362 VRIJDAG 22 DECEMBER 1939. Luchtafweergeschut. (Parmentier e.a.) te weten had kunnen komen, waardoor het mogelijk was om een beslissing te nemen. De Voorzitter merkt op, dat generaal Carstens als zoodanig kan worden beschouwd. De heer Parmentier zegt, dat dit betrekkelijk juist is. Spreker heeft ook vernomen, dat de meening van het tegen woordige hoofd van de afdeeling Luchtverdediging, generaal Best, is gevraagd. Generaal Carstens is niet meer in actieven dienst. Gaarne vernam spreker van den Voorzitter of het naar diens meening alsnog mogelijk is het oordeel van een officieele instantie te vragen. Over de bedrijven zal spreker niets meer zeggen, omdat hij van meening is, dat wanneer het Rijk niet voor den lucht afweer zorgt, het de taak van de gemeente is en ieder burger daarin moet bijdragen. De redevoeringen van de heeren Oostveen en Riedel be vatten allerlei elementen, waarvan spreker de juistheid erkent, maar om tot een beslissing in dezen te komen, maakt hij een vergelijking met de landsverdediging. Nederland doet ten aanzien van de landsverdediging wat het kan; Leiden moet ten aanzien van den luchtafweer doen, wat het kan. 200.000. is een groot bedrag, maar ten slotte bestaan tegen deze uit gave geen onoverkomelijke bezwaren, omdat men de zekerheid heeft, dat men voor zoover mogelijk gedekt is tegen mogelijke luchtaanvallen Intusschen vindt spreker deze zaak zóó moeilijk, dat het hem even goed zou zijn, indien hij aan het voorstel zijn stem gaf en het toch werd verworpen. Spreker erkent, dat dit een vreemd standpunt is, maar weet ook, dat niemand deze zaak goed kan bekijken. Wanneer spreker denkt aan de vergelijking met een assurantie, is hij geneigd voor het voorstel te stemmen, maar dan komt er iets, dat hem toch weer er toe doet neigen om tegen te stemmen. Spreker is er vierkant tegen de uitvoering van deze zaak aan het Comité over te laten en acht de uit voering, wanneer het Rijk niets doet, (hetgeen vaststaat,) in de allereerste plaats taak van de gemeente. Wanneer dit niet het geval is, zal spreker er waarschijnlijk toch niet vóór stemmen. De Voorzitter zegt, dat op dit punt het College (lus van meening verschilt met den heer Parmentier, die deze zaak als een taak van de gemeente beschouwt. Op dit punt schijnt spreker zich niet duidelijk genoeg te hebben uitgedrukt. De bedoeling van het eventueel beschikbaar stellen van die 125.000.is, dat inderdaad de Luchtafweercommissie met die toezegging zal werken om uit particuliere bijdragen zooveel bijeen te brengen, dat dit plan kan worden uit gevoerd. De heer Parmentier vraagt of dit beteekent dat, wanneer de Luchtafweercommissie binnen een halfjaar niet klaar is met het bijeenbrengen van het resteerende bedrag, de gemeente dan de zaak laat rusten! De Voorzitter antwoordt bevestigend. De heer van Bcmmclen meent, dat de Raad hier voor een zeer moeilijke beslissing staat. Evenals de heer van Eek is spreker gedurende de discussie over dit punt voortdurend heen en weer geslingerd tusschen voor en tegen. Het komt spreker voor dat de bezwaren voorloopig overwegen, maar één bezwaar wil spreker wegnemen, n.l. het bezwaar van de zoeklichten. In het laatste half jaar is in de omgeving van Leiden voortdurend met zoeklichten gewerkt; wanneer nu Leiden zou blootstaan aan een nachtelijken luchtaanval, zouden van tal van plaatsen in den omtrek de zoeklicht batterijen de vliegmachines opsporen, waarvan ook het Leidsche luchtdoelgeschut zal kunnen profiteeren. Dus ook zonder zoeklichten heeft men wel iets aan het luchtdoel geschut, al wordt daardoor de taak van de batterijen zeer verzwaard. Een veel ernstiger bezwaar acht spreker echter, dat men weinig garantie geeft voor een afdoende afweer, zoodat de gemeente hieraan een betrekkelijk groot bedrag spendeert zonder eenige garantie, dat zij daarvoor werkelijke veiligheid verkrijgt. Spreker acht het standpunt van het College, dat deze zaak voor de gemeente alleen maar bestaat in het voteeren van een op zichzelf niet voldoende bedrag, toch eigenlijk niet wel houdbaar. Of men moet zeggen: liet is een gemeentelijk belang en dan moet men er ook als gemeente voor zorgen, èf men moet zeggen: het is een Rijksbelang en wij laten het aan het Rijk over, of men moet zeggenhet is een belang yoor de particulieren, en als die er voldoende voor gevoelen, Luchtafweergeschut (van Bemmelen e.a.) moeten zij er zelf maar voor zorgen. Maar zoodra dit als een gemeentelijk belang beschouwd wordt, en dat zou spreker wallen aanvaarden, acht spreker het beter dat de gemeente de hoofdleiding heeft en mede de consequenties van haar daden draagt. Men kan natuurlijk buitengewoon dankbaar zijn voor den extra steun van particulieren, maar dan moet de gemeente zelf zorgen, dat binnen afzienbaren tijd en zoo spoedig mogelijk de betrekkelijke beveiliging, welke door het voorstel wordt geboden, wordt verkregen. Wijst men eerst de zaak terug naar de particulieren dan is het mogelijk, dat het nog een heelen tijd duurt en bestaat zelfs de kans, dat van de zaak niets komt. De Raad is dan niet van zijn verantwoorde lijkheid gedechargeerd. Indien het College niet kon besluiten deze zaak geheel en al voor zijn verantwoording te nemen en den Raad te vragen die verantwoording mede te dragen, zou spreker voorloopig aarzelen zijn stem aan het voorstel te geven. De heer Oostveen twijfelt niet meer na het betoog van den Voorzitter. Het blijkt de bedoeling te zijn te volstaan met slechts zes batterijen, elk van 2 stukken van 2 cM. en spreker acht het onverantwoordelijk bij de burgerij de gedachte te wekken, dat met deze zes batterijen de stad zou kunnen worden beveiligd tegen aanvallen uit de lucht. Indien het geschut van 2 cM. slechts een draagwijdte van 15001800 M. heeft, is het zeer onvoldoende. Iedere batterij moet het doel met eigen zoeklichten kunnen opzoeken en kan niet afhankelijk zijn van andere zoeklichten. Ondanks sprekers onrust en ondanks zijn gevoel, dat ten slotte de grootst mogelijke zekerheid aan de gemeente moet worden gegeven, kan hij zijn stem aan dit voorstel niet geven, omdat hij het absoluut onvoldoende acht. De heer van Eek heeft het woord gevraagd om een voorstel van orde te doen. Spreker gelooft, dat de Raadsleden voor het grootste gedeelte in onzekerheid verkeeren omtrent de vraag, of zij voor of tegen het voorstel moeten stemmen. Het lijkt spreker toe, dat deze zaak op het oogenblik nog niet rijp voor een beslissing is. Er zijn zooveel onzekere elementen in, dat het voor velen moeilijk zal zijn tot een positieve beslissing te komen. Spreker stelt daarom voor de verdere behandeling van het voorstel uit te stellen en hoopt, dat het College in staat zal zijn duidelijke aanwijzingen te geven. Indien de Raad thans tot stemming overging, zou men een zeer verwarde stemming krijgen; menigeen zal zich afvragen: moet ik voor of tegen stemmen. In een dergelijke belangrijke zaak acht spreker dit niet gewenscht. De heer van der Reijden vraagt, of het gemeentebestuur niet aan de Luchtafweercommissie kan mededeelen, dat indien zij er in slaagt in totaal ƒ75.000.bijeen te brengen, de gemeente 125.000.zal geven. Dit is de strekking van het voorstel van het College. De Voorzitter heeft tegen het voorstel van orde geen bezwaar, omdat hij begrijpt de moeilijkheden, waarin de Raadsleden verkeeren. Hoewel spreker zelf niet de minste aarzeling gevoelt en het voorstel van het College grif zou willen aanvaarden, kan hij begrijpen, dat vele Raadsleden er huiverig tegenover staan. Intusschen vraagt spreker zich af, of door uitstel heel veel in dezen gewonnen kan worden; spreker is er niet zeker van, dat men heel veel meer gegevens ter beschikking kan stellen, welke van dien aard zijn, dat zij inderdaad bij de verschillende Raadsleden een overtuiging- kunnen vastleggen. De heer van Bemmelen constateert, dat uit de discussie is gebleken, dat de Raad er geen bezwaar tegen heeft 125.000.voor de luchtbescherming te voteeren, indien aannemelijk wordt gemaakt, dat daarmede niet een absoluut onvoldoende, maar een vrij behoorlijke luchtbescherming wordt verkregen. Spreker gelooft, dat wanneer de Lucht afweercommissie den Raad kon duidelijk maken, dat met het voteeren van 125.000.een betrekkelijk voldoende luchtafweer kan worden verkregen, de Raad unaniem voor het voorstel van het College zou zijn. De heer Jongeleen kan voor de door den heer van Eek ontwikkelde denkbeelden wel gevoelen, maar maakt zich toch los van diens betoog, dat hij hiervoor zou zijn, als men de zekerheid had, dat men voor deze 125.000.voldoende afweergeschut zou kunnen koopen. De heer Wilmcr zou ten minste één stap willen doen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 28