom tegen 4 cent per kWh betrekken. Ver
moedelijk vreest de directie, dat indien de prijs niet meer
4 of 2 cent per kWh bedraagt, het verbruik zal verminderen.
Spreker zal over het staffeltarief niets meer zeggen, omdat
hij het toch niet mogelijk acht thans een voorstel tot invoering
van dit tarief door den Raad aangenomen te krijgen.
In de Commissie voor de Lichtfabrieken heeft spreker
gepleit voor een wijziging van de tarieven ten bate van de
groote gezinnen. Om practisehe redenen zal spreker er
thans niet op ingaan en heeft hij ook geen daartoe strekkend
voorstel gedaan. Een van de redenen is gelegen in de houding,
welke de Raad bij de behandeling van de begrooting voor
1940 heeft aangenomen, toen het voorstel om den grooten
gezinnen een korting op de tarieven toe te staan, is ver
worpen.
Nu de Raad waarschijnlijk tot invoering van het opper
vlaktarief zal besluiten, betreurt spreker het, dat de directie
van de Lichtfabrieken nog niet in staat is het spertarief
op een vroeger uur te laten ingaan. Het spertarief gaat in
om 7 uur in Arnhem, in Parijs, waar al sedert jaren het
tarief des avonds om 7 uur goedkooper wordt, en in Duitsch-
land, waar de verplichte winkelsluiting om 7 uur bestaat.
Spreker hoopt, dat de directie binnen afzienbaren tijd het
spertarief in plaats van om 11 uur om 8 uur des avonds zal
kunnen laten ingaan, zoodat de winkeliers des avonds om
8 uur de lampen in hun etalages kunnen laten branden,
waardoor de stad des avonds een veel fleuriger aanzien
zal hebben.
Het verdient toejuiching, dat het oppervlaktarief een
verlaging brengt voor de kleine winkels en de woonhuizen.
Spreker hoopt, dat na eenigen tijd het enkeltarief en het
dubbeltarief niet meer noodig zullen zijn, omdat dan alles
kan worden gebracht onder het oppervlaktarief. De tijd is
gelukkig voorbij, dat een ambtenaar van de Lichtfabrieken
kon zeggen: „Wij hebben zooveel tarieven, dat ieder het
tarief kan krijgen, dat hij verlangt." Zoo moet het in een
gemeente niet zijn; men moet niet voor iederen anderen
verbruiker een ander tarief kunnen instellen en daarom
hoopt spreker, dat binnen afzienbaren tijd de andere tarieven
dan het oppervlaktarief en de grootere tarieven zullen kunnen
vervallen.
De heer van Eek wil gaarne zijn stem aan het voorstel
geven, omdat hieraan, gezien van de zijde der Lichtfabrieken,
groote voordeelen zijn verbonden door de verdwijning van
het lichtpuntentarief. Het lichtpuntentarief leverde groote
gevaren van ontduiking op; de Lichtfabrieken konden zeer
moeilijk controleeren, hoeveel lichtpunten men inderdaad
gebruikte.
Bovendien brengt dit voorstel blijkens de toelichting
een voordeel van 20.000.aan de gezamenlijke verbruikers
deze verlaging van lasten is in de tegenwoordige, moeilijke
tijdsomstandigheden buitengewoon welkom.
De invoering van het oppervlaktarief zal evenwel ten
gevolge hebben, dat de verbruikers, die gewend zijn zoo
veel mogelijk op het stroomverbruik te bezuinigen en in
dezen tijd zullen velen dit doen daarin worden belemmerd.
Wanneer men, om welke reden dan ook, een tamelijk groot
huis bewoont, kan men thans trachten op het lichtgebruik
te bezuinigen door zoo weinig mogelijk lichtpunten te laten
aanbrengen. Deze mogelijkheid van bezuiniging zal voortaan
uitgesloten zijn, want wanneer men een kamer onverlicht
laat of op een andere manier verlicht, zal men toch moeten
betalen, alsof men de kamer wel electrisch verlichtte. Dit
is een vrijheidsbeperking, omdat men niet buiten electrisch
licht kan; men wordt belemmerd in een bezuiniging, die
toegejuicht moet worden en voor velen noodzakelijk is.
Aan de invoering van het oppervlaktarief zijn zooveel
voordeelen verbonden, dat spreker bereid is over dit be
zwaar heen te stappen.
De heer Eikerbout zwijgt in den regel niet, wanneer in den
Raad een herziening van de tarieven der Lichtfabrieken aan
de orde is; dezen keer gaat het samenstellen van een be
rekening hem evenwel een beetje boven zijn pet.
Er is een tijd geweest, waarin men zei, dat het woonhuis-
Electriciteitsvcrordening.
