VRIJDAG 22 DECEMBER 1939. 361 Luchtafweergeschut. (Voorzitter.) in het geheel niet te sussen. Indien men het doen kan, is men verplicht te trachten deze zaak tot stand te brengen. Het College heeft nagegaan, wat men in verschillende ge meenten in dit opzicht heeft gedaanspreker deelt in het kort mede, hoe thans de stand van zaken is in Den Haag, Rotter dam, Schiedam, Utrecht, Dordrecht, Delft en Gorinchem. De besturen van deze gemeenten hebben een bedrag beschikbaar gesteld of zijn nog in onderhandeling over de beschikbaarstelling van een bepaalde som. Men heeft ge vraagd: hoe lang duurt het, voordat de levering van dit geschut plaats heeft? Daaromtrent kan spreker geen zeker heid verschaffen; ook dit is geen groot bezwaar, omdat de gemeente in principe besluit dit geld beschikbaar te stellen, dus afwacht, wat er verder gebeurt; eerst daarna zullen positieve voorstellen aan den Raad worden gedaan, waarbij dan precies zal moeten vaststaan, welk geschut men zal moeten koopen en wanneer dit geleverd kan worden, en voorts of aan die levering geen gevaren verbonden zijn. Men kan zeer te recht meenen, dat men, indien men geschut bestelt, nog lang niet zeker is dat men het ook zal krijgen. Te recht stelt de Raad in dit opzicht prijs op meer gegevens en op een grootere mate van zekerheid, die spreker op het oogenblik niet geven kan. Op het oogenblik is het echter wel mogelijk dergelijk geschut als de Luchtafweer-Commissie zich voor stelt, zes batterijen van twee stuks van 2 cM., binnen be trekkelijk korten tijd geleverd te krijgen. De heer Oostveen ziet in den brief van de Luchtafweer- commissie een zeker dreigement. Spreker zou het onjuist vinden, wanneer die meening post vattedat is in het geheel niet de bedoeling geweest. De Commissie heeft gezegd: Wij zullen zien of wij daarbij in de burgerij steun vinden. Nu heeft men niet veel bijeen gekregen. Men meende dit te moeten toeschrijven aan het feit, dat de gemeente nog niets gedaan had, en nu zegt de Commissie te recht: „als de ge meente dit niet doet, moeten wij onze taak neerleggen, maar dan moeten wij dat aan de burgerij van Leiden mede- deelen." Daarbij is geen quaestie van dreigementendat is niet uit den brief af te leiden en is ook nooit de bedoeling geweest van de Commissie, die zich belangeloos voor deze zaak gegeven heeft. Ook heeft men gevraagd: hoe staat het met de internationale regelingen op dit gebied? De heer Tobé vroeg: stellen wij ons door de aanschaffing van lucht afweergeschut niet veel meer bloot aan gevaren, zijn wij dan niet belligerenten en staan wij dan niet bloot aan aanvallen, omdat wij trachten ons te verdedigen? Inderdaad stelt men zich bloot aan aanvallen, wanneer men verdedigingsmiddelen heeft, maar daarbij mag men niet vergeten, dat er in Leiden militaire doelen zijn. In Leiden liggen groote depóts en een groot garnizoen. Deze quaestie speelt voor spreker dus niet een zeer groote rol, althans niet zoo'n rol, dat hij kan zeggen: dan moet het luchtafweergeschut niet worden aangeschaft. Aangevallen zal Leiden toch worden en dan is het in ieder geval beter, dat het zich eenigermate kan verzetten. Wanneer de aanvallen uit de lucht uitsluitend bij nacht geschieden, is het misschien wel effectief Leiden overeen komstig het denkbeeld van den heer Riedel met kabelballons te omringen, maar betaalbaar is het in de verste verte niet; het is zoo ontzaglijk duur, dat men er onmogelijk aan kan denken. Spreker wil in het midden laten in hoeverre de particuliere industrie in staat was en is om nog meer te doen dan zij gedaan heeft en wil deze zaak ook niet eenvoudig zien als een van de industrie, maar wel als een belang van de burgerij Ongetwijfeld heeft de burgerij even goed belang bij het in werking blijven van de industrie als de industrie zelf. De Leidsche bevolking is voor een zeer groot deel industrieel en het is voor haar van het grootste belang, dat deze werk gelegenheid blijft bestaan. Ook hierin ziet de heer Jongeleen nog geen noodzakelijkheid om luchtafweergeschut aan te schaffen, omdat volgens hem Leiden beschermd zal worden door het geschut van het vliegveld Valkenburg. Op gezag van generaal Carstens kan spreker het laatste positief tegen spreken: Leiden zal niet vallen binnen den kring van het geschut, dat het vliegveld Valkenburg beschermt, indien dit beschermd zal worden, wat nog een open vraag is. Spreker maakt zich niet de illusie het voorstel op zoo overtuigende wijze te hebben verdedigd, dat ieder Raadslid in staat is te zeggen, wat er gebeuren moet, maar al duurt deze bespreking ook een jaar, de zaak blijft even moeilijk en onoverzichtelijk als zij altijd geweest is; een vaste lijn kan