4
zake verlenging van de pacht, echter op eenigszins ge
wijzigde basis, wat den omvang van het baggerwerk betreft.
Teneinde het gunstig effect van de door het Hoogheem
raadschap van Eijnland te nemen maatregelen voor de ver-
versching van het boezemwater in de grachten nog zooveel
mogelijk te verhoogen, is het n.l. gewenscht het baggerwerk
voornamelijk in de wintermaanden en in het voorjaar te
doen geschieden en dit derhalve in de zomermaanden te
beperken; een dergelijke verandering zal voor de gemeente
uiteraard ook een verlaging van uitgaven meebrengen.
De Yennootschap is bereid bevonden de pacht weder te
verlengen op den volgenden voet:
1. De pachtsom voor het baggerwerk bedraagt:
a. voor de maanden Mei tot en met October 258.per
maand
b. voor de maanden November tot en met April 716.
per maand.
De nieuwe pachtsom bedraagt derhalve gemiddeld 487.
per maand of 5.844.per jaar, tegen 11.483.28 volgens
de loopende overeenkomst.
2. De vergoeding voor het vervoeren van stoffen blijft
bepaald op 0.60 per M3.
3. De overeenkomst wordt weder aangegaan voor den
tijd van drie jaren, behoudens mogelijkheid van tusschen-
tijdsche opzegging tegen 1 Mei telken jare door beide partijen.
4. Met het oog op de genoemde regeling van den baggertijd
zal de pacht in den vervolge eindigen op 1 Mei en dus niet
meer op 1 Maart, in verband waarmede de loopende overeen
komst eerst zal eindigen op 30 April 1940 in plaats van op
29 Februari a.s.
5. De verdere voorwaarden zullen, behoudens de uit den
nieuwen toestand voortvloeiende wijzigingen, gelijkluidend
zijn aan de tegenwoordige.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat
deze regeling aannemelijk is, weshalve wij Uwe Vergadering
in overweging geven te besluiten:
1°. de nog tot 1 Maart 1940 loopende overeenkomst met
Kuyf's Vuil- en Baggerbedrijf N.Y., te Nieuwkoop, inzake
de pacht van het baggerwerk c.a., ongewijzigd te verlengen
tot 1 Mei 1940;
2°. het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende werk
zaamheden voor den tijd van drie jaren, ingaande 1 Mei 1940,
weder onderhands te verpachten aan Kuyf's Vuil- en Bagger
bedrijf N.V., te Nieuwkoop, zulks tegen een door de gemeente
te betalen pachtsom van 258.per maand voor de maanden
Mei tot en met October en van 716.per maand voor de
maanden November tot en met April en tegen een door de
gemeente te betalen vergoeding van 0.60 per M3. voor het
vervoeren van stoffen, en voorts onder de ter inzage gelegde
voorwaarden, met dien verstande, dat beide partijen bevoegd
zullen zijn de pacht telken jare tegen 1 Mei op te zeggen,
met inachtneming van een termijn van drie maanden.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 7.
Leiden, 12 Januari 1940.
In Uwe zitting van 9 October j.l. besloot Uwe Vergadering
overeenkomstig ons voorstel, vervat in Ingekomen Stukken
No. 166 van 1939, aan de Wed. J. van Blitterswijk geb.
van der Touw een bedrag van ƒ160.uit te keeren voor
eens, ter vergoeding van verschillende onkosten in verband
met de verpleging en de begrafenis van wijlen haar echt
genoot, die op 31 Juli j.l., tengevolge van het omwaaien
van de schutting, welke vóór den stadhuisgevel was ge
plaatst, zoodanig letsel bekwam, dat hij eenige dagen daarna
overleed, zoomede een bedrag van 4.per week, ingaande
9 Augustus 1939, gedurende haar geheele leven.
Bij het bepalen van die uitkeeringen was rekening gehouden
met de financieele omstandigheden, waarin genoemde weduwe
in verband met dat overlijden kwam te verkeeren.
