206 MAANDAG 17 JULI 1939. Interpellatie-v. Weizen i. z. aanleg vliegveld-Valkenburg (van Weizen e.a.) het aantal schuilketen, in verhouding tot het aantal tewerk- gestelden te gering is? 5. Is het College bereid ten aanzien van het in de vragen 3 en 4 gestelde een onderzoek in te stellen en bij gebleken juistheid er bij de bevoegde instanties op aan te dringen, de noodige veranderingen aan te brengen? De heer van Stralen antwoordt namens Burgemeester en Wethouders op de eerste vraag, dat het Burgemeester en Wethouders bekend is, dat een aantal bij den aanleg van het vliegveld tewerkgestelden uit Leiden naar schatting 80 a 90 den afstand naar het werk en terug te voet aflegt wegens het ontbreken van een vervoermiddel. Op de tweede vraag antwoordt spreker dat Burgemeester en Wethouders reeds bij den aanvang van het werk den Minister onder meer verzocht hebben een vervoervergoeding vast te stellen, teneinde den tewerkgestelden in de kosten van hun vervoer tegemoet te komen. Dit verzoek is evenwel door den Minister niet ingewilligd, aangezien de afstand op dit oogenblik naar zijn meening daartoe geen aanleiding gaf. Het bezwaar dat een aantal tewerkgestelden van en naar het werk moet loopen, doet zich sinds de instelling van ochtend- en middagploegen nog sterker gelden. Het College is bereid te overwegen, den Minister te verzoeken goed te vinden, dat de Gemeente zelf een vervoerregeling treft voor hen, die thans te voet naar het werk moeten gaan. Op de vragen 3 en 4 antwoordt spreker, dat inderdaad tijdens de beginperiode van het werk enkele gegronde klachten bestonden over onvoldoende verzorging op het terrein, als gevolg van het min of meer overhaast aanvangen van het werk. Door onmiddellijke tewerkstelling van een aantal timmerlieden is in den kortst mogelijken tijd in het gebrek aan goed drinkwater, W.C.'s en schuilketen voorzien. Het is niet onmogelijk dat door de snelle toeneming van het aantal tewerkgestelden in de laatste weken eenig tekort aan een en ander is ontstaan. Het College zal daarnaar een onder zoek doen instellen en bij juist-bevinding bij de bevoegde instanties op voorziening aandringen. De heer van Weizen dankt Burgemeester en Wethouders voor de toezeggingen, naar aanleiding van sprekers vragen door den Wethouder gedaan. Spreker wil echter nog op enkele zaken de aandacht vestigen. Wat betreft de drinkwatervoorziening, het drinkwater wordt aangevoerd in zg. melkkitten. Het aantal melkkitten is echter onder de huidige omstandigheden zeer aanzienlijk te gering om ook maar eenigszins in de behoefte aan drink water voor de tewerkgestelden te voorzien. Meermalen is de kit reeds leeg voor zij gebracht is bij degenen, voor wie het drinkwater eigenlijk bestemd was, en juist omdat het niet slechts een enkele maal voorkomt, brengt het veel ongerief voor de arbeiders met zich, vooral bij warm weer, wanneer de behoefte aan drinkwater grooter is dan in normale omstandigheden. Het is dan ook zeer gewenscht, dat in dezen toestand zoo spoedig mogelijk wordt voorzien. Het aantal schuilketen is te gering en daardoor zijn de arbeiders niet in staat hun gereedschap voldoende op te bergen. Het komt herhaaldelijk voor, dat een ploeg, die aan het werk wil gaan, ontdekt, dat haar gereedschap verdwenen is. Dit veroorzaakt groote onaangenaamheden voor de be trokkenen. Het aantal W.C.'s is buitengewoon gering; hier en daar moeten de arbeiders hun behoefte in de open lucht doen. De W.C.'s zijn zoo verontreinigd, dat zij feitelijk onbruik baar zijn. Spreker hoopt, dat in dezen toestand, die met p,enige moeite veranderd kan worden, binnen den kortst mogelijken tijd verbetering zal worden gebracht. Wat de vervoergelegenheid betreft waardeert spreker het, dat men zal pogen een regeling te maken, waardoor het mogelijk wordt bepaalde arbeiders van gemeentewege te doen vervoeren. Deze menschen zijn bereid voor dit vervoer naar en van het werk eenige vergoeding te geven. Zij, die niet naar het werk loopen, maar van de Noord-Zuid-Hol- landsche Tramweg Maatschappij gebruik maken, betalen daarvoor per week 1.10, waarbij zij dan nog, sommigen althans, wanneer zij aan de dichtstbijzijnde halte uitstappen, 3 K.M. ver moeten loopen. Wanneer het mogelijk zou zijn, door middel van een autobus deze arbeiders dichter bij het werk te brengen, zou dat voor hen beteekenen een verlichting van de omstandigheden, waaronder zij dit werk moeten ver richten. Vanzelfsprekend beteekent voor deze arbeiders deze wekelijksche uitgave van 1.10 voor de tram een aanzienlijk offer. De heer Snel sluit zich geheel aan bij hetgeen de heer Interpellatie-v. Weizen i. z. aanleg vliegveld-Valkenburg (Snel e.a.) van Weizen heeft gezegd. Als lid van den Leidschen Bestuurdersbond was deze zaak spreker bekend; spreker heeft reeds verleden week een bespreking over deze zaak gehad met de contact-commissie van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen. Het is inderdaad op het oogenblik zoo, dat noch de drinkwatervoorziening, noch de schuilketen, noch de W.C.'s voldoen aan de eischen, die voor een dergelijk werk gesteld mogen worden. Maar daarnaast is er nog een ernstige klacht, n.l. het ontbreken van een behoorlijken dienst voor eerste hulp bij ongelukken. Op dit groote werk, waar met machines en kipkarren gewerkt wordt, is één man belast met de verzorging van eventueele ongevallen; dat acht spreker absoluut onvoldoende, spreker zou bijna zeggen: onverantwoordelijk. Spreker verzoekt het College om, wanneer het de door den heer van Weizen aan gevoerde klachten bij de bevoegde instanties aanhangig wil maken, ook deze klacht er bij te voegen. Wanneer iemand een ernstig ongeluk zou overkomen, zouden de gevolgen ver schrikkelijk zijn. De heer van Stralen herhaalt de toezegging, dat de te berde gebrachte klachten nader zullen worden onderzocht. Het College, en ook de betrokken Wethouder, is voortdurend diligent ten aanzien van de zaken van de werkverschaffing; dezen houden zich daarmede zeer intensief bezig; zoodoende is reeds van den aanvang van deze werkverschaffing af getracht, verbeteringen te verkrijgen of aan klachten te doen tegemoetkomen. Nu heeft spreker bij de leiding van het werk geïnformeerd speciaal naar de punten, genoemd in de vragen van den heer van Weizen. Wat betreft de schuil keten, heeft men spreker medegedeeld, dat op het oogenblik op dit werk aanwezig zijn 150 schuilketen, elk plaats biedend voor 12 man. Deze aanwezige schuilketen zouden dus vol doende zijn voor 1800 man. Verleden week werkten er 1800 man, voor wie het aantal schuilketen voldoende was; vandaag zijn 200 man meer te werk gesteld, waardoor het mogelijk is, dat het aantal keten wederom te gering is. De werkleiding heeft echter de opmerking gemaakt, dat het aantal keten nog wel voldoende zou zijn, indien de arbeiders zich beter met elkaar konden verstaan en het niet zoo vaak voorkwam, dat de eene arbeider den anderen niet in een bepaalde keet duldt. Het is niet wel doenlijk voor dit werk een drinkwater leiding aan te leggen. Tot voor kort had men één Nortonpomp geslagen. Enkele arbeiders waren belast met het rondbrengen, den ganschen dag door, van de gevulde kitten langs de ver schillende keten en volgden daarbij steeds dezelfde route. Kwamen deze arbeiders een tweeden keer langs een keet, dan namen dezelfde arbeiders de kit aan en zoodoende bereikte het water niet regelmatig het eindpunt van het werk en de arbeiders, die aan drinkwater behoefte hadden. Thans is een tweede pomp geslagen, zoodat ook in dezen toestand verbetering zal komen. Ook de arbeidsinspectie is van oordeel, dat het aantal W.C.'s te gering is en thans worden met den meest mogelijken spoed meer W.C.'s aangebouwd. Het was het College bekend, dat een aantal arbeiders gebruik maakt van de tram. Ifet is niet mogelijk thans verder op deze zaak in te gaan. Het College zal overwegen of het mogelijk is een regeling daarvoor te maken. Indien noodig zal de goedkeuring van den Minister daarvoor worden gevraagd. Het College zal ook de klachten van den heer Snel aan de bevoegde instanties overbrengen. De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor gesloten. Spreker vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Seliiiller vraagt, of het College kan mededeelen, wanneer het Arbeidsovereenkomstenreglement, dat de Baad op 13 Februari 1939 heeft aangenomen en waarvan artikel 67, eerste lid, bepaalt, dat het in werking zal treden op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen dag, van kracht zal worden. De heer Tepe antwoordt, dat het wachten is op eenige uitvoeringsmaatregelen, welke in verband met de bedoelde verordening nog genomen moeten worden. De heer Schiiller merkt op, dat drie maanden geleden hetzelfde antwoord op dezelfde vraag door spreker gesteld, werd gegeven door Wethouder Tepe. De heer Tepe constateert, dat in dien tusschentijd de maatregelen nog niet gereedgekomen zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 8