VRIJDAG 22 DECEMBER 1939.
337
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Wenendaal e.a.)
lijking met de uitgaven, die negen andere gemeenten, welke
ongeveer even groot zijn als Leiden, op dit punt doen.
Waaruit blijkt wantrouwen van de zijde van spreker? Een
beschuldiging eischt bewijs! Zou een raadslid, zoo vraagt
spreker zich verder af, geen mogehjke bezuinigingen mogen
aanwijzen, zonder eerst alle details te hebben onderzocht?
Het College heeft daarvoor zijn bepaalde afdeeling en den
bezuinigingsinspecteur; blijft het antwoord op de vraag,
waar bezuiniging kan worden aangebracht, te vaag, dan kan
de Raad verder zien. Het gaat in dezen niet om een persoon
lijke liefhebberij van spreker. Met direct alleen den post
„personeelskosten" uit te schakelen, komt men er niet. Uit
voerig vergelijkbaar materiaal is noodig om met volstrekte
zekerheid vast te stellen of bezuiniging mogelijk is.
Indien de Voorzitter het suggereeren door den Raad van
bezuinigingen zoo tracht te smoren, dreigt hij de bezuini
gingsactie lam te slaan. De Voorzitter is het hoofd der politie,
de Raad, vertegenwoordigende de belasting betalende burgerij,
voteert de gelden. Indien de Voorzitter zegt: „bezuiniging
is onmogelijk," is dit een subjectief oordeel. Ook de dekking
van den post van 106.000.werd onmogelijk geacht, maar
Gedeputeerde Staten oordeelen daarover anders. Het spijt
spreker, dat het bezwaar A'an den Raad bij het College een
ander onthaal vond dan het vindt, nu het door Gedeputeerde
Staten wordt geopperd.
De Voorzitter acht de zaak wat opgeblazen; spreker nam
echter den geleidebrief ernstig en heeft er in ernst op geant
woord; daarbij is geen sprake van een zwarten kijk op de
zaak hebben. Niet de Raad maakte een gat; het was er reeds,
al zag de Voorzitter er geen gat in.
Wie het bezuinigingswerk uit de praktijk kent, weet, dat
sterke weerstanden moeten worden overwonnen, wat men
ook aansnijdt. Spreker hoopt, dat de wijze, waarop de Voor
zitter de suggesties uit den Raad waardeert, andere Raadsleden
niet zal afschrikken suggesties te doen, nu het gaat nijpen.
De Voorzitter heeft den heer Veenendaal alleen den weg
gewezen, waarlangs deze suggesties zou kunnen doen.
De heer Veenendaal gelooft niet, dat het de juiste wijze
was om een weg aan te gevenvermoedelijk zou hij daardoor
allicht den verkeerden kant opgaan.
Spreker meent, dat het toekennen van een ruimere taak
aan de Commissie van Financiën de voorkeur verdient boven
het instellen van een bezuinigingscommissie en acht het ge-
wenscht, dat de Commissie zoo niet de taak, dan toch de
bevoegdheid krijgt initiatief te nemen (misschien heeft zij
haar reeds). Daarbij is noodig een studie van details, niet door
één Raadslid, maar door de organen, welke het College en de
Raad hebben.
Het antwoord van den Voorzitter heeft spreker weinig
wijzer gemaakthet maakte spreker een illusie armer, n.l. de
illusie, dat zakelijke opmerkingen ook zuiver zakelijk zouden
worden beantwoord.
Tot den heer Koole zou spreker willen zeggen: wie, gelijk
spreker, als nieuweling komt in een soms politieke sfeer en
plotseling zoo iets als steekvlammen op zich ziet gericht,
zou er bijna rood van worden, maar dan alleen uiterlijk. Het
was nooit de bedoeling van de indieners van het voorstel
(N°. 20) den Wethouder van den heer Koole, die ook de
Wethouder van de indieners van het voorstel is, dwars te
zitten; het was evenmin de bedoeling van Gedeputeerde
Staten. De heer Koole achtte sprekers wijze van stemmen in
de Onderwijscommissie niet conform het thans door spreker
gehouden betoog. De heer Koole vergist zich daarin. Spreker
stemde zoo, omdat het exploitatie-cijfer onjuist werd bepaald.
De Kroon maakte dit uit. Maar tegenover, ten onrechte,
eenige schade voor de bijzondere schoolbesturen zou kunnen
komen te staan eenige ongewenschte schade voor de gemeente
kas. Mede gezien de financieele positie der gemeente zag
spreker van een voorstel af en bracht hij het zelfs niet in de
sectie ter sprake. In de Onderwijscommissie wees spreker
op het hooge exploitatie-cijfer en deed hij een suggestie
voor mogelijke bezuiniging. De Wethouder bleek in dezen
diligent.
Tot den heer Groeneveld zegt spreker, dat hij den inhoud
van telefoongesprekken liever buiten den Raad laat. Spreker
belde den heer Groeneveld uit beleefdheid opspreker dacht
ook wel, dat deze den Wethouder van Financiën niet in den
steek zou laten, ook omdat de heer Groeneveld spreker niet
steunde, toen het tekort over 1938 in de Commissie voor
Financiën ter sprake kwam. Een voorstel kon spreker daar
niet doen. Wanneer de heer Groeneveld anders wil, moet
hij stemmen vóór het voorstel-Tobé, (N°. 18) om de Commissie
voor de Financiën voortaan ook te doen adviseeren betreffende
de samenstelling van de gemeentebegrootingdesnoods moet
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Veenendaal e.a.)
hij het doen tegen het advies van den sociaal-democratischen
Wethouder, den heer Verweij, in.
