aangevraagd, geven wij Uwe Vergadering alsnu in over weging door vaststelling van de overgelegde begrootings- staten, model D, dienst 1939 en 1940, tot de voorgestelde begrootingswijzigingen te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. K°. 9. Leiden, 12 Januari 1940. In Uw Vergadering van 9 Mei 1938 werd vastgesteld een Verordening, regelende de rangen, bet aantal, de samen stelling, de eischen van benoembaarheid en de bezoldiging van de ambtenaren van politie der gemeente Leiden (de z.g. verordening ex art. 223, 3e lid, der Gemeentewet). Deze verordening heeft de Koninklijke goedkeuring nog niet verkregen. De Minister van Binnenlandsche Zaken opperde n.l. verschillende bezwaren tegen een aantal be palingen, die overleg noodzakelijk maakten. Dit overleg leidde ertoe, dat de Minister op eenige punten zijn bezwaren liet vallen, terwijl wij ons, teneinde de geheele regeling niet in de waagschaal te stellen, bereid verklaarden op andere onderdeelen wijziging van de verordening aan Uw Ver gadering voor te stellen. Zoo heeft de Minister in de eerste plaats uiteindelijk doen berichten, dat hij zich kan vereenigen met het bepaalde in art. 3, sub a, mits daarin tot uitdrukking wordt gebracht hetgeen ook de bedoeling was dat naast den met den eigenlijken politiedienst belasten hoofdinspecteur alleen de met de leiding van de brandweer belaste inspecteur den rang van hoofdinspecteur kan bekleeden. Vervolgens werd het wenschelijk geacht in art. 3, sub b, het aantal inspecteurs le klasse te fixeeren op 5, terwijl de Minister wel eenig bezwaar had tegen een aantal van 13 hoofdagenten (art. 3, sub e). Hij kan er zich echter mede vereenigen, wanneer dit aantal als maximum wordt vermeld. De bezoldiging van een agent 2e klasse met een proeftijd ad 27.per week (artt. 8 en 14) acht de Minister te hoog. Hij kan slechts zijn goedkeuring hechten aan een belooning van 1.350.per jaar, d.w.z. rond 26.per week. De inhoud van den tweeden zin van artikel 11, le lid, (mededeeling van het onthouden van een periodieke ver hooging) is naar het oordeel van den Minister vreemd aan de strekking van art. 223, 3e lid, der Gemeentewet. Z.i. behoort deze zin, die betrekking heeft op de toepassing van een disciplinairen maatregel, uit deze verordening te vervallen. Voorts zou de Minister in art. 15 tot uitdrukking gebracht willen zien, dat bij het bezit van meer dan één diploma slechts voor één diploma en wel voor dat, waaraan de hoogste waarde moet worden toegekend, een toelage zal worden verleend. Ben bedrag van 125.als jaarlijksche vergoeding aan de ambtenaren op weekloon, die dienst doen in burger- kleeding, (art. 17, 2e lid) komt den Minister, gelet ook op het daarvoor in andere gemeenten vastgestelde bedrag, te hoog voor. Met een vergoeding van 100.kan z.i. worden volstaan. Aanneming van het bij de behandeling van de gemeentebegrooting 1940 door den heer Eikerbout inge diende voorstel moeten wij dus ontraden. In verband met een onlangs plaats gehad hebbende wijziging van de Dienstplichtwet behoort in art. 27, 3e lid, verwezen te worden naar art. 34 en niet naar art. 36 van die wet. Tenslotte is de Minister van meening, dat art. 49, le lid, een te vrijgevige bepaling (uitkeering bij eervol ontslag wegens ongeschiktheid uit hoofde van ziekte, ziels- of lichaams gebreken) inhoudt. Deze bepaling dient z.i. te worden ge schrapt. Vermits zoowel de Burgemeester, alsook ons College, zooals gezegd, zich met deze wijzigingen, ten einde de ge heele regeling niet in de waagschaal te stellen, vereenigen, geven wij Uwe Vergadering onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde stukken alsnu in over weging a. in de Verordening van 9 Mei 1938, regelende de rangen, het aantal, de samenstelling, de eischen van benoembaarheid en de bezoldiging van de ambtenaren van politie der Ge meente Leiden, alsnog de navolgende wijzigingen aan te brengen I. In art. 3: 1°. lid 1, sub a, te lezen als volgt: 1 of 2 in den rang van hoofdinspecteur, met dien verstande, dat naast den met den eigenlijken politiedienst belasten hoofdinspecteur, slechts de met de leiding van de brandweer belaste inspecteur den rang van hoofdinspecteur kan bekleeden; 2°. aan lid 1, sub b, de volgende woorden toe te voegen: waarvan ten hoogste 5 in den rang van inspecteur le klasse; 3°. in lid 1, sub c, in