2 MAANDAG 22 JANUARI 1940. (Voorzitter e.a.) bond houdende verzoek te bevorderen, dat de salarissen van het politiepersoneel worden herzien. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 5°. Amendement van den heer Snel op het voorstel in zake in werkverschaffing doen verbeteren van de rioleering en de bestrating van de Da Costastraat. Zal worden behandeld bij punt 10 der gedrukte agenda. De Voorzitter stelt alsnu tegelijkertijd aan de orde de agenda punten 2 en 3. De heer Beekenkamp wenscht over één dezer punten eenige opmerkingen te maken, maar stelt er prijs op, dit te doen in een besloten zitting, waarom hij den Voorzitter verzoekt de deuren te doen sluiten. De heer Wilmer, agendapunt 3 besprekende, is het met het College volkomen eens, dat onder de huidige omstandigheden, waarvan een in het Ingekomen Stuk wordt genoemd, het zeer gewenscht is de benoeming van den heer van Ginkel te continueeren, en stelt het op prijs, dat deze een continuatie van de benoeming wil aanvaarden. Spreker ziet echter niet in, waarom het noodzakelijk is vast te leggen, dat de conti nuatie beslist een vol jaar zal duren. De omstandigheid, die het College noemt en de overige omstandigheden, welke de continuatie wenschelijk maken, kunnen ook binnen een jaar eindigen, zoodat het dan alleszins redelijk zou zijn, dat ook de benoeming op dat tijdstip eindigde. Spreker geeft daarom het College in overweging de laatste alinea van Ingekomen Stuk No. 3 te lezen als volgt: ,,Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging den heer N. C. F. van Ginkel tot wederopzeggens toe, doch uiterlijk tot het einde van het jaar 1940 te benoemen tot Commissaris der gemeente bij de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij." Het is, naar spreker gelooft, niet noodig een amendement in te dienen; hij wil veronderstellen en moet zelfs veronder stellen, dat het College, en speciaal de Voorzitter, het met deze wijziging in de redactie volkomen eens is, zoodat het overbodig is een amendement in te dienen. De heer van Eek, eveneens agendapunt 3 besprekende, ondersteunt het denkbeeld van den heer Wilmer. Onder de gegeven omstandigheden maakt sprekers fractie natuurlijk ook geen bezwaar tegen de continueering van de betrekking van den heer van Ginkel, maar naar haar oordeel moet deze zaak zoodanig geregeld worden, dat de moeilijkheden, die ontstaan door het plotseling ophouden van de betrekking, dan kunnen worden overwonnen. Het komt spreker als het meest gewenscht voor, wanneer men met den heer van Ginkel kan overeenkomen, dat hij het recht heeft een jaar in die betrekking te blijven, maar aan den anderen kant de Raad vrij blijft om, als de omstandig heden geëindigd zijn, aan de betrekking vroeger een einde te maken. De Voorzitter verklaart, dat het College bereid is de gedach te van het amendement, dat de heer Wilmer heeft voorge steld, over te nemen; spreker meent, dat de Raad daarmede zal kunnen instemmen. Indien het juist is, kan die opvatting als vaststaand worden aanvaard. De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. De heer van Eek stelt voor de benoeming van een leeraar in de handelswetenschappen aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus uit te stellen tot de volgende vergadering. Spreker acht het n.l. gewenscht, dat het onderricht in het handelsrecht wordt gegeven door een jurist, wat niet zal geschieden, wanneer een van de twee candidaten, die thans worden aanbevolen, wordt benoemd. Wel is waar twijfelt spreker er niet aan, dat beide aanbevolenen bekwaam zijn om in dit vak te doceeren, maar hij meent in het algemeen, dat handelsrecht meer speciaal behoort tot de juridische vakken en dat daarom een jurist les in handelsrecht moet geven. De zaak is zeer moeilijk geworden, doordat de oproeping heeft plaats gehad voor het volledige onderwerp handels wetenschappen en de twee sollicitanten er dus op rekenen, dat zij 16 uur te onderwijzen krijgen. Het is spreker bekend, dat zij zich niet zullen terugtrekken, wanneer niet door hen, maar door een ander de 2 uur handelsrecht moeten worden Benoemingen. (van Eek e.a.) gegeven; het spreekt vanzelf, dat wanneer daaromtrent een vraag tot een sollicitant wordt gericht, hij er genoegen mee zal nemen uit vrees, dat hij anders niet benoemd zal worden. Indien de Raad sprekers voorstel van orde aanneemt en daarbij als zijn meening uitspreekt, dat de 2 uur handelsrecht moeten worden gegeven door een jurist, is de directeur nog eens in de gelegenheid te overwegen, of het in het belang van het onderwijs niet gewenscht is, inderdaad die 2 uur aan een jurist te geven. Op het oogenblik is aan de H. B. 8. werkzaam een jurist, van wien men weet, dat hij een goed leeraar is. Het is jammer, dat men deze zaak niet eerder onder de oogen heeft gezien, maar daaraan kan de Raad, die plotseling voor deze benoeming is geplaatst, niets doen. Wordt de be noeming uitgesteld, dan kan de Wethouder overwegen, wat het belang van het onderwijs eischt en kan de Raad later bij het doen van de benoeming beter beslagen ten ijs komen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van orde van den heer van Eek, luidende: ,,De Raad, gewenst achtend, dat de twee uren handelsrecht gegeven worden door een jurist, besluit de benoeming uit te stellen tot een volgende vergadering." De heer Wilmer kan zich met het voorstel van orde van den heer van Eek niet vereenigen. De adviezen van den directeur en van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs zijn zeer duidelijk. In de advertentie werd opgeroepen een leeraar in de handels wetenschappen voor 16 uur; daarmede werd uitgesproken, dat de leeraar ook het handelsrecht zou doceeren, aangezien men anders zou hebben opgeroepen een leeraar voor 14 uur. Indien de directeur en de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs van oordeel waren geweest, dat het onderwijs in handelsrecht moest worden gegeven door een jurist, zouden zij het onmiddellijk hebben opgedragen aan den tegenwoordigen leeraar in het staatsrecht en de economie, die een jurist is, en zouden zij hebben opgeroepen een leeraar in de handelswetenschappen voor 14 uur. Waar de Raad positief kent de meening van de deskundigen buiten den Raad, die het vertrouwen van den Raad hebben, is er, naar sprekers oordeel, geen voldoende aanleiding voor den Raad om een tegenovergestelde meening uit te spreken. Zoolang spreker geen andere, zeer overtuigende argumenten hoort, blijft hij van oordeel, dat de Raad zich behoort neer te leggen bij de meening van de deskundige personen, die direct verantwoordelijk zijn voor den gang van het onderwijs aan de H. B. S. De heer van Bemmelen zal zijn stem geven aan het voorstel van orde van den heer van Eek, vooral omdat spreker er van overtuigd is, dat het vak handelsrecht beter gecombineerd kan worden met de vakken staathuishoudkunde en staats recht dan met de vakken, waarmede het op het oogenblik is vereenigd. Het is gewenscht, dat de directeur en de Com missie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs daarom trent een advies uitbrengen in de eerstkomende veertien dagen. Spreker kan zich zeer wel voorstellen, dat de directeur en de Commissie van de juistheid der zienswijze van den Raad overtuigd geraken. In het bijzonder op grond van eigen ervaring verklaart spreker, dat de combinatie, door den heer van Eek voorgestaan, verre de voorkeur verdient, omdat het vak handelsrecht ongetwijfeld in een breeder kader geplaatst en ruimer belicht wordt, wanneer het samenhangt met de vakken staathuishoudkunde en staatswetenschappen dan wanneer het gecombineerd is met de boekhoudkundige vakken. Spreker ziet volkomen in, dat het aanbeveling ver dient het vak handelsrecht een behoorlijke verbinding met de praktijk te geven, maar is er tevens van overtuigd, dat de leeraar in de staathuishoudkunde en de staatswetenschappen daartoe alleszins in de gelegenheid zal zijn. Waar de H. B. S. niet alleen voor de praktijk, maar onge twijfeld ten aanzien van bepaalde leerlingen ook voor de universitaire studie opleidt en de leerlingen zeer vaak gaan studeeren, hetzij voor de Indische bestuursvakken, hetzij in het Indische recht, terwijl vele leerlingen via het staats examen in de rechten gaan studeeren, komt het spreker voor alleszins aanbeveling te verdienen, de combinatie van vakken te maken, zooals zij in vele gevallen elders bestaat. De heer Beekenkamp kan zich volkomen vereenigen met den gedachtengang van het voorstel van orde van den heer van Eek en heeft bezwaar tegen de motiveering, welke de heer Wilmer van diens stemmen tegen dit voorstel heeft gegeven. De heer Wilmer deed het voorkomen, alsof de Com missie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs afwijzend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 2