340
VRIJDAG 22 DECEMBER 1939.
Sehoeiseldieiist.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter stelt alsnu aan de orde:
XXXII. Voorstel tot liet toekennen van een extra-subsidie
voor het jaar 1940 aan de Gemeentelijke Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon, ten behoeve van de voortzetting
van den sehoeiseldieiist gedurende dat jaar en tot het vast
stellen van den desbetreffcnden begrootingsstaat. (210)
De heer Snel zegt, dat de plaatsing van een groot aantal
gesteunde werkloozen in de werkverschaffing waarschijnlijk
de aanbieding van reparaties niet aanmerkelijk zou hebben
doen terugloopen, indien Maatschappelijk Hulpbetoon niet
geweigerd had reparaties te verrichten voor werkloozen, die
in werkverschaffing zijn te werk gesteld. De oorzaak van
het verminderen van de aanbieding ligt dus niet in een
mindere belangstelling van de werkloozen voor dezen
schoeiseldienst.
Het College stelt thans voor te bepalen, dat schoeisel van
in werkverschaffing te werk gestelde werkloozen niet langer
door den dienst zal worden gerepareerd, maar hiertegen
heeft spreker bezwaar. Uit een loonstaat van de in werk
verschaffing te werk gestelde werkloozen over eenige weken in
de periode van 1 October tot 9 December 1939 blijkt, dat van
15 tot 30 der te werk gestelden het weekloon minder dan
17.bedroeg. Tegen het uitsluiten van deze groep van de
goedkoope schoenreparatie heeft spreker overwegend be
zwaar. Spreker stelt daarom voor, uit het voorstel van het
College te doen vervallen de bepaling, dat het schoeisel van
in werkverschaffing geplaatste werkloozen niet door den
dienst zal worden gerepareerd.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer Snel, luidende:
„Ondergetekende stelt voor uit het voorstel no. 218 te
doen vervallen de woorden, met dien verstande, dat schoeisel
van in werkverschaffing geplaatste werklozen niet door den
dienst mag worden gerepareerd."
De heer Wilmer verklaart zich tegen dit voorstel op grond
van een principieele overweging, n.l. deze, dat hij het in
strijd acht met de sociale rechtvaardigheid, een gedeelte
van de bevolking een zekeren steun te geven ten koste, niet
van de gemeenschappelijke gemeentekas, maar ten koste
van een ander deel van de burgerij, dat zelf op zeer zware
lasten zit, waarvan zeer velen zelf aan den rand van de
armoede staan. Het werk, dat nu wordt gedaan door werk-
looze schoenmakers, wordt voor een groot deel onttrokken
aan andere schoenmakers; a priori stond vast, dat, zooals
ook gebleken is, verschillende schoenmakers ten gevolge
van dezen schoeiseldienst aanmerkelijke schade zouden hebben.
De schoenreparatie, welke nu door werklooze schoenmakers
wordt verricht, is voor een groot deel onttrokken aan andere
schoenmakers; velen van dezen hebben daarvan aanmerke
lijke schade. Het is in strijd met de sociale rechtvaardigheid,
dezen menschen een bijzonderen last op te leggen, zoodat zij,
en zij alleen, althans voor een deel dezen socialen maatregel
moeten bekostigen. Een practische overweging daarbij is dat
het nadeel, aan deze schoenmakers toegebracht, voor velen
van hen veel grooter is dan het voordeel voor de andere
categorie. De werklooze schoenmakers, die nu werk krijgen,
mogen niet meer werk verrichten dan tot 10 boven hun
steun. De meesten van hen hebben bij-steun. Wanneer
iemand dus 4.bij-steun heeft, mag hij werken tot dat
hij komt aan het bedrag van 0.40 per week. Deze extra-
steun van 0.40 is veel geringer dan het bedrag, dat per week
aan verschillende schoenmakers onthouden wordt, doordat
zij minder schoenen ter reparatie krijgen. De steun, die hier
door aan de werkloozen wordt verleend, is per gezin betrekke
lijk zeer gering; over een geheel jaar berekend maakt dit
slechts een gering bedrag uit. Wanneer men voor de werk
loozen en de door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunden
de gelegenheid zou kunnen openen de schoenen te laten
repareeren zonder dat dit ging ten koste van een andere
groep burgers, dan zou spreker zich daarvoor verklaren,
maar in dit geval mag dit niet. Het werk, dat op het oogenblik
aan werklooze schoenmakers wordt gegeven, wordt voor een
zeer groot gedeelte onttrokken aan de andere schoenmakers,
van wie velen eigenlijk behooren tot de menschen, die geen
ƒ0.50 of ƒ1.in de week kunnen missen, maar van wie
verscheidenen door dezen maatregel dit bedrag moeten
missen.
Mevrouw Braggaur kent de reden, waarom men van te
voren kon weten, dat de heer Wilmer zich tegen dit voorstel
zou verzetten. Het grootste bezwaar van den heer Wilmer
is, dat men in dit geval door den een té helpen den ander
Schoeiseldienst.
(Braggaar e.a.)
schade doet lijden. Men kan echter bij een zaak als deze
niet gemakkelijk een voorstel doen, waarmee iedereen gebaat
is; dikwijls zal de een baat hebben, terwijl de ander schade
lijdt.
