MAANDAG 17 JULI 1939. 203 Ontslag aan leeraar Gymnasium en leerares II.B.S. (Lombert e.a.) voor Meisjes; e.a. achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen VII en VIII besloten. IX. Voorstel tot het verhuren van de drie voetbalvelden in den Stadspolder. (116) De heer Lombert vraagt waarom deze drie voetbalvelden ook niet ingebracht worden bij de Sportstichting, die destijds toch in het leven geroepen is om de gemeente van vele werkzaamheden te ontlasten. Dan zou ook de verhuring van deze voetbalvelden e.a. door de Sportstichting kunnen geschieden. De heer Wilbrink zegt, dat de Sportstichting aan de onder haar beheer te nemen terreinen bepaalde eischen stelt, waaraan deze voetbalvelden niet voldoen. Zoodoende zijn Burgemeester en Wethouders wel geroepen de verhuring van deze sportvelden, die door de Sportstichting worden uitgesloten, die niet eerste klasse zijn, maar door de huur ders ervan toch gaarne in gebruik worden gehouden, zelf ter hand te nemen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst van grond ruiling aan den Haagweg en de Potgieterlaan met de X.V. Gemeenschappelijk Eigendom, Maatschappij tot Exploi tatie van woon- en winkelhuizen, te 's-Gravenhage. (117) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Voorstel tot het verkoopen van de perceelen bouw terrein, gelegen aan de Da Costastraat en Ten Katestraat, kadastraal bekend gemeente Leiden, Seetie O Nis. 1467, 1468 en 1469 aan L. Broker, te de Bilt, q.q. (118) De heer Sehüller zegt, dat de gemeente zelf op het oogen- blik in het bezit is van zeer weinig terreinen, geschikt voor den bouw van arbeiderswoningen en straks, wanneer men tot den bouw van arbeiderswoningen van een aannemelijke huurwaarde zal overgaan, zelf daarvoor geen geschikte terreinen meer zal hebben, indien geen groote bedragen aan heiwerk en dergelijke worden besteed. Om deze reden is spreker tegen den verkoop van dit stukje grond, dat be hoort tot de weinige stukjes goeden bouwgrond, welke de gemeente bezit. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De heer Sehüller wenscht geacht te worden tegen het voorstel te hebben gestemd. XII. Voorstel tot het aankoopen van het perceel Hartesteeg Xo. la en tot het vaststellen van (len desbetreffenden be- grootingsstaat. (119) XIII. Voorstel tot het aankoopen van het perceel 4e Binnen vestgracht Xo. 79 en tot het vaststellen van den desbetreffenden begrootingsstaat. (120) XIV. Voorstel tot het vaststellen van een staat tot wijziging van de gemeentebegrooting, tevens voorstel tot het wijzigen van eenige bedrijfsbegrootingen, alle den dienst 1938 betreffende, een en ander in verband met de afsluiting van het dienst jaar 1938. (127) XV. Voorstel lot het instellen van een rechtsvordering tegen J. P. X. Brokaar, te Leiden, strekkende tot vergoeding aan de gemeente van de schade, haar toegebracht door aanrijding van een straatlantaarn. (121) XVI. Voorstel tot het aangaan met de gemeente Xoordwijk van een nieuwe overeenkomst betreffende de levering van electriciteit aan die gemeente door de Stedelijke Electricitcits- fabriek te Leiden. (125) XVII. Voorstel tot het wijzigen van de verordening regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis. (123) XVIII. Praeadvies op liet adres van de Oudercommissie van de Opleidingsschool voor U.L.O. aan de Driftstraat inzake het uitbreiden van liet gebouw dier school. (123) (Voorzitter e.a.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XII tot en met XVIII besloten. (De heer Splinter had de vergadering tijdens de behandeling van punt XII verlaten). XIX. Voorstel tot het wijzigen van de verordening op de Straatpolitie. (109) De Voorzitter deelt mede, dat de Commissie voor de Strafverordeningen, die voorhands meende, dat de term „verkoopen, te koop aanbieden en venten" in de artikelen 52, 52b en 52c niet behoefde te worden vervangen door „venten", aangezien hierbij de door de Commissie in zake het ventersvraagstuk geschetste moeilijkheden niet kunnen ontstaan, bij nadere beschouwing toch van oordeel is, dat het geen aanbeveling verdient twee verschillende omschrij vingen in één verordening te laten staan en daarom in haar voorstel de volgende wijzigingen aanbrengt: „Artikel III wordt genummerd artikel VI; Na artikel II worden de volgende artikelen ingevoegd: Artikel III. In het eerste lid van art. 52 wordt in de plaats van „voor werpen of waren, van welken aard ook, met uitzondering van gedrukte stukken, te verkoopen of ten verkoop aan te bieden of daarmede te venten" gelezen: met voorwerpen of waren, van welken aard ook, met uitzondering van ge drukte stukken, te venten. Artikel IV. In art. 526 vervallen de woorden: „het verkoopen of ten verkoop aanbieden van of". Artikel V. In art. 52c vervallen de woorden: „verkoopen of ten ver koop aanbieden van of". De aldus gewijzigde verordening wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. XX. Voorstel tot het wijzigen van de verordening op de Winkelsluiting. (124) Hierbij komen tevens aan de orde de motie van den heer Wilmer, luidende: „De Baad verzoekt de Commissie voor de Strafverorde ningen de voorgestelde verordening inzake de sluiting van kappers- of barbiers-ondernemingen op Dinsdagmiddags aldus te wijzigen, dat deze sluiting niet verplichtend is op alle in de adressen van de kappersvereenigingen genoemde dagen." alsmede de verschillende verzoeken van de Leidsche Kappers club „Hulp en Vriendschap" en van de afd. Leiden van de N.K.B. „Ons Belang", ter zake. De heer Wilmer zegt, dat de voorgestelde sluiting van kappers- en barbiersondernemingen op Dinsdagmiddag ge grond is op het feit, dat 75 van de hierbij betrokken be langhebbende kapperspatroons om de gevraagde regeling hebben verzocht. 75 is een voldoende percentage naar sprekers meening, maar dan toch ook een minimum voldoende percen tage; het percentage mag zeker niet beneden 75 zijn om een dergelijke regeling te kunnen invoeren. Nu wordt beweerd, dat dit cijfer 75 niet juist is, omdat er meer kapperspatroons gevestigd zijn dan in het adres vermeld staan en omdat er kapperspatroons zouden zijn, die zoowel bij de tegenstemmers als bij de voorstemmers hebben geteekend. Dit zijn echter beweringen, die voor den Baad niet bewezen zijn en waarop men dus moeilijk een oordeel kan fundeeren. Men moet dus op het oogenblik wel veronderstellen dat het percentage van 75 juist isdit is een voldoend aantal, zij het ook een minimum voldoend aantal, om het treffen van een dergelijke regeling te rechtvaardigen. De practijk zal moeten uitwijzen, of de tegenstanders dan wel de voorstanders gelijk zullen krijgen; spreker wil zich daarover op het oogenblik niet uitspreken. Spreker kan zich echter in het geheel niet vereenigen met het feit, en dit zal voor hem een reden zijn om tegen het gehéele voorstel te stemmen dat de sluiting ook zal gelden voor die Dinsdagmiddagen, ten aanzien waarvan door de beide kappersvereenigingen gezamenlijk ontheffing van de verplichting tot sluiting gevraagd wordt. Spreker begrijpt niet goed hoe het College op advies van de Commissie voor de Straf verordeningen daartoe kan komenmen heeft hier een advies

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 5