VRIJDAG 22 DECEMBER 1939. 345 Schoolbouw en straataanleg aan van den Brandelerkadee. a. (van Weizen e.a.) 3e. tol het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van het bouwrijp maken van den voor den sub le bedoelden schoolbouw bestemden grond, zoomede van daaraan aansluitende gronden. (-"») Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXVII tot en met XXX besloten. XXXI. Voorstel tot het verleenen van een Kerstgave aan daarvoor in aanmerking komende werkloozen. (217) Hierbij komen tevens aan de orde de aan den heer van Weizen toegestane interpellatie inzake het verleenen van een Kersttoeslag van 50 op weekloonen of steunbedragen resp. van in werkverschaffing geplaatste arbeiders, werk loozen en armlastigen, alsmede het verzoek van de Ver- eeniging van Werkloozen en Werkverschaffingsarbeiders E. M. M., ter zake. De heer van Weizen dankt den Raad voor het verlof, de volgende vraag tot het College te richten: „Zijn Burgemeester en Wethouders bereid om, voorzoover noodig, in overleg te treden met den Minister van Sociale Zaken om aan de te werkgestelde arbeiders, werkloozen en armlastigen ter gelegenheid van de Kerstdagen een toeslag te doen verstrekken, gelijk aan 50 van het weekloon of steunbedrag, en daartoe de noodige maatregelen te treffen?" De Kerstdagen nemen nu eenmaal in Nederland onder breede massa's van het volk een zeer bijzondere plaats in; zij hebben hun eigen sfeer. Juist met het oog op de bijzondere tijdsomstandigheden, die voor velen een drukkenden last beteekenen, in het bijzonder voor hen, die door den geesel der werkloosheid zijn getroffen, als ook voor hen, die in de werkverschaffing werken, en die dus niet een dusdanig loon verdienen, dat daarvoor een menschwaardig bestaan is te verkrijgen, acht spreker het in zedelijk en geestelijk opzicht verantwoord, voor deze categorieën een maatregel te nemen, als door hem gevraagd wordt. De heer van Stralen antwoordt namens Burgemeester en Wethouders, dat het verzoek van den heer van Weizen niet voor inwilliging vatbaar is. Immers: los van de vraag, of een dergelijk verzoek aan of een dergelijk overleg met den Minister resultaat zou kunnen hebben, staat nu wel vast, dat het, nu het vlak vóór Kerstmis is, en nu de Minister blijkens zijn circulaire ter zake van den toeslag en van het bedrag daarvan een bepaald standpunt heeft ingenomen, wel uitgesloten mag worden geacht, dat het in dit stadium nog mogelijk zou zijn, den Minister van zijn standpunt te doen terugkeeren. De Kerstdagen zijn bijzondere dagen en geven wel aan leiding een grooteren toeslag te verstrekken, die meer een nuttig effect waarborgt, d. w. z. die zoo groot is, dat daar mede inderdaad aan de werkloozen en de armlastigen iets extra's voor die feestdagen wordt gegeven. Hiervoor is ook wat te zeggen, omdat de vraag aan de orde wordt gesteld in bijzonder drukkende omstandigheden; de toestand is den laatsten tijd slechter geworden en ook de prijsstijging van de laatste maanden doet er voor gevoelen om in verband met de Kerstdagen iets extra's te doen. Spreker gelooft namens het College te kunnen zeggen, dat wanneer het alsnog mogelijk was te trachten den Minister op grond van deze omstandigheden er toe te brengen, den toeslag op een hooger bedrag te stellen, het College waar schijnlijk niet ongenegen zou zijn den Minister een daartoe strekkend verzoek te doen. Nu het wel totaal uitgesloten is en de Minister voor het geheele land heeft bepaald, dat op de steunuitkeering een toeslag van 25 zal worden verstrekt, kunnen Burgemeester en Wethouders aan het verzoek van den heer van Weizen tot hun spijt niet voldoen. De heer van Weizen is door het antwoord van het College teleurgesteld, omdat de motieven, door den Wethouder aangevoerd, naar zijn oordeel niet geheel en al steekhoudend zijn. Wel is waar heeft de Minister de grootte van den toeslag bepaald, maar op zich zelf acht spreker het niet onmogelijk alsnog te beproeven met den Minister in overleg te treden, ten einde te trachten het percentage van den toeslag ver hoogd te krijgen. Inderdaad bestaan er tegen inwilliging van sprekers ver zoek technische bezwaren. Een belangrijk bezwaar zou kunnen worden overwonnen door den toeslag in tweeën te doen uitkeeren. Spreker verzoekt het College daarom dringend alsnog een poging in die richting te doen. Kerstgave aan werkloozen. (van Eek e.a.) De heer van Eek gelooft, dat het