Spreekster wil niet zeggen, dat de niet-gesteunde schoen
makers het over het algemeen buitengewoon goed hebben,
maar wanneer men moet kiezen tusschen de niet-gesteunde
en de gesteunde, zal men moeten toegeven, dat de laatsten
er heel slecht aan toe zijn.
Reeds bij een vorige gelegenheid is de aandacht er op
gevestigd, dat vele ondersteunden als hun schoenmaker
hebben opgegeven dengene, die het reparatiewerk moest
verrichten, waarbij machines noodig waren en dat zij als
zelfreparateurs niet konden doen. Vroeger repareerden vele
ondersteunden zelf hun schoenen, wat niet altijd voldoening
schonk en dikwijls grootere slijtage van de schoenen ten
gevolge had. De schoeiseldienst is op het oogenblik nog niet
zoo uitgebreid, dat alle ondersteunden daar hun schoenen
kunnen laten repareeren. Het is echter voor een werklooze
van groote beteekenis, of hij voor 0.55 dan wel voor .1.25
of meer zijn schoenen kan laten repareeren; met opzet
noemt spreekster een laag bedrag om niet te hoof en, dat
zij zich aan overdrijving schuldig maakt.
Bij een vorige gelegenheid is gebleken, dat de vakcentralen
van de schoenmakers geen bezwaar tegen een regeling-
hebben, waarbij de werkloozen hun schoenen kunnen laten
herstellen; zou de Raad dan wel een bezwaar opperen? De
Raad moet dikwijls debatteeren over maatregelen voor de
werkloozen, waarover vaak minder tevredenheid bestaat dan
over dezen maatregel. Wie, zooals spreekster, zich her
haaldelijk op de hoogte gesteld heeft, niet alleen van het
werk van dezen dienst, maar ook van den geest onder de
werkloozen, zal kunnen toegeven, dat deze dienst werkt tot
groote tevredenheid van de werkloozen. Het is een genoegen
te zien hoe tevreden allen, die hun gerepareerde schoenen
komen halen, over de wijze van behandeling, maar ook over
de reparaties zelf zijn. Men dient hierbij niet te vergeten,
dat er ook nog zoo iets als moreele waarde is! Men heeft
gevraagd: wat krijgen de gesteunde schoenmakers eigenlijk
meer? Inderdaad krijgen deze schoenmakers maar 10 meer
dan het steunbedrag, maar er wordt hier altijd zoo hoog
opgegeven van het gevaar van den lediggang en van de
moreele voldoening van het werken. Hier nu worden de
menschen van den lediggang gered. Wat het zwaarste is,
moet het zwaarste wegen. Het nadeel, aan de andere schoen
makers toegebracht, is niet zoo heel groot, maar daarnaast
zijn er zeer vele gesteunden, die schoenen aanvragen bij
Maatschappelijk Hulpbetoon. Hoe beter die schoenen ge
repareerd zijn, des te langer gaan ze mee. Dikwijls dragen
de werkloozen, die door weer en wind moeten om te gaan
stempelen voor zich zelf en hun kinderen, kapotte schoenen
en bezitten zij geen behoorlijke schoenen. Spreekster hoopt,
dat de Raadsleden dit wel zullen bedenken en zich niet tegen
dit voorstel zullen verzetten.
De lieer van Stralen vindt het zeer onprettig, dat hij, nu
in den tijd van drie jaar dit voorstel voor den derden keef
door het College wordt gedaan, het ten derden male moet
verdedigen tegenover Raadsleden als de heer Wilmer, die
zich op principieele gronden elk jaar opnieuw tegen dezen
crisismaatregel verklaren. Wanneer men meer doordrongen
was van de noodzakelijkheid van dezen maatregel en meer
wilde toegeven, dat tevens de mogelijkheid om dezen maat
regel te nemen in financieel opzicht bestaat, dan zou er
toch geen enkel Raadslid zijn. dat zich zou verzetten tegen
een maatregel als deze.
De heer Wilmer put zich steeds uit in bet zoeken van
argumenten om aan te toonen, dat de nadeelen van dezen
maatregel grooter zijn dan de voordeelen, maar spreker
ontkent dat ten sterkste. De voordeelen van dezen maat
regel zijn overwegend veel grooter dan de nadeelen. Spreker
wil de zaak anders stellen dan de heer Wilmer, die eenigszins
laatdunkend er op wijst, dat het voordeel voor de gesteunde
schoenmakers b.v. slechts ƒ0.40 per week bedraagt, In de
eerste plaats betreft het hier een groep schoenmakers, die
week in, week uit door Maatschappelijk Hulpbetoon worden
gesteund. Een uitkeering aan schoenmakers van 6.000.a
7.000.per jaar is geen kleinigheid. Wanneer het door
dezen maatregel mogelijk wordt, in plaats van steungelden
uit te keeren aan de schoenmakers, die onderstand noodig
hebben, diezelfde schoenmakers aan werk te helpen in hun
eigen bedrijf, dus in plaats van steungelden, een nog hooger
bedrag aan loon uit te keeren, waarom dan toch die stelsel
matige bestrijding door die Raadsleden? Het is toch beter
loon uit te keeren dan steun.
Deze maatregel steunt bovendien volkomen op een wette-