92 VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 4 September 1934 Gemeenteblad No. 30), houdende regeling van den rechtstoestand van de ambtenaren en werklieden in dienst der gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 22 Novem ber 1937 Gemeenteblad No. 24). Artikel I. Artikel 10 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: „1. Aanstelling geschiedt in tijdelijken dienst, in vasten dienst met een proeftijd of in vasten dienst. 2. Aanstelling in tijdelijken dienst kan slechts plaats hebben a. voor den aan een aanstelling in vasten dienst vooraf- gaanden proeftijd, welke als regel niet langer dan twee jaren duurt, doch die in bijzondere gevallen door of met toe stemming van Burgemeester en Wethouders of, indien de Baad het tot aanstelling bevoegde gezag is, door dit College nog met ten hoogste één jaar kan worden verlengd; b. van personen ter tijdelijke vervanging van afwezig personeel in betrekkingen, welke ingevolge het bij of krachtens de wet bepaalde niet kunnen worden vervuld door op arbeids overeenkomst naar burgerlijk recht in dienst genomen per sonen alsdan wordt de aanstelling geacht voor een bepaalden tijd te zijn geschied. 3. Aanstelling in vasten dienst met een proeftijd geschiedt alleen ten aanzien van capitulanten in ambten en betrek kingen, welke bij de Capitulantenverordening zijn aangewezen om door capitulanten te worden vervuldhet bepaalde in het tweede lid onder a. is alsdan van overeenkomstige toepassing. 4. Aanstelling in vasten dienst geschiedt alleen, indien redelijkerwijs vaststaat, dat aan den arbeid van den aan te stellen ambtenaar/werkman blijvend behoefte zal bestaan; aan de aanstelling in vasten dienst gaat in den regel een aanstelling in tijdelijken dienst, als bedoeld in het tweede lid onder a, vooraf." Art. II. Artikel 11, eerste lid, wordt gelezen als volgt: „1. Om als ambtenaar/werkman in tijdelijken dienst of in vasten dienst met een proeftijd te kunnen worden aangesteld, moet men: a. voldoen aan de eischen van bekwaamheid, die gesteld worden, en(of) de diploma's bézitten, welke het tot aan stelling bevoegd gezag noodig acht; b. den leeftijd van 21/23 jaar bereikt en dien van 40 jaar niet hebben overschreden; c. geneeskundig onderzocht en lichamelijk geschikt be vonden zijn voor de op te dragen werkzaamheden, met dien verstande, dat het bepaalde onder b. en c. niet geldt bij aanstelling in tijdelijken dienst, als bedoeld in artikel 10, tweede lid onder Art. III. In artikel 12 worden de volgende wijzigingen gebracht: 1°. wordt in het eerste lid onder a. achter „tijdelijken dienst" ingevoegd„of door aanstelling in vasten dienst met een proeftijd"; 2°. wordt in het eerste lid onder b. achter „tijdelijken dienst" ingevoegd: in vasten dienst met een proeftijd"; 3°. wordt in het tweede lid in plaats van „tijdelijke aan stelling" gelezen„aanstelling in tijdelijken dienst of aanstel ling in vasten dienst met een proeftijd." Art. IV. Artikel 14, tweede lid onder a., wordt als volgt gelezen: „a. of hij in vasten dienst, in vasten dienst met een proef tijd, of in tijdelijken dienst is aangesteld, in het laatste geval met vermelding of de aanstelling in tijdelijken dienst is geschied krachtens het bepaalde onder' a., dan wel krachtens het bepaalde onder b. van artikel 10, tweede lid;". Art. V. Aan artikel 18 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende „4. De ambtenaar/werkman is mede verplicht tot het ver richten van die handelingen en(of) werkzaamheden, welke onmiddellijk of middellijk voortvloeien uit of verband houden met een hem door of vanwege den Burgemeester of door of namens het hoofd van den tak van dienst ingevolge de „Wet betreffende bescherming tegen luchtaanvallen" gegeven op dracht, daaronder begrepen de opdracht tot het deelnemen aan oefeningen, bedoeld in artikel 10 der voornoemde wet, alsmede die tot het verrichten van handelingen en(of) werk zaamheden, strekkende tot voorbereiding of opleiding ten behoeve van bescherming tegen luchtaanvallen". Art. VI. In artikel 24 wordt vóór „De" het cijfer „1" geplaatst, terwijl aan dat artikel een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende: „2. Hij kan echter niet worden verplicht in plaats van stakers of uitgeslotenen in particulieren dienst arbeid te verrichten, tenzij de hem opgedragen arbeid wordt verricht in dienst van de gemeente en voor den openbaren dienst tijdens de staking of uitsluiting, dan wel als onmiddellijk gevolg daarvan redelijkerwijs dadelijk noodzakelijk is te achten." Art. VIL In artikel 29, eerste lid onder c, wordt de punt aan het slot door een kommapunt vervangen en wordt aan het eerste lid toegevoegd: „d. vrijwillig verbintenissen aan te gaan of verplichtingen op zich te nemen, waarvan de vervulling hem zou beletten zijn arbeid in dienst van de gemeente, zoowel binnen als buiten zijn gewonen werktijd, te verrichten." Art. VIII. In artikel 31, eerste lid onder a., wordt de komma achter „vervuld" door een kommapunt vervangen en vervallen de woorden: „met dien verstande echter, dat hij voor werklieden bij de Brandweer ten hoogste 10 uur per etmaal en gemiddeld niet meer dan 55 uur per week bedraagt;". Art. IX. Artikel 34 wordt gelezen als volgt: „1. De ambtenaar/werkman is verplicht: a. den aan zijn betrekking verbonden arbeid ook buiten zijn gewonen werktijd te verrichten, indien en voor zoover daartoe naar het oordeel van het hoofd van den tak van dienst noodzakelijkheid bestaat b. de overige handelingen en (of) werkzaamheden, tot het verrichten waarvan hij krachtens het bepaalde in artikel 18, vierde lid, gehouden is, ook buiten zijn gewonen werktijd te verrichten, indien en voor zoover de hem door of vanwege den Burgemeester of door of namens het hoofd van den tak van dienst gegeven opdracht zulks noodig maakt. 2. De in het eerste lid onder a. bedoelde arbeid wordt voor de toepassing van deze verordening als overwerk be schouwd. 3. In zeer bijzondere gevallen zijn Burgemeester en Wet houders bevoegd voor het verrichten van den in het eerste lid onder b bedoelden arbeid aan den ambtenaar/werkman een billijke belooning toe te kennen". Art. X. Artikel 35 wordt gelezen als volgt: „1. De Baad regelt de wedden van de ambtenaren/werk- lieden bij afzonderlijke verordening. 2. Over den tijd, gedurende welken de ambtenaar/werkman in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, wordt hem zijn gewone wedde niet uitgekeerd." Art. XI. In artikel 39, eerste lid, wordt tusschen „eigene" en „een" ingevoegd „tijdelijