MAANDAG 22 JANUARI 1940. 13 Verhuring wei- en teelland e.a. (van Eek e.a.) XV. Voorstel tot het verhuren van verschillende perceelen wei- en teelland. (13) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Hierna is aan de orde: XII. Voortzetting van de behandeling van het voorstel inzake het in uitzichtstellen van een bijdrage uit de gemeentekas in de kosten van aanschaffing van luchtafweergeschut. (219 van 1939) De heer van Eek zijn stem motiveerende, zegt, dat tegen dit voorstel belangrijke argumenten zijn aan te voeren. In de eerste plaats is een bedrag van 125.000.gezien den benarden toestand van de gemeentefinanciën, zeer aan zienlijk; bovendien zal het bedrag, naar spreker hoopt en ook zeer waarschijnlijk acht, nutteloos worden uitgegeven. De vraag, of het voteeren van dit bedrag tot het ge- wenschte doel zal leiden, is afhankelijk van de andere vraag, of buiten deze 125.000.nog voldoende zal worden bijeen gebracht door particulieren. Met den voorgestelden maatregel wordt slechts een zeer beperkte veiligheid verkregen; voor het verkrijgen van een eenigszins doelmatige veiligheid is de aanschaffing van zoek lichten noodzakelijk, maar de uitgaven daarvoor zouden de kosten aanzienlijk verhoogen. Erkennende, dat er belangrijke argumenten tegen het voorstel zijn aan te voeren, bezit spreker toch niet den moed er tegen te stemmen. De gevaren, die Leiden, zij het dan ook wellicht in de toekomst, bedreigen, zijn zoo groot, dat niets mag worden verzuimd om ze te bezweren. De maat regel geeft eenigszins een gevoel van veiligheid, al is het dan een beperkte veiligheid. Het voorstel wekt bij de be volking de gedachte: de Raad doet ten minste, wat hij kan doen en maakt, dat de burgerij eenigszins tegen het gevaar gewapend is. Bij de groote gevaren, die de bevolking misschien in de toekomst zullen bedreigen, acht spreker zich niet verant woord met zijn stem aan dit voorstel te onthouden. De heer Wilmer verklaart, dat de katholieke Raadsfractie, geheel of in meerderheid, haar stem aan het voorstel zal geven, geenszins omdat haar leden er van overtuigd zijn, dat voor het te voteeren bedrag, aangevuld met bedragen, komende van particulieren, een zoo perfect mogelijke lucht afweer zal kunnen worden verkregen, maar wel omdat zij de overtuiging hebben, dat voor het bedrag zal kunnen worden aangeschaft een luchtafweer, waardoor de veiligheid van de bevolking bij aanvallen uit de lucht veel grooter zal zijn dan wanneer er in het geheel geen luchtafweer bestond. Wie niet in staat is zich de meest perfecte beveiliging te ver zekeren, mag daarom niet afwijzen een minder perfecte beveiliging, tot welker aanschaffing hij zich wel in staat mag achten. De heer Parmentier spreekt zijn dank uit voor de uitnemende voorlichting, welke de Raad van generaal Carstens heeft gekregen; deze voorlichting was noodzakelijk voor het nemen van een eenigszins gegronde beslissing. Vooral de beantwoording door generaal Carstens van de vragen, door de Raadsleden gesteld, heeft spreker de zekerheid gegeven, dat men het niet voor zijn verantwoording kan nemen, in dit geval niets te doen. Alleen op dezen grond zal spreker voor het voorstel van het College stemmen. Het College zegt in de toelichting van zijn voorstel, dat de aanschaffing van luchtafweergeschut „hoogst wenschelijk moet worden geacht"; spreker zou in de plaats hiervan willen lezen: „noodzakelijk moet worden geacht" en dit vooral ook na de toelichting van generaal Carstens. Door de aanneming van dit voorstel wordt de zaak echter nog niet tot uitvoering gebracht; het bekende rose weekblad typeerde het dezer dagen zeer juist met te zeggen: „indien dit voorstel wordt aangenomen, zijn wij nog niet halfweg". Spreker weet niet, wanneer de uitvoering zal geschieden, waar de Luchtafweercommissie-Leiden eerst 35.000.heeft bijeengekregen, terwijl er een bedrag van 75.000.moet zijn. Om deze reden overweegt spreker de indiening van een voorstel om den Raad te doen besluiten thans tot de aanschaffing van het luchtafweergeschut óver te gaan, tenzij het College spreker de zekerheid kan geven, dat in ieder geval de Luchtafweercommissie-Leiden een niet te lange termijn zal worden gesteld voor het inzamelen van het thans nog ontbrekende geld en dat, indien deze Com missie daarin niet slaagt, de zaak opnieuw en met spoed aan den Raad zal worden voorgelegd. Luchtafweergeschut. (Parmentier e.a.) Spreker vraagt zich dus af, wanneer men zal overgaan tot de aanschaffing van het door den Raad noodzakelijk geachte afweergeschut. De heer Jongeleen herinnert den Raad er aan, dat hij reeds in December heeft betoogd, geen vrijheid te kunnen vinden voor het voorstel te stemmen met het oog op den toestand van de gemeentefinanciën, maar ook omdat het een vraagstuk van technische voorlichting was. Na hetgeen spreker intusschen heeft vernomen omtrent de technische zijde van het vraagstuk, heeft hij niet den moed voor dit voorstel te stemmen. De heer Riedel acht hetgeen thans aan den Raad is mede gedeeld een verduidelijking van de toelichting, welke van dit -voorstel in December is gegeven. Intusschen is nog niet zulk een helderheid verkregen, dat spreker aan dit voorstel zijn stem zou durven geven. De argumenten, welke spreker op 22 December 1939 heeft aangevoerd, hebben z.i. hun waarde behouden. Het blijft voor spreker vooral een zeer groot bezwaar, dat een stad, die zich op deze wijze verdedigt, ingeschakeld wordt bij de strijdende partijen. Het ligt niet op den weg van de gemeente of de burgerij om dit odium op zich te laden. De heer van Weizen is ook van oordeel, dat men maat regelen moet nemen om de grootst mogelijke veiligheid voor de burgerbevolking te verkrijgen; wanneer dit gepaard moet gaan met het brengen van offers, is spreker daartoe bereid. Het bedrag van 200.000.is naar sprekers meening vol doende voor het verkrijgen van een, zij het niet afdoende, dan toch gedeeltelijke bescherming, waarmede bepaalde gevaren kunnen worden afgewend. Indien het bedrag van 75.000.niet in de kringen van belanghebbenden kan worden bijeengebracht, behoudt spreker zich het recht voor, te stemmen tegen een eventueel voorstel om het bedrag van ƒ200.000.— door de gemeente te doen verstrekken. Ook van andere zijde dan van den kant der gemeente zal een offervaardigheid moeten blijken om tot de gewenschte veiligheid te komen. De heer Eskens ziet de bezwaren, welke hij in de vergade ring van 22 December 1939 tegen het voorstel heeft aange voerd, door de toelichting van generaal Carstens niet weg genomen en blijft op het standpunt staan, dat men afweer geschut van grooter kaliber, n.l. 4 cM„ moet aanschaffen. Aan den anderen kant kan spreker zich vereenigen met het betoog van de heeren van Eek en Wilmer, dat de Raad tegenover de burgerij moet toonen, in ieder geval preventieve maatregelen te willen nemen. Spreker zal zich dan ook, ondanks zijn bezwaren, met het voorstel van het College vereenigen. De heer Oostveen durft het niet voor zijn verantwoording te nemen, zijn stem aan dit voorstel te geven na hetgeen hij uit de toelichting van generaal Carstens heeft vernomen omtrent het-onvoldoende-zijn van luchtafweergeschut van 2 cM. kaliber. De burgerij heeft naar sprekers meening recht op meer bescherming dan met de aanneming van dit voorstel kan worden verkregen en daarom zal spreker tegen het voorstel stemmen. De heer van Dijk zal tegen het voorstel stemmen 1°. op grond van de overweging, dat de luchtafweer een taak van het Rijk is, 2°. omdat hij de gemeente door 6 batterijen, elk van 2 stuks van 2 cM., niet voldoende beveiligd acht en 3°. op grond van financieele overwegingen. De heer van Stralen zegt, dat hoewel het uit de stukken niet is gebleken, in het College geen algeheele overeenstemming omtrent dit voorstel bestaat; spreker kan zijn stem er niet aan geven. Waar het hier niet in de eerste plaats betreft het beschermen van de bevolking, dat op den weg van het Rijk ligt, maar het gaat om de bescherming van de bezittingen en de bedrijven, is spreker wel bereid mede te gaan met een voorstel tot aan koop van afweergeschut, mits de kosten daarvan in de juiste verhoudingen worden verdeeld over degenen, die bij deze verdediging belang hebben. Spreker zou zich dus kunnen ver eenigen met een voorstel in den geest van de verklaring, welke de Voorzitter in de vergadering van 6 November 1939 namens het College heeft afgelegd, en waarin wordt gezegd, dat de gemeente aan het nemen van den maatregel wenscht mede te werken naar de mate, dat de belangen van de gemeen te bij deze zaak betrokken zijn. De medewerking van de ge meente wordt in de waardeering overschreden, wanneer zij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 13