MAANDAG 17 JULI 1939.
205
Ambtenarenreglement.
(Voorzitter e.a.)
Beraadslaging over artikel IX.
De Voorzitter wijzigt namens het College artikel IX nader
in dien zin, dat in het daarbij voorgestelde nieuwe artikel 34
in het 3e lid na „werkman" wordt ingevoegd: „bij wijze van
tijdelijke toelage." Bij aanneming van het gewijzigde artikel
zal de hierbedoelde toelage derhalve niet in den pensioens
grondslag behoeven te worden opgenomen.
Het aldus gewijzigde artikel IX wordt vervolgens zonder
hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de artikelen X
tot en met XII achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming worden aangenomen.
Beraadslaging over artikel XIII.
De heer Schüller herinnert er aan, dat in artikel 15 paragraaf
3 van het Arbeidsovereenkomstenreglement telkens wordt
gesproken van „werktijd". Spreker had gedacht, dat het
College, nu daaromtrent een opmerking in het georganiseerd
overleg is gemaakt zooals de Wethouder zich zal herinneren
zou hebben voorgesteld in artikel 42 van het Ambtenaren
reglement 1934 het woord „arbeidsduur" te vervangen door
„werktijd". Daarom stelt spreker tezamen met den heer
Oostveen een amendement in dien zin voor.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van de heeren Schüller en Oostveen, luidende:
„Ondergeteekenden stellen voor, in artikel 42, sub 3° en 4°
onder a-b en b-c voor het woord „arbeidsduur" te lezen
„arbeidstijd"."
De heer Tepe zegt, dat dit voorstel van den heer Schüller
geheel buiten de behandeling van het voorstel van Burge
meester en Wethouders om gaat. Spreker herinnert zich vol
strekt niet, dat deze zaak in de vergadering van het georga
niseerd overleg behandeld is, zooals de heer Schüller zeide;
in het rapport omtrent de besprekingen in het georganiseerd
overleg vindt spreker daaromtrent ook niets vermeld, zoodat
hij ook absoluut niet is ingesteld op het voorstel-Schüller,
en daarover ook niet zoo maar, a bout portant kan spreken,
en de strekking daarvan kan beoordeelen. Het is dus niet
juist, dat die zaak in het georganiseerd overleg is besproken;
misschien is er een losse opmerking gemaakt in dien zin, maar
het is onjuist, dat er werkelijk in ernstigen zin over die quaestie
gesproken is en dat spreker daaromtrent een toezegging zou
hebben gedaan.
De heer Schüller heeft dat ook niet gezegd.
De heer Tepe meende dat dit de opvatting van den heer
Schüller was. Daarvan herinnert spreker zich niets. Het is
dan ook logisch, dat de Baad dit voorstel van den heer
Schüller niet in behandeling kan nemen. Spreker verklaart
zich gaarne bereid deze zaak te zijner tijd eens te bezien en,
wanneer daarvoor goede gronden pleiten, ze dan aanhangig
te maken in het College. Wanneer dit zou zijn een wijziging,
waarvoor iets te zeggen zou zijn, dan is ze gemakkelijk genoeg
in het Ambtenarenreglement aan te brengen; maar het is
niet een zaak, die spreker op het oogenblik zou kunnen en
willen behandelen. Had de heer Schüller zijn voorstel maar
even eerder ingediend, dan had het College het kunnen bezien.
De heer Schüller kan begrijpen, dat de Wethouder hierop
niet gepraepareerd is. Spreker heeft echter aangetoond, dat
het reglement voor het losse personeel wel degelijk aldus is
geredigeerd, en waar nu een wijziging in artikel 42 wordt
gebracht op een ander punt, kan deze wijziging er tegelijk in
aangebracht worden, omdat anders beide regelingen met
elkaar in strijd zijn, zoodat een losse arbeider onder andere
voorwaarden werkt dan een vast aangestelde arbeider.
De heer Tepe zegt, dat over deze zaak gesproken is bij het
Beglement voor de arbeidscontractanten, doch niet bij de
behandeling van deze wijziging van het Ambtenarenreglement.
Deze quaestie is misschien terloops even genoemd.
