VRIJDAG 22 DECEMBER 1939. 363 Luchtafweergeschut. (Wilmer e.a.) Spreker zou een voorstel willen aannemen, waarbij de Raad zich in principe bereid verklaart, 125.000.te voteeren, als de Raad tenminste de zekerheid verkrijgt van voldoenden luchtafweer. De heer Tobé had gedacht, dat de heer van Eek na de toelichting, door den heer van Bemmelen gegeven, dat de zoeklichten, in de omgeving van Leiden opgesteld, ook de stad zelf zouden kunnen bestrijken, gerustgesteld zou zijn en zou zeggen: „wanneer Leiden zorgt voor afweergeschut, zal de militaire overheid wel zorgen voor zoeklichten" en daarom vóór dit voorstel zou stemmen. De heer Wilbrink verklaart zich tegen het voorstel van orde van den heer van Eek. De Raad moet hier een princi- pieele uitspraak doen en nu ziet spreker niet in, dat met twee of drie weken overwegen die principieele uitspraak tegelijk zou kunnen zijn een positieve uitspraak, omdat daaraan toch nog vastzit de quaestie: is de burgerij in staat en van zins daaraan voldoende bij te dragen. Spreker geeft er dus de voorkeur aan, dat de Raad thans een principieele uitspraak doet, omdat dan het werk voortgang kan hebben. Houdt men het aan, dan duurt het nog drie weken en kan men niet tot zekerheid komen. Zelfs de voorstanders zijn er van overtuigd, dat de meening van de anderen even goed juist kan zijn. Wanneer inderdaad uit de burgerij opkomt de roep om en de drang naar een zoo goed mogelijke ver dediging, dan moet de Raad van Leiden deze ook ondersteunen en dan zegt spreker: ƒ125.000.— is een groote uitgave, maar gezien de belangen, die daarmede gemoeid zijn, niet alleen materieel, maar ook ideëel, komt men over die uitgave wel heen. Wanneer men absolute zekerheid kon krijgen, zou een millioen gulden ook nog wel op te brengen zijn. De Voorzitter zegt, dat men goed moet beseffen, wat het votum van den Raad in dezen beteekent. Daarmede ver bindt de Raad zich niet tot zeer veelmet dit voorstel wordt alleen aan de Luchtafweercommissie een zekere steun ge geven. Het hangt alleen van deze Commissie af, of zij dit inderdaad tot stand brengt. De heer Schüller zegt, dat de burgerij dan het resteerende bedrag moet geven met de zekerheid, dat de gemeente 125.000.zal geven. Daarom is dit niet een voorstel in principe, maar een voorstel met de strekking om 125.000. hiervoor beschikbaar te stellen. Spreker acht onjuist de bewering van den Voorzitter, dat dit voorstel niet wil zeggen, dat men 125.000.geeft. Men gaat nu de stad in met de mededeeling: wij hebben nu 35.000.van ons zelf, 125.000.van de gemeente, geeft gij nu de rest van het benoodigde geld. Wanneer op deze wijze het restant bijeenge bracht is, gaat het niet meer aan voor de gemeente om daarna te zeggen: nu doen wij het toch niet. De heer Parmentier ontkent dit. De heer van Eek handhaaft zijn voorstel van orde. Aan neming en verwerping van het voorstel van het College zijn beide belangrijke beslissingen; bij beide draagt de Raad een groote verantwoordelijkheid. In de discussie zijn ver schillende bezwaren aangevoerd, waaruit men moet conclu- deeren, dat de veiligheid door de aanschaffing van afweer geschut betrekkelijk gewaarborgd is. Het lijkt spreker beter toe, dat het College de gelegenheid krijgt in een volgende vergadering nog iets dieper in te gaan op de bewering, dat het geschut niet voldoende is. Spreker acht deze zaak op het oogenblik nog niet rijp voor een beslissing en is er van over- Luchtafweergesehute.a. (van Eek e.a.) tuigd, dat er verscheidene Raadsleden zijn, die naar hun meening even goed voor als tegen het voorstel van het College kunnen stemmen en dit acht spreker in een belangrijke zaak als deze niet gewenscht. Wordt het voorstel van het College in stemming gebracht, dan stemt spreker met de meeste van zijn partijgenooten tegen; wordt de zaak alsnog nader onder de oogen gezien en tracht men de bezwaren te weerleggen, dan is het mogelijk, dat spreker en de zijnen tot een andere conclusie komen. Het voorstel van orde van den heer van Eek tot aan houding van agendapunt 35 tot een volgende vergadering wordt aangenomen met 18 tegen 14 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Jongeleen, Piena, Schüller, van Meizen, Oostveen, Tepe, Yerweij, van Oyen, Donders, van Bemmelen, Koole, van Eek, Snel, van Dijk, Tobé, Eskens, mevrouw Braggaar en mevrouw de Cler. Tegen stemmen: de heeren Riedel, Beekenkamp, Veenen- daal, Huurman, van der Reijden, MTilmer, Bosch van Rosen thal, M7ilbrink, van Stralen, Lombert, Eikerbout, Parmentier, Bergers en Key. De Voorzitter deelt mede, dat den Raad binnen zeer korten tijd zal worden voorgelegd een voorstel tot wijziging van de lichttarieven van de gemeente Leiden. Het is bekend, dat dit een moeilijk gebied is. In de Commissie voor de Stedelijke Lichtfabrieken, die deze zaak heeft onderzocht, heeft spreker een gedachte ontwikkeld, die daar instemming heeft gevonden, n.l. dat het wenschelijk is, dit voorstel in de Raadsvergadering, waarin het aan de orde komt, ook af te handelen; daarbij mag men dus geen risico's loopen; in verband daarmede is het gewenscht dat de Raadsleden eventueele amendementen op dit voorstel zoo tijdig indienen, dat ze nog bezien kunnen worden door de Directie van de Lichtfabrieken en vervolgens op hun juridische qualiteiten kunnen worden beproefd, zoodat er bij de behandeling van dit voorstel geen moeilijkheden zullen rijzen, die tot uitstel kunnen leiden. Daarom stelt spreker voor te bepalen, dat eventueele amendementen op dit voorstel van het College tenminste één week vóór de openbare behandeling moeten worden ingediend, dit in afwijking van de desbetreffende bepalingen. Daarbij zegt spreker natuurlijk toe, dat het voorstel zóó tijdig gepubliceerd zal worden, dat men gelegenheid heeft om het voorstel en eventueele amen dementen te bestudeeren en tijdig eventueele amende menten in te dienen. Tenslotte wenscht spreker bij het einde van het jaar, dat welhaast voor de deur staat, den Raads leden een zalig uiteinde en een zeer gelukkig begin van het nieuwe jaar toe; spreker hoopt, dat de donkere wolken, die boven Nederland hangen, mogen worden verdreven. Spreker betuigt zijn hartelijken dank voor den steun, hem door den Raad verleend, om alle zaken, welke op de agenda stonden, te behandelen. De heer Wilmer dankt namens den Raad den Voorzitter voor de leiding, door dezen bij de discussies gegeven, waardoor het voor een groot gedeelte mogelijk is geworden, dat ze zoo'n vlot verloop hebben gehad. Spreker wenscht den Voorzitter toe een gelukkig Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar, voor hem persoonlijk en voor zijn gezin. Daaraan voegt spreker den wensch toe, dat de Raad de volgende begrooting in het nieuwe Stadhuis zal kunnen behandelen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 29