plaats van ,,13" te lezenten hoogste 13. II. Het getal „27.vermeld achter „agent 2e kl. met een proeftijd" in art. 8, alsmede dat getal in lid 1 van art. 14, te wijzigen in: 26. III. De tweede zin van lid 1 van art. 11 te laten vervallen. IV. Aan art. 15 een derde lid toe te voegen, luidende: 3. Bij het bezit van meer dan één diploma wordt slechts voor één diploma en wel voor datgene, waaraan de hoogste waarde moet worden toegekend, een toelage verleend. V. Lid 2 van art. 17 te lezen als volgt: 2. Boven de wedde wordt een per kwartaal uit te betalen toelage voor kleeding genoten: a. ten bedrage van 125.per jaar door de(n) hoofd inspecteur^), de inspecteurs le klasse, de inspecteurs en de adjunctinspecteurs b. ten bedrage Aran 100.per jaar door de ambtenaren op weekloon, die in den regel in burgerkleeding dienst doen. VI. In lid 3, sub b, c, d en e van art. 27 het getal „36" te wijzigen in: 34. VIII.-In art. 49: lid 1 en het cijfer „2" voor lid 2 te laten vervallen. b. de aldus gewijzigde verordening opnieuw vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 10. Leiden, 12 Januari 1940. In Uwe Vergadering van 14 Maart 1938 werd om praeadvies in onze handen gesteld een verzoek van bewoners van de Toussaintkade, om de sloot langs die kade wegens haar ver vuilden toestand te doen dempen. In verband hiermede deelen wij U het volgende mede. Inderdaad verkeert genoemde sloot meermalen in vervuil den staat, deels als gevolg van de uitloozing van de riolen van de Potgieterlaan, de De Genestetstraat en de Da Costa- straat in die sloot en deels als gevolg van het werpen van vuil en afval in die sloot door de bewoners van de kade en om geving. Aangezien de sloot ingevolge het uitbreidingsplan moet blijven gehandhaafd, kan demping niet in overweging worden genomen. Verbetering van den bestaand en toestand is derhalve slechts te verkrijgen door het opheffen van de genoemde loozingen en door het nalaten van de hiervoren gesignaleerde gewoonte van de bewoners van de kade en omgeving, om die sloot te bezigen als een gelegenheid om zich van vuil en afval te ontdoen. Opheffing van de rioolloozingen kan plaats hebben door het rioolwater in de stadswijk tusschen den Haagweg en de Toussaintkade naar den Rijn af te voeren, waartoe de rioleering van de Da Costastraat moet worden verbeterd en waaraan een verbetering van de bestrating van een gedeelte van die straat gepaard dient te gaan. De Commissie van Fabricage was aanvankelijk van oordeel, dat deze werken in aanmerking kwamen voor uitvoering bij wijze van werken, voor steun door gesteunde werkloozen. Kaar aanleiding hiervan verzochten wij den Minister van Sociale Zaken ons te willen mededeelen, welk .systeem van werken voor steun zijn goedkeuring kon verwerven en mits dien voor subsidieering uit het Werkloosheidssubsidiefonds in aanmerking kwam. De Minister berichtte ons evenwel, dat door hem de voorkeur werd gegeven aan uitvoering in gewone werkverschaffing boven werken voor den steun, zoo dat de Commissie van Fabricage haar aanvankelijk geopperde denkbeeld moest loslaten en tot uitvoering van het werk in werkverschaffing adviseerde. Ook een tweede object advi seerde genoemde Commissie in werkverschaffing te doen uitvoeren, n.l. de verbetering van de taluds c.a. langs den Morschsingel en de Jan van Houtkade, omvattende het verwijderen van de bestaande en het aanbrengen van een nieuwe oevervoorziening, het afschuiven van graszoden, het aanbrengen en egaliseeren van grond, het leggen van -gras zoden enz. De kosten van de verbetering van de rioleering en de bestrating van de Da Costastraat worden geraamd op 8.350.waarin begrepen is een loonbedrag van 3.150. die van de verbetering van de taluds c.a. langs den Morsch singel en de Jan van Houtkade op 3.100.waarin be grepen is een loonbedrag van 1.600. Omtrent het uitvoeren van de genoemde werken in werk verschaffing wonnen wij ook het advies in van de Sub- Commissie voor de Steunverleening van de Commissie van Advies voor Sociale Zaken. Deze Commissie rapporteerde, dat de verbetering van de rioleering en de bestrating van de Da Costastraat h. i. niet voor uitvoering in werkverschaffing in aanmerking komt en wel omdat dit hoofdzakelijk technisch werk als urgent moet worden beschouwd en bovendien omdat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 3