(Eikerbout e.a.)
tarief het werkelijk goede tarief was om den verbruikers
aan te bieden; thans weet men niet, wat bij het nieuwe
tarief de prijs van 1 kWh is.
Op het oogenblik kan een verbruiker zeggen: „met inbegrip
van meterhuur, omzetbelasting en wat er verder bijkomt,
kost de electriciteit mij 0.11 per kWh"; bij het oppervlak
tarief weet een verbruiker alleen, dat zijn huis volgens de
opmeting 90 M2. groot is.
Bij de opmetingen heeft men vreemd en, naar spreker
meent, zelfs in strijd met de verordening gehandeld. Volgens
de verordening worden schuren zonder verlichting voor de
berekening van het oppervlak niet medegerekend, maar bij
de gedane opmetingen zijn ook deze schuren medegerekend.
Het gaat hierbij niet om het aantal M2., want het verschil
zal uit den aard der zaak niet groot zijn; het gaat om het
feit, dat de verordening op dit punt niet wordt nageleefd.
Spreker had verwacht, dat het College in het Ingekomen
Stuk een helderder uiteenzetting had gegeven en iedere
verbruiker daaruit zou kunnen berekenen, wat hem een
kWh kost. Ook spreker zou het daarom niet onaangenaam
zijn geweest, indien men een staffeltarief had voorgesteld.
Spreker maakt hierbij een vergelijking met de tarieven
voor gas, volgens welke de prijs met een zeker percentage
wordt verminderd bij afname van een bepaalde hoeveel
heid gas.
Aan wat het College thans voorstelt, kan spreker geen
touw vastknoopen; de prijzen loopen zoo uiteen, dat niemand
er uit wijs kan worden. Spreker geeft daarom het College
in overweging, den Raad eerst nadere inlichtingen te ver
strekken.
De Voorzitter meent, dat de opmerkingen van den heer
Tobé reeds vaker zijn gemaakt. Het is het beste, dat
de heer Tobé in de Commissie de aandacht van de directie
blijft vestigen op de wenschelijkheid van vereenvoudiging
van de tarieven. De belangen van de Lichtfabrieken ver
zetten zich op het oogenblik tegen de invoering van den
door den heer Tobé gewenschten maatregel (staffeltarief).
In het algemeen moet spreker toegeven, dat het aangenaam
zou zijn, indien het mogelijk was de tarieven te vereen
voudigen.
Spreker erkent, dat men, indien men bezuinigen wil,
dit voortaan niet bereikt door het afschaffen van een
aantal lichtpunten. Intusschen zal het in de praktijk
niet heel vaak voorkomen, dat men tot afschaffing van
lichtpunten overgaat. Het is niet geheel en al zonder gevaar,
indien men dit doet om te bezuinigen, want zeer waar
schijnlijk zal men dan overgaan tot een andere wijze van
verlichting van de ruimten, die men niet meer electrisch
wil verlichten, en dan petroleum gebruiken, wat uit een
oogpunt van brandgevaar niet onbedenkelijk is. Spreker
hoopt, dat dit in ieder geval nu niet te vreezen staat.
Zooals men een pudding alleen kan beoordeelen door
hem te proeven, kan men het nieuwe tarief alleen beoor
deelen door het toe te passen; door de practisehe toepassing
zal men in staat zijn den prijs per kWh te berekenen, wat
overigens niet moeilijk is. Voor verreweg het grootste gedeelte
van de verbruikers zal de invoering van het nieuwe tarief
een vermindering van uitgaven beteekenen. Al blijven de
heer Eikerbout en velen met hem in de onzekerheid omtrent
den nieuwen prijs per kWh, zij kunnen zich gerust te slapen
leggen: wanneer het voorstel wordt aangenomen, zal het
allerwaarschijnlijkst ook voor hen een vermindering van
uitgaven beteekenen.
De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
(De heer Idenburg had inmiddels de vergadering verlaten).
Beraadslaging over artikel III, waarbij tevens aan de
orde komt de amendementen van den heer Tobé, luidende
„De ondergeteekende heeft de eer de volgende amende
menten op Art. III van de ontwerp-verordening tot wijziging
van de „Electriciteitsverordening" (Ing. Stuk No. 1 van 1940)
voor te stellen:
1°. III. Oppervlaktarief, letter a, sub 3, wordt gelezen
als volgt:
3. Het gedeelte (op andere wijze) voor de uitoefening van
het beroep gebruikt:
voor elke 10 m2 of gedeelte daarvan:
A. voor kantoren, behandelkamers, zalen f 0.70
B. voor huisindustrieo.35
C. voor kleine werkplaatsen, pensions0.14
D. voor bergplaatsen, boerderijen, tuinderijen 0.07
bovendien per verbruikte kWh4 cent