Gelijk men uit de overgelegde stukken kan lezen, is achteraf
gebleken, dat die omstandigheden eenigszins gunstiger waren,
dan ten tijde van het nemen van Uw besluit werd veronder
steld. Op grond hiervan is met de Weduwe van Blitterswijk
nader overeengekomen, dat de vorenvermelde uitkeering
voor eens ad 160.niet zal plaats hebben.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging:
a. Uw besluit van 9 October 1939 in zake het uitkeeren
aan de Wed. J. van Blitterswijk geb. van der Touw van
een bedrag van 160.voor eens, ter vergoeding van ver
schillende onkosten in verband met de verpleging en de
begrafenis van wijlen haar echtgenoot en een bedrag van
ƒ4.per week, gedurende haar geheele leven, te wijzigen
in dier voege, dat de uitkeering voor eens ad 160.vervalt;
b. in verband met het besluit sub a, met intrekking van
den bij Uw besluit van 9 October 1939 vastgestelden staat
tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1939, vast
te stellen de overgelegde staten tot wijziging van de be
grootingen, dienst 1939 en dienst 1940. De uit te keeren
som, welke over 1940 208.zal bedragen, kan worden
afgeschreven van den post „Onvoorziene Uitgaven", waarop
thans nog 26.923.beschikbaar is.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. it. Leiden, 12 Januari 1940.
Het tot nog toe op de begrooting uitgetrokken crediet
voor den Stadhuisbouw dient thans ten aanzien van de
hieronder volgende onderdeelen te worden verhoogd met de
daarachter vermelde bedragen:
1°. hoogere kosten voor de aanschaffing van
graniet530.
2°. hoogere kosten voor de aanschaffing van
stalen ramen en bronzen puien1.700.
3°. hoogere kosten voor het leveren, mon-
teeren enz. van electrische lichtinstallaties 10.810.
Hiervoor was aanvankelijk geraamd
25.000.Ingevolge raadsbesluit van 14
November 1938 (Ingek. Stukken No. 183) werd
de levering, met inbegrip van werken, die niet
in deze begrooting waren opgenomen, opge
dragen voor 37.375.De uitgaaf terzake zal
evenwel 35.810.bedragen, zoodat aanvulling
van de aanvankelijk geraamde som van
25.000.met 10.810.noodig is.
4°. hoogere kosten voor het leveren, mon-
teeren enz. van liften2.420.
5°. kosten van het leveren, monteeren en op
hangen van lichtornamenten enz5.060.
Deze levering, welke tot de inrichting be
hoort en waarvoor geen gelden waren uitge
trokken, werd bij genoemd raadsbesluit van
14 November 1938 opgedragen.
6°. kosten (inbegrepen salarissen) van het
bouwbureau over het jaar 1939 en de geraamde
kosten tot aan het gereedkomen van het
gebouw in 1940honorarium, reiskosten en ver
goeding inzake de arbitragewerkzaamheden
voor den architect; honorarium voor advi
seurs 66.400.
7°. kosten van het maken en plaatsen van
bronzen straatlantaarns voor de verlichting van
het Stadhuisplein3.250.
8°. kosten van buisleidingen voor de telefoon-
installatie1.030.
9°. kosten van electrische klokken en van de
leidingen hiervoor1.045.
10°. kosten van aansluiten aan de radio
distributie 515.
11°. kosten van de wijzers van de klok in den
Stadhuistoren400.
12°. hoogere kosten voor aanschaffing van
zandsteen in verband met het aantal verwerkte
kubieke meters2.600.
13°. hoogere kosten van de torenspits 180.
Totaal 95.940.
Van deze gelegenheid kan gebruik gemaakt worden, om
de op den dienst 1939 voor den Stadhuisbouw en de gevel
restauratie beschikbaar gestelde gelden, welke in dat jaar
niet zijn uitgegeven, respectievelijk bedragende 497.240.22
en 2.054.10 op den dienst 1940 over te brengen.
Wat de gevelrestauratie betreft zij nog medegedeeld, dat
in de som van ƒ2.054,10 een rijkssubsidie van 50 of
1.027.05 op den dienst 1940 kan worden tegemoet gezien,
terwijl eveneens ten bate van dat dienstjaar een provinciale
subsidie van 6.880.kan worden verwacht.
In Ingek. Stukken No. 89 van 1939 werd medegedeeld,
dat voor den Stadhuisbouw en de gevelrestauratie door
„geldleening" moest worden voorzien in 1.069.375.
welk bedrag, ingevolge de begrootingswijziging bij raads
besluit van 19 Juni 1939 (Ingek. Stukken No. 107) inmiddels
werd gebracht op 1.072.375.
Met inbegrip van bovengenoemd bedrag van 95.940.
zal thans derhalve voor den Stadhuisbouw en de gevel
restauratie door „geldleening" moeten worden gedekt.
1.168.315.—.
Onder mededeeling, dat de verder benoodigde gelden,
o.a. voor de inrichting en meubileering, t.z.t. zullen worden