VRIJDAG 22 DECEMBER 1939.
347
Schoeiseldienst.
(van Stralen.)
lijke basis. De beer Wilmer weet als lid van de Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon misschien beter dan de
overige Raadsleden, dat de Armenwet uitdrukkelijk voor
schrijft, dat zoo veel mogelijk de steun aan de noodlijdenden
moet worden verstrekt in den vorm van arbeid; het ge
meentebestuur heeft dit wettelijk voorschrift na te leven.
Hier heeft zich een gelegenheid aangeboden, die spreker
met graagte heeft aangegrepen: aan den eenen kant heeft
het gemeentebestuur de Armenwet kunnen naleven door
den gesteunden schoenmakers werk in plaats van steun te
verschaffen en aan den anderen kant wordt het buitengewone
nut verkregen, dat een bepaald aantal menschen, armlastigen
en gesteunden werkloozen, de gelegenheid wordt geboden
hun schoenen voor een matigen prijs te laten herstellen.
De heer Wilmer verklaarde niet tegen dezen maatregel te
zijn, wanneer op de een of andere wijze wordt bereikt, dat
sommige schoenmakers niet worden benadeeld. Het is niet
mogelijk anders te handelen; men is tot deze conclusie
gekomen na de zaak van alle kanten te hebben bekeken.
Indien men de schoenmakers op een andere manier aan
het noodige reparatiewerk wilde helpen, zouden er groote
sommen mede gemoeid zijn en uitsluitend om deze reden
is de voorgestelde vorm gekozen.
Spreker kan er ondanks het betoog van den heer Wilmer
niet toe komen, aan diens argumenten een zeker gewicht
toe te kennen.
Wat betreft het nadeel, dat zoogenaamd zou vastzitten
voor de niet-gesteunde schoenmakers aan dezen maatregel,
merkt spreker op, dat reeds eerder is toegegeven, dat er
inderdaad eenig nadeel aan dezen maatregel verbonden is
voor deze groep. Wanneer men echter de zaak ontleedt,
zooals de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon meermalen heeft gedaan, komt men tot de
conclusie, dat het nadeel per schoenmaker gemiddeld (er
zijn in Leiden 200 a 250 schoenmakers en men kan in dezen
niet anders dan met gemiddelden rekenen) 0.25 per week
bedraagt. Welk beletsel kan er voor den Raad zijn om zijn
sanctie aan het voorstel van het College te verleenen, wanneer
tegenover dit kleine nadeel staat het voordeel, dat de Armen
wet wordt toegepast en de armlastigen en gesteunden aan
goedkoope en degelijke schoenreparatie worden geholpen!
Spreker kan zich voorstellen, dat men in normalere tijden
eenige bedenking tegen het nemen of handhaven van een
dergelijken crisismaatregel hëeft, maar hij kan niet begrijpen,
dat men in dezen tijd van nood, waarin de menschen minder
dan ooit in staat zijn den normalen prijs voor schoenrepara
ties te betalen, een crisismaatregel, die zoo nuttig heeft
gewerkt, wil intrekken.
In de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon heeft
tegen dezen maatregel steeds tegenstand bestaan, die geleid
werd door den heer Wilmer, maar in dezelfde Commissie
heeft een enkel lid, dat langen tijd tegen dezen maatregel
is geweest, ten slotte gemeend in deze omstandigheden er
voor te moeten zijn.
De Raad heeft, ondanks de geopperde bezwaren, tot
tweemaal toe met overgroote meerderheid van stemmen
besloten den maatregel te nemen. Waar zoo overduidelijk
is gebleken, dat de Raad voor dezen maatregel gevoelt,
had spreker liever gehad, dat de tegenstanders, die er zijn
en blijven, tot de conclusie waren gekomen, dat naar de
meening van den Raad de voordeelen de nadeelen over
treffen en dat zij op dien grond hun tegenstand hadden
opgegeven.
Wat betreft het amendement-Snel, inderdaad staat in
het voorstel van het College nu iets anders dan in vorige
jaren. Van deze schoenreparatie zijn nu uitgeschakeld
degenen, die in de werkverschaffing arbeiden. Verleden jaar
had men bij de indiening van het voorstel daarmede practisch
niet te maken, maar nu wel en het College meent, dat er
aanleiding is, de arbeiders in de werkverschaffing niet van
dezen maatregel te laten gebruik maken. Persoonlijk heeft
spreker daarvoor niet zeer veel gevoeld, omdat ook de ge
zinnen, die tijdelijk wat meer inkomsten hebben uit de
werkverschaffing, toch in voldoende mate in zorg verkeeren,
om dezen maatregel ook op deze gezinnen toe te passen,
maar anderzijds gaat spreker er mee accoord, dat van dezen
maatregel niet wordt geprofiteerd door personen, die er ook
maar eenigszins buiten kunnen. Daarom wil spreker er van
harte toe medewerken, de nadeelen aan dezen maatregel
verbonden, zoo klein mogelijk te houden en daarom kan
hij zich er mee vereenigen, dat de arbeiders in de werk
verschaffing daarvan geen gebruik mogen maken.
In de practijk is ook gebleken, dat men, zoo men eenigszins
daarbuiten kan, er ook buiten blijft. Uit het feit, dat velen,
die in de werkverschaffing hebben gewerkt, tijdens die
periode geen gebruik meer maken van den schoeiseldienst,
Sehoeiseldienst.