verzoek van den heer van Weizen allen sympathiek isallen zullen van den droevigen toestand der werkloozen zoozeer overtuigd zijn, dat zij er gaarne toe zullen medewerken dien toestand te verbeteren, indien het eenigermate mogelijk is. Spreker is niet huiverig verzoeken en voorstellen te steunen, waarvan hij vermoedt, dat zij niet zullen worden ingewilligd of aangenomen. Wanneer het hier dus betrof het uitoefenen van politieken aandrang op het Ministerie om terug te komen op het eenmaal genomen besluit, dan zou spreker daarvoor wel gevoelen, maar de heer van Weizen zal zelf moeten toegeven, dat de tijd om zijn verzoek in te willigen ten eenen male ontbreekt; in den anderhalven dag tusschen vandaag en Kerstmis is het niet mogelijk, dat het Ministerie nog een besluit neemt. Waar het hier over belangrijke be dragen loopt, zal het geheele Ministerie daarin gekend moeten worden, en zal deze zaak niet spoed-eischend door den Minister van Sociale Zaken alleen afgedaan kunnen worden. Spreker betreurt het wel, dat de heer van Weizen, wanneer hij overtuigd was, dat dit verzoek gedaan moest worden, daarmede niet eerder gekomen is. Kerstmis keert toch elk jaar terug. Hoewel de inhoud van het verzoek dus sprekers volledige instemming heeft, kan hij toch in de gegeven omstandigheden de inwilliging van het verzoek niet steunen, omdat het ten eenenmale onuitvoerbaar is. De heer Beekenkamp zegt, dat, toen bij de behandeling der begrooting de heer van Weizen de sociaal-democraten van antwoord diende, in den Raad de opmerking werd ge maakt, dat de heer van Weizen altijd consequent is, ook ten aanzien van den klassenstrijd. Die consequentie heeft spreker thans gemist. Het communisme is niet alleen conse quent ten aanzien van den klassenstrijd, maar ook ten aanzien van den godsdiensthaat en nu acht spreker het een groote inconsequentie van den heer van Weizen om juist thans te pleiten voor een verhoogde steunuitkeering ter gelegenheid van Kerstmis. Het Kerstfeest toch is bij uitstek een feest van christenheid en spreker is overtuigd, dat een dergelijk verzoek in Rusland niet op zijn plaats zou zijn. In Rusland is van „vrede op aarde" geen sprake en wordt alleen maar de haat gezaaid. Het zou veel consequenter van den heer van Weizen geweest zijn, en een uitvloeisel van zijn politieke overtuiging, wanneer hij dit voorstel had gedaan gisteren, ter gelegenheid van den 60sten verjaardag van Stalin, die niet alleen in Rusland, maar volgens de couranten ook in Duitschland met vele feestelijkheden is gevierd. Overigens heeft spreker geen bezwaar tegen de suggestie van den Wethouder, om niet in te gaan op het verzoek van den heer van Weizen. Spreker wijst met dankbaarheid op hetgeen het particulier initiatief in Leiden heeft gedaan in dit opzicht; het Protestantsch-christelijk comité voor werk- loozenzorg en St. Yincentius hebben n.l. boven den toeslag van 25 nog voor een extra-Kerstgave gezorgd. De heer van Weizen zegt, dat de heer Beekenkamp preten deert, dat Kerstmis speciaal het feest van de christenen is, maar reeds lang vóórdat het christendom bestond, althans lang voordat het in Nederland den scepter zwaaide, werd door vele volkeren het feest van de zonnewende gevierd. De beschuldiging, dat spreker inconsequent zou zijn geweest, is er dus geheel naast. Spreker heeft er geen bezwaar tegen, dat men Stalin, de Sovjet-Unie en wat dies meer zij in deze debatten betrekt, mits hem ook de gelegenheid wordt geboden daarop te ant woorden. De suggestie, welke de heer Beekenkamp opnieuw geeft, dat de communisten godsdiensthaters zijn, is ten eenenmale bezijden de waarheid; iets anders is, dat zij bestrijders van den godsdienst zijn, maar zelfs de heer Beeken kamp zal er van overtuigd moeten zijn, dat een groot onder scheid bestaat tusschen „haat" en „bestrijding". Al is het Kerstfeest in de Sovjet-Unie op het oogenblik niet meer een feest van de volksmassa's, dit neemt niet weg, dat er andere feesten worden gevierd op een wijze, die in over eenstemming is met de zeden en gewoonten van het Russische volk. Voor verzoeken, als thans door spreker zijn gedaan, bestaat in de Sovjet-Unie absoluut geen reden, omdat daar geen werkloosheid meer bestaat als die, welke men in de kapitalistische landen in den regel kent; bij de Russische grondwet is het recht op arbeid voor ieder gewaarborgd. De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 11