men er moeilijk in vinden. De aard van het voorstel is echter om te gemoet te komen aan de Luchtafweercommissie, die de gemeente steun heeft gevraagd, opdat zij opnieuw de burgerij geld voor dezen lucht afweer zal kunnen vragen. De Raad bindt zich met de aanneming van het voorstel Luchtafweergeschut. (Voorzitter e.a.) van het College aan niets anders dan de verklaring, dat hij in principe bereid is een nader voorstel in overweging te nemen. De Raad is dus nog te allen tijde in de gelegenheid te zeggen: „neen, wij zien er van af, wij willen ons er niet in begeven." De heer van Eek was geneigd, toen hij naar deze Raads vergadering ging, zijn stem aan het voorstel te geven, omdat het gemeentebestuur zijns inziens alleen verantwoord is met alles te doen wat mogelijk is om de ramp van een bombarde ment voor de gemeente Leiden te voorkomen. Na het betoog van den Voorzitter gehoord te hebben, is spreker van ge dachte veranderd. Uit de mededeeling, dat geen zoeklichten zullen worden aangeschaft, trekt spreker de conclusie, dat Leiden des nachts niet verdedigd zal kunnen worden. Het zou juist ter geruststelling van de ingezetenen strekken, indien zij wisten, dat men bij een nachtelijken aanval de noodige afweer middelen zou kunnen gebruiken. Het is echter mogelijk dat men, na aanneming van dit voorstel, over eenigen tijd tot de conclusie komt, dat afweer geschut alleen niet voldoende is, maar dat daarbij nog zoek lichten noodig zijn, omdat het afweergeschut anders des avonds en des nachts niet kan werken en dan acht spreker het beter, dat daarover direct wordt beslist. Spreker is dus huiverig, voor het afweergeschut dergelijke groote sommen toe te staan. Bovendien heeft de Voorzitter gezegd: er zijn in Leiden militaire doelen. Men mag dus veronderstellen, dat er in Leiden in oorlogstijd een garnizoen blijft. Nu weet men, dat het Rijk zich niet met den luchtafweer bemoeit, maar spreker kan dan toch niet aannemen, zoo onverantwoorde lijk zou hem dat lijken, dat wanneer in oorlogstijd in Leiden een garnizoen blijft, het Rijk die militairen volkomen weerloos tegen luchtaanvallen zou laten. Omdat Leiden des avonds en des nachts niet beschermd wordt en het geschut dus doelloos is, en omdat Leiden als belangrijke garnizoensplaats, naar men mag aannemen, tegen luchtaanvallen toch verdedigd zal worden, is spreker dus niet geneigd zijn stem aan dit voorstel te geven. Het is een zeer moeilijke beslissing voor den Raad; het is een belangrijke uitgave voor iets, dat waarschijnlijk nooit ge bruikt zal worden voor het doel, waarvoor het bestemd is. De heer Parmentier zegt, dat het een assurantie is, maar die assurantie is toch zeer onvolledig, want ze werkt niet des avonds of des nachts. De heer Eskens zegt, dat Leiden, zijnde gelegen in de Stelling-Holland, altijd zal worden beschouwd als een ver sterkte stad, zoodat het wat dit betreft niet ter zake doet of Leiden al dan niet afweergeschut heeft. Wanneer men er met de uitgave van 125.000.zou zijn, zou spreker voor het voorstel zijn, maar hij is er van over tuigd, dat men er daarmede nog lang niet is. 125.000. uit de gemeentekas plus 35.000.van de burgerij is 160.000.Hierbij moet nog 40.000.komen voordat het geschut besteld kan worden. Bij deze uitgave komen de kosten voor zoeklichten en geschut van meer dan 2 cM. De kosten van dit alles zijn niet te overzien; het bedrag van 125.000.is daarvoor veel te klein. De Voorzitter heeft toch gezegd, dat de gemeente zich bereid verklaart dit bedrag beschikbaar te stellen om hulp te bieden aan de Commissie, die het College gevraagd heeft, haar een steun te geven. De Raad verbindt zich tot niets anders dan tot beschikbaarstelüng van 125.000.indien inderdaad de Luchtafweercommissie voldoende geld bijeen brengt om het plan, dat door den Raad zal moeten worden goedgekeurd, te kunnen uitvoeren. Verder dan dit gaat men dus op het oogenblik niet. De heer Eskens zegt, dat het Comité voor den luchtafweer in Den Haag een groote loterij uitgeschreven heeft, in de hoop, dat daardoor geld zou binnenkomen. Daarvoor was blijkbaar echter in het geheel geen animo; men heeft de gestorte gelden teruggegeven. De Voorzitter meende, dat de luchtafweer in Den Haag voor elkaar is. Het laatste voorstel aan den Haagschen gemeenteraad strekte ter completeering van het bedrag. De heer Parmentier heeft gezegd, toen de Voorzitter dit voorstel aan de orde stelde„nu zitten wij pas voor de moei lijkheid". De zaak wordt voor spreker steeds moeilijker, ook na de toelichting, door den Voorzitter gegeven. Spreker had gehoopt, dat men van een werkelijk officieele instantie iets

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 27