VRIJDAG 22 DECEMBER 1939.
353
Gemeente-begrooting Uitgaven.
(Veenendaal e.a.)
dan omgeslagen over vijf jaren. Wanneer er in een bepaald
jaar een overschot is voor de gemeente, en zij dus niet het
risico loopt, dat zij te veel heeft betaald, is dat een buitenge
wone reserve voor volgende jaren; dat risico loopt men dan
volgende jaren niet. Het verschil tusschen hetgeen voor het
openbaar onderwijs is geraamd en hetgeen voor het bijzonder
onderwijs is uitgegeven, is voldoende veiligheidsklep. Na
deze toezegging van den Wethouder heeft spreker er in het
geheel geen bezwaar tegen, het nu maar zoo te laten. Overigens
is spreker het eens met het standpunt van den heer Wilmer,
vooral nu het door de Kroon gesanctionneerd is.
De heer Wilmer meende den tekst van het Koninklijk
Besluit aan den Wethouder te hebben medegedeeld, omdat
hij den Wethouder niet ineens met het Koninklijk Besluit
wilde overvallen. Spreker was er van overtuigd, dat de Wet
houder dit Koninklijk Besluit kende. Nu blijkt, dat dit niet
het geval is, is dit een vergissing van spreker. Het was klaar
blijkelijk ook sprekers bedoeling, evenals die van den heer
Veenendaal, om zich voor dit jaar bij de thans voorgestelde
regeling neder te leggen; anders zou spreker een voorstel
hebben ingediend. Spreker verheugt er zich echter over, dat
ook de heer Veenendaal reeds heeft gezegd: voor dit jaar.
Men kan op deze wijze niet doorgaan, wil men niet in strijd
blijven met de wet, en het bijzonder onderwijs geen nadeel
berokkenen en het bijzonder onderwijs niet behandelen op
een wijze, die in strijd is met de financieele gelijkstelling,
welke in acht genomen moet worden. Het nadeel voor het
bijzonder onderwijs is grooter dan de Wethouder het voorstelt.
Doordat het voorgesteld bedrag wordt uitgekeerd, zal het
bijzonder onderwijs dit jaar zijn uitgaven naar dit bedrag
moeten regelen, wil het voorzichtig handelen. Het zou zeer
onvoorzichtig handelen, wanneer het van de veronderstelling
uitging, dat er wel wat bij zou komen. Het schoolbestuur
moet rekening houden met dit bedrag; daarom moeten de
uitgaven meer gedrukt worden, dan wanneer was uitgekeerd het
bedrag, dat voor het openbaar onderwijs beschikbaar wordt
gesteld. Bij het samenstellen van de begrootingen moet het
gemeentebestuur van de veronderstelling uitgaan, dat die
begrootingen niet te krap zijn genomen, maar ook dat niet
minder zal worden uitgegeven dan op die begrootingen staat.
Het is een zeer groote zeldzaamheid, dat op dezen post minder
dan het geraamde bedrag wordt uitgegeven.
Op de gronden, die door den heer Veenendaal werden aan
gevoerd en die ook sprekers gronden zijn, zal spreker zich voor
dit jaar bij de voorgestelde regeling neerleggen. Spreker
meende echter het gemeentebestuur er op te moeten atten-
deeren, dat ze naar zijn besliste meening niet geheel en al
conform de wettelijke voorschriften is.
De heer Tepe herinnert er aan, dat bij de vorige gelegenheid
de schoolbesturen in beroep zijn gegaan, maar het gemeente
bestuur door de Kroon in het gelijk is gesteld. Het is mogelijk,
dat de Kroon sinds dien een ander standpunt is gaan innemen
het door den heer Wilmer geciteerde Koninklijke Besluit is
van 19 September 1939.
Spreker begrijpt, dat de heer Wilmer hem niet heeft
willen overrompelen, maar de heer Wilmer vergist zich,
wanneer hij meent het Koninklijk Besluit aan spreker te
hebben medegedeeld, want had hij dit wel gedaan, dan zou
spreker de zaak ook van dien kant hebben bekeken. Boven
dien gelooft spreker, dat het overbodig is, nu de heeren
Wilmer en Veenendaal besloten hebben deze zaak thans
te laten passeeren.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het bedrag,
dat per leerling voor de openbare scholen voor lager en
uitgebreid lager onderwijs in 1940 wordt beschikbaar gesteld
ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 55 letters
e tot en met h en o, alsmede die van instandhouding te
bepalen resp. op 16.25 en 18.96, waarna volgnr. 507,
eveneens zonder hoofdelijke stemming, wordt aangenomen.
(Ook de heer Koole was inmiddels ter vergadering gekomen).
De volgnrs. 508 tot en met 536 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr. 537 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten het subsidiebedrag ten behoeve van de
Vereeniging „Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleeding"
over 1940 overeenkomstig het overgelegde ontwerp-besluit
vast te stellen op 49.370.waarna dit volgnr., eveneens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, wordt aan
genomen.
Gemeente-begrooting Uitgaven.
(Beekenkamp e.a.)
De volgnrs. 538 tot en met 556 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 557, luidende: Kosten van het
Gymnasium92.719.
De heer Beekenkamp gevoelt zich geroepen een enkele op
merking te maken in verband met het antwoord, dat het
College heeft gegeven op de vragen, die een lid in de sectie
vergadering bij dit volgnummer heeft gesteld. Het College
ontkent ten stelligste, dat de geruchten, volgens welke de
verhouding tusschen het College van Curatoren en rector
en leeraren van het gymnasium te wenschen overlaat, op
goede gronden berusten. In den tweeden zin van zijn antwoord
komt het College hierop eenigszins terug met te zeggen, dat
het wel degelijk mogelijk is, dat verschil van inzicht tusschen
het College van Curatoren en rector en leeraren bestaat. Het
verheugt spreker zeer, dat men er op zeer zachte wijze op
zinspeelt, dat er verschil van inzicht is geweest.
Uiteraard is spreker niet bevoegd partij te kiezen voor
het eene of voor het andere standpunt, maar wel stelt spreker
den Wethouder de vraag, of deze niet met hem van oordeel
is, dat bij het meeningsverschil, hetwelk op een bepaald punt
tusschen den rector en de leeraren eenerzij ds en het College
van Curatoren anderzijds gerezen is, het gelijk een klein
beetje is aan de zijde van den rector en de leeraren, inzoover
n.l. als gebleken is, dat, onder de leiding van den tegenwoor-
digen voorzitter, het College van Curatoren zich naar sprekers
meening wat al te veel gaat bemoeien met zaken, die zeer
speciaal liggen op het terrein van de leerarenvergadering.
Spreker weet niet of deze moeilijkheden, waarmede de
Wethouder wel bekend zal zijn, nog ernstige gevolgen voor het
gymnasium zullen hebben, hetgeen spreker in hooge mate zou
betreuren en hij hoopt niet misverstaan te worden, wanneer
hij den Wethouder van Onderwijs nogmaals verzoekt diens
invloed aan te wenden om deze moeilijkheden, tusschen deze
beide colleges gerezen, tot de kleinst mogelijke proporties
terug te brengen, en met name Curatoren een zachten wenk
te geven, dat zij zich alleen moeten bemoeien met datgene, wat
tot hun bevoegdheid behoort.
De heer Tepe zegt, dat de heer Beekenkamp zich op het
standpunt stelt, dat het College in de tweede zinsnede van
zijn antwoord op blz. 54 van de Memorie van Antwoord
meer of minder terugkomt op hetgeen het in de eerste zin
snede beweerd heeft. Spreker acht die conclusie wel eenigszins
voorbarig; hetgeen in de tweede zinsnede door het College
wordt medegedeeld, is tenslotte niet anders dan wat men
kan zeggen van iedere instelling, waarbij meer personen of
organen betrokken zijn, die behooren samen te werken.
Nu acht spreker het voorbarig uit de mededeeling, dat er
weieens meeningsverschil bestaat tusschen beide organen, de
conclusie te trekken, dat er zulk een ernstig meeningsverschil
bestaat, dat daardoor het onderwijs wordt geschaad. De
goede gang van zaken in de gemeente wordt toch ook niet
benadeeld door het feit, dat er weieens meeningsverschil is
tusschen het College en de Raadsleden! Er kunnen zeer
ernstige meeningsverschillen zijn, zelfs over gezags- en be-
voegdheidsquaesties, maar daarmede wordt het gemeente
bestuur niet in gevaar gebracht. Zoo ziet spreker ook de
zaak, waarop de heer Beekenkamp doelde. Spreker is van
die zaak volkomen op de hoogte, maar juist daarom heeft
hij tot nog toe geen termen gevonden op de een of andere
wijze in te grijpen, hetgeen trouwens voor het College ook
een zeer moeilijke taak is, aangezien de zeggenschap van
het College over het gymnasium niet zoo bijzonder groot is.
In dergelijke gevallen zou men met zeer bijzonderen tact
moeten optreden, om in deze meeningsverschillen eenig
resultaat te bereiken. Voorzoover sprekers inlichtingen
strekken, en die zijn naar zijn meening vrijwel betrouwbaar
spreker heeft ook met den Rector herhaaldelijk over
deze zaak geconfereerd heeft spreker niet den indruk
gekregen, dat de situatie op het oogenblik zoodanig is, dat
het noodzakelijk is, op de een of andere wijze bemiddelend
tusschenbeide te treden. De zaak is veeleer in een dergeüjk
stadium, dat tusschen beide Colleges reeds besprekingen
gevoerd worden over de bevoegdheidsverschillen. Spreker
acht die geschillen niet zoo buitengewoon ernstig, omdat
ze grootendeels zijn toe te schrijven aan misverstanden.
Anderzijds heeft spreker echter ook bespeurd, dat aan beide
zijden de ernstige wil aanwezig is, die misverstanden uit den
weg te ruimen en dus het geheele geschil van de baan te
krijgen. Spreker ziet dus niet in, dat op het oogenblik voor
het gymnasiaal onderwijs gevaren dreigen door de meenings
verschillen, waarop de heer Beekenkamp geduid heeft.
Overigens zegt spreker den heer Beekenkamp gaarne toe,