258 MAANDAG 4 DECEMBEE 1939. Actieve luchtbescherming. (Parmentier e.a.) in Leiden. Zou de gemeente nu geen taak hebben, wanneer het er om gaat, te trachten te voorkomen een van de meest noodlottige rampen, welke de burgerij, (wier belangen de Eaad heeft te verdedigen), zouden kunnen overkomen? Spreker koestert dan ook de hoop, dat het College zal inzien, dat het antwoord van 6 November j.l. niet geheel goed gefundeerd was en dat het zijn standpunt ten opzichte van deze (voor spreker zoo buitengewoon belangrijke) zaak alsnog zal herzien. Intusschen, als Eaadslid acht spreker zich volkomen onbevoegd de vraag, of de actieve luchtafweer voor Leiden inderdaad wenschelijk men zou ook kunnen zeggen: noodzakelijk en uitvoerbaar is, te beantwoorden. Geen van zijn mede-raadsleden zal zich gekleineerd gevoelen, wanneer spreker de veronderstelling uit, dat geen enkel lid van den Eaad in staat is zonder deskundige voorlichting zich over deze aangelegenheid een welgefundeerd oordeel te vormen. Op het punt van deze wenschelijkheid heeft het antwoord van Burgemeester en Wethouders van 6 November j.l. spreker geen stap verder gebracht; het bracht geen ver heldering en heeft de zaak zelf wat meer op de bekende lange baan geschoven. Eenerzij ds zegt het College de aan schaffing van luchtafweergeschut noodzakelijk te achten, maar anderzijds laat het de beslissing afhangen van de vraag, of het particuliere comité succes zal hebben. Naar sprekers oordeel is dit de zaak juist omkeeren. Wil de geheele burgerij, die voor deze aangelegenheid groote belangstelling heeft, weten, waaraan zij toe is, dan dient de Eaad zich uit te spreken over de vraag, of lucht afweergeschut al of niet wenschelijk of noodzakelijk is. Het Luchtafweercomité hééft zich reeds uitgesproken en nog maals brengt spreker dit comité voor het initiatief een eere- saluut. Het College sprak zich eveneens uit, maar voor de burgerij is noodig, dat de volledige gemeentelijke overheid, i.e. de Eaad, zich uitspreekteerst dan zal de burgerij weten, waaraan zij toe is. De Eaad kan uiteraard geen uitspraak doen dan na dege lijke voorlichting in deze zaak, die even moeilijk als kostbaar is. Eerst wanneer het resultaat van het in het voorstel gevraagde onderzoek bekend is en het College al naar gelang dat het onderzoek uitvalt voorstellen heeft gedaan, kan elk Eaads lid een verantwoordelijke beslissing in deze aangelegenheid nemen. Een dergelijk onderzoek zal toch noodzakelijk zijn, indien de gemeente een bijdrage aan het comité geeft spreker is daartegen, gelijk genoeg gebleken is omdat men niet kan verwachten, dat de Leidsche gemeenteraad een bedrag beschikbaar zal stellen, zonder dat een grondig onderzoek naar de noodzakelijkheid van deze beschikbaar stelling is ingesteld. Om al deze redenen beveelt spreker dit voorstel met klem bij den Eaad aan, waarbij hij er op aandringt niet zonder verder onderzoek deze hoogst belangrijke zaak af te wijzen, waardoor de Eaad een verantwoordelijkheid op zich zou laden, die later zou kunnen blijken niet te dragen te zijn. Het betreft hier een aangelegenheid, zoo belangrijk als in afzienbaren tijd niet in een gemeenteraad is voorgekomen. Spreker hoopt, dat geen der Eaadsleden zich zal onttrekken aan het instellen van het bij dit voorstel gevraagde onder zoek. De Voorzitter meent, dat in verband met het vergevorderd uur een beraadslaging over dit voorstel thans geen zin heeft; wenscht men een discussie over dit onderwerp, dan is het inderdaad gewenscht en noodzakelijk dat de Eaad over meer gegevens beschikt dan op het oogenblik te zijner be schikking staan. Wanneer spreker gelegenheid zou geven tot Actieve luchtbescherminge.a. (Voorzitter e.a.) een discussie over het voorstel-Parmentier, dat après tout niet zoo heel veel inhoudt, n.l. alleen een verzoek om de wenschelijkheid van actieve luchtbescherming te onder zoeken en eventueel met voorstellen te komen, dan verzeilt men toch in een beraadslaging over de vraag: moet de gemeente die luchtbescherming helpen bevorderen, zelf onder nemen of daaraan medewerken? Spreker stelt derhalve voor, het voorstel-Parmentier te stellen in handen van Burge meester en Wethouders om praeadvies, opdat dezen zich dan nog eens kunnen beraden over de vraag, welke gegevens en inlichtingen zij ter beschikking van den Eaad zouden kunnen stellen, teneinde een definitieve beslissing voor den Eaad mogelijk te maken. In verband met het vergevorderd uur is een discussie over deze zaak uitgesloten. De heer Oostveen zegt, dat de heer Parmentier toch al te lang praat in verband met zijn verzoek. De Voorzitter zegt, dat de heer Oostveen hem de leiding der vergadering moet overlaten. De heer Parmentier verstaat in dit geval onder spoed een buitengewoon, uitzonderlijk spoedig handelen. Deze zaak vereischt dit. Spreker zag b.v. gaarne behandeling in een spoedvergadering van Burgemeester en Wethouders en een spoedvergadering van den Eaad. Wanneer deze aangelegen heid niet buitengewoon vlug wordt behandeld, laat men het dan liever niet doen; dan heeft het geen doel. De Voorzitter zegt, dat het, wanneer die spoed zoo bijzonder groot is, misschien wel prettig was geweest wanneer het College dit voorstel iets eerder had gekregen dan Zaterdag j.l. Het College is het echter geheel met den heer Parmentier eensalleen omschrijft het den spoed iets anders. Het College zegt altijd: met den meest mogelijken spoed. De spoed, dien de heer Parmentier bedoelt, moet ook mogelijk zijn, wil hij betracht worden. De heer Oostveen wist niet, dat een interruptie van hem op deze wijze door den Voorzitter zou worden behandeld. Spreker biedt zijn excuus aan, dat hij geïnterrumpeerd heeft, maar de oorzaak van deze interruptie was gelegen in het feit, dat spreker dacht aan de woorden van den heer Parmen tier, dat hij alleen het verzoek zou doen en niet reeds de wenschelijkheid van de zaak zelf zou bespreken. Het ver baasde spreker echter, dat deze interruptie van hem op een dergelijke wijze werd afgesneden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten, het voorstel van den heer Parmentier c.s. te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Eskens vraagt, of aan het verbreede Gangetje, waaraan reeds winkelhuizen zijn gebouwd en waarvan al enkele zijn verhuurd, spoedig een andere naam zal worden gegeven. De Voorzitter gelooft niet dit in uitzicht te kunnen stellen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 12