De heer Schüller zegt, dat de vertegenwoordigers van de
organisaties er juist op gewezen hebben, dat de regeling in
het Beglement voor het losse personeel aldus is en dat, nu
deze wijziging in het Beglement voor het vast aangestelde
personeel tot stand komt, het ook voor het vast aangesteld
personeel gewijzigd moet worden.
Ambtenarenreglemente.a.
(Tepe e.a.)
De heer Tepe zegt, dat het zeer goed mogelijk is, dat de
vertegenwoordigers der organisaties daarop gewezen hebben,
maar er is niet uitvoerig over gediscussieerd.
De heer Schüller wil aannemen, dat de Wethouder er niet
direct op kan antwoorden. Laten Burgemeester en Wethouders
in dat geval voorstellen, sprekers voorstel om praeadvies in
hun handen te stellen.
De Voorzitter gelooft niet, dat dit juist zou zijn. Indien de
Baad het amendement om praeadvies in handen van het
College stelt, zou men thans de behandeling van het voorstel
van het College, althans de behandeling van artikel XIII
moeten schorsen. Het is daarom beter, dat de heer Schüller
bij een volgende gelegenheid het College verzoekt de zaak
wel onder de oogen te willen zien en in het georganiseerd
overleg aan de orde te willen stellen, waartegen naar sprekers
meening geen bezwaar bestaat.
De heer Schüller herinnert er aan, dat het College den ver
schillenden organisaties schriftelijk heeft medegedeeld, dat
eventueele voorstellen niet bij den voorzitter van het georgani
seerd overleg, maar bij het College moeten worden ingediend.
Hiermede is spreker het niet eens. Thans heeft spreker echter
een voorstel bij den Baad ingediend, waarover het College
praeadvies kan uitbrengen. Spreker ziet niet in, welk verschil
het maakt als hij thans zijn voorstel intrekt, maar zorgt, het
daarna bij Burgemeester en Wethouders in te dienen.
De Voorzitter zegt, dat de behandeling van het voorstel
van het College dan niet wordt vertraagd en het voorstel van
den heer Schüller de behandeling van het College langs den
normalen weg zal ervaren.
De heer Schüller merkt op, dat zeer vaak tijdens de behan
deling van een voorstel van het College amendementen
worden ingediend.
De Voorzitter zegt, dat dit amendement een geheel andere
strekking heeft.
De heer Tepe wijst er op, dat het voorstel van den heer
Schüller geen amendement is op een voorstel, dat thans door
het College is ingediend. Het College stelt wel voor art. 42
van het Ambtenarenreglement 1934 te wijzigen, maar deze
wijziging geldt niet het door den heer Schüller beoogde onder
deel van het artikel.
De Voorzitter constateert, dat het voorstel van de heeren
Schüller en Oostveen niet kan worden beschouwd als een
amendement op het thans voorgestelde artikel XIII.
De heer Schüller trekt thans zijn voorstel in, maar zal
zorgen, dat het in het bezit van het College komt.
De Voorzitter constateert, dat het voorstel van de heeren
Schüller en Oostveen is ingetrokken.
Artikel XIII wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De artikelen XIV tot en met XXII worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen, waarna de gewijzigde verordening in haar geheel
zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de interpellatie
van den heer van Weizen met betrekking tot de werkver
schaffing „Aanleg-vliegveld nabij Valkenburg".
De heer van Welzcn dankt den Baad voor het hem ver
leende verlof en stelt de volgende vragen:
1. Is het aan het College van Burgemeester en Wethouders
bekend, dat er onder de te werk gestelden in de werkver
schaffing aan het vliegveld in de gemeente Valkenburg zich
een aantal menschen bevindt, allen te Leiden woonachtig,
die naar en van het werk te voet moeten gaan, omdat zij
niet kunnen fietsen?
2. Kan het College mededeelen, of er voor de betrokkenen
geen andere vervoergelegenheid is naar en van het werk
dan door middel van de N.Z.H.T.M.?
3. Is het aan het College bekend, dat de drinkwater
voorziening onder de te werk gestelden aanleiding geeft tot
klachten, vooral bij warm weer, wanneer de behoefte aan
drinkwater gewoonlijk grooter is?
4. Is het het College bekend, dat het aantal W.C.'s alsmede