De heeren Koole en Groeneveld vonden, buiten hun fractie,
in den Raad slechts steun bij den heer van Weizen, die
volgens zijn principe, afbraak A'an het bestaande moet bevor-
deren. Beide heeren zullen voor dien steun niet dankbaar zijn.
Den heer Verweij is spreker dankbaar voor de wijze, waarop
hij spreker geantwoord heeft, wars van politiek gedoe.
Spreker zal er naar streven, eenzelfde houding aan te nemen.
De heer Verweij is er in geslaagd, zakebjke argumenten naar
voren te brengen, ook al kan spreker die niet geheel onder
schrijven. Ook bij verschil van meening kan echter vrucht
dragende samenwerking mogelijk zijn. De heer Verweij heeft
over begrootings- en rekeningstekorten uitgeweid, hoewel
dit meer of minder langs sprekers betoog heenging; het heeft
geen invloed gehad op sprekers conclusie. De voorstellers
trekken bij dezen het Aroorstel (N°. 20) tot dekking thans van
het tekort over 1938 ineens, in, omdat het College de ge-
wenschte begrootingswijziging heeft aangebracht.
De Voorzitter constateert, dat het voorstel van de heeren
Donders, Veenendaal, Key en Bosch van Rosenthal
(No. 20), luidende:
„De Raad:
A'an oordeel dat het niet strookt met een richtig finan
cieel beleid om het nadeelig exploitatie saldo van den
dienst 1938 ten bedrage van 133260,10 met ingang van
het dienstjaar 1940 af te schrijAren over een termijn van
vijfjaren, zooals in de begrooting voor het dienstjaar 1940
wordt A'oorgesteld
A'an oordeel, dat een richtig financieel beleid A'ordert dat
voormeld tekort A'an 133260,10 geheel uit den gewonen
dienst voor het jaar 1940 wordt gedekt;
besluit
1. volgnummer 226 van de begrooting voor het dienst
jaar 1940 ten bedrage van 106609.geheel te
schrappen.
2. het College van B. en W. uit te noodigen ten spoedigste
bij den Raad zoodanige voorstellen in te dienen, dat
de begrooting voor het dienstjaar 1940, die, tengevolge
A'an voormelde schrapping van volgnummer 226, een
nadeelig saldo vertoont, alsnog zonder dit nadeelig
saldo zal sluiten."
is ingetrokken.
Spreker geeft thans het woord aan den heer Koole voor
een persoonlijk feit.
De heer Koole heeft bij deze discussie in eerste instantie
gezegd, dat hij de gedachte niet van zich af kon zetten,
dat dit balletje is opgeworpen door de anti-revolutionnaire
partij. Spreker heeft deze woorden gebezigd naar aanleiding
van het naar zijn meening prikkelende betoog, door een
anti-revolutionnair Raadslid in een der secties gehouden,
dat tegen den sociaal-democratischen Wethouder, den heer
Verweij, gericht was. Daaruit is het voorstel-Donders c.s.
(No. 20) tot dekking thans van het geheele tekort over 1938
voortgesproten, dat spreker beschouwde als een politieke rel
tegen de sociaal-democratische fractie en de sociaal-demo
cratische Wethouders. Nadat spreker dit uitgesproken had,
heeft hij een bespreking gehad met de heeren Veenendaal en
Parmentier, die hem overtuigd hebben, dat noch het een
noch het ander juist was. Daarom biedt spreker zijn excuses
den leden van de anti-revolutionnaire Raadsfractie aan;
ook ingeA'al hij bij de bespreking van het voorstel-Donders c.s.
(No. 20) de onderteekenaren daarvan gegriefd zou hebben,
biedt hij dezen daarvoor zijn verontschuldigingen aan,
omdat het nooit of te nimmer in zijn bedoeling heeft gelegen
of zal liggen zijn medeleden te grieven of te kwetsen. Zij,
die spreker van vroeger kennen, kunnen getuigen, dat hij
nooit een van zijn medeleden heeft gekwetst.
De Voorzitter zegt, dat de Raad met genoegen van deze
mededeeling van den heer Koole heeft kennis genomen.
De heer Beekenkamp zal moeten nalaten in te gaan op
opmerkingen, welke door enkele van zijn medeleden zijn
gemaakt aan het adres van hem zelf of van zijn fractie.
Het spel van kat en muis heeft op zich zelf in de politiek
eenige aantrekkelijkheid, althans voor dengene, die de rol
van kat vervult, maar om des tijds wille zal spreker dit spel
niet spelen.
Uit dien hoofde kan spreker niet ingaan op de statistische
en psychologische beschouAvingen, door den heer Groeneveld
bij deze algemeene beschouwingen gehouden, al zou het voor
laatstgenoemde verhelderend hebben gewerkt, wanneer
spreker in het kort had uiteengezet, waardoor een kleine