(van Stralen e.a.)
blijkt dat zij, als zij over eenigszins ruimer middelen be
schikken, geen gebruik meer maken van den schoeiseldienst.
Er zijn ook nadeelen aan verbondenmen moet de schoenen
brengen en halen; en wachten, dikwijls wekenlang, eer men
aan de beurt is. Als het eenigszins kan, maakt men van dien
dienst liever geen gebruik.
Spreker zou er iets voor gevoelen, in dit opzicht den heer
Snel tegemoet te komen. Bij deze debatten is wel zeer duidelijk
gebleken, dat er personen in de werkverschaffing werken,
die er slechter aan toe zijn dan wanneer zij gesteund zouden
worden; het zou zeer hard zijn, hen op dien grond uit te
sluiten. Spreker geeft den heer Snel een redactioneele wijziging
van zijn amendement in overweging, waardoor komt vast
te staan, dat het College vrijheid en machtiging heeft om,
wanneer het personen betreft, die in de werkverschaffing
een loon verdienen, lager dan het basis-uurloon, ook aan
dezen het recht toe te kennen van dien schoeiseldienst
gebruik te maken. In het College is over dit amendement
geen overleg gepleegd kunnen worden, maar uit het debat
is wel gebleken, dat het onbillijk zou zijn deze personen van
dezen maatregel uit te sluiten. Spreker zou dus gaarne zien,
dat het College nog accoord gaat met een wijziging van het
amendement-Snel of dat het College den Raad machtiging
vraagt om in bepaalde gevallen van de letter van dit voorstel
iets af te wijken in den zin als spreker heeft bepleit.
De heer Wilbrink acht den schoeiseldienst een moeilijke
quaestie, omdat het voorstel, zooals het aan den Raad is
gedaan, eigenlijk een compromis is, door het College getroffen,
waar men eenerzij ds een sterke uitbreiding van dezen dienst
met de daaraan verbonden gevaren duchtte, en waar ander
zijds ook de meerderheid van het College overtuigd was,
dat het wegens de bijzonder moeilijke omstandigheden toch
wel gewenscht was, tot een zekere hoogte dezen dienst in
stand te houden voor de aller-armsten. Men zou dit ook op
andere wijze kunnen doen, n.l. door de menschen, wanneer
zij schoeisel noodig hebben, op een bijzondere wijze te steunen.
Gelet op het bestaan, de werkingssfeer en het nut van den
schoeiseldienst hebben de overige leden van het College
zich met het denkbeeld van den Wethouder van Sociale
Zaken vereenigd; daarbij is echter uitdrukkelijk op den voor
grond gesteld, dat de werkloozen, die in werkverschaffing
zijn te werk gesteld, zullen worden uitgeschakeld, omdat
velen van hen een inkomen hebben, dat grooter is dan dat
van tal van Leidenaren, die niet voor steun in aanmerking
komen. Indien deze werkloozen van den schoeiseldienst
mochten gebruik blijven maken, zou men daarin het volgende
jaar aanleiding kunnen vinden om op uitbreiding van den
dienst aan te dringen en dat zou ongewenscht zijn, omdat
men in elk geval niet wil overgaan tot de instelling van
een gemeentelijken schoeiseldienst.
Men heeft in de debatten aangevoerd, dat sommige personen
in de werkvefschaffing minder ontvangen dan hun anders
als steun zou worden verstrekt. Dit is inderdaad een groote
moeilijkheid, waar men het voor de gesteunden van Maat
schappelijk Hulpbetoon wenschelijk vindt, dat zij van den
dienst kunnen gebruik maken. Spreker gevoelt daarom veel
voor de wijziging, die de heer van Stralen den heer Snel in
overweging heeft gegeven. De meerderheid van het College
is absoluut tegen aanneming van het ongewijzigde amende
ment-Snel, omdat men met aanneming daarvan komt op
den weg van de uitbreiding van den dienst, welke uitbreiding
men niet wenscht en ook niet wenscht te stimuleeren.
In den afgeloopen zomer is wel gebleken, dat de dienst
niet noodzakelijk is voor hen, die in de werkverschaffing
zijn geplaatstwas het anders geweest, men zou zijn schoenen
wel ter reparatie hebben aangeboden. Het is beslist onjuist
voor hen, voor wie het niet beslist noodzakelijk is, een
schoeiseldienst in te richten, waardoor men concurreert met
burgers, die leven op de grens van de bestaansmogelijkheid.
Een of twee kwartjes mogen voor sommigen geen groot
verschil maken, voor een aantal niet-gesteunde schoenmakers
beteekent dit verschil heel veel, omdat zij een bestaans
minimum hebben, dat zeker niet hooger ligt dan dat van
degenen, die in de werkverschaffing zijn opgenomen. De
schoeiseldienst vervult een sociale taak, die moeilijk tot
het laatste percent kan worden afgemeten, maar men moet
er in ieder geval geen uitbreiding aan geven, die hij niet
behoort te hebben.
Spreker is derhalve bereid zich met het amendement-Snel,
gewijzigd in den zin als door Wethouder van Stralen aan
gegeven, te vereenigen, mits er geregeld op wordt toegezien,
dat de aangegeven grens niet wordt overschreden.
De heer Wilmer betreurt het, dat de heer van Stralen
dit voorstel heeft verdedigd op de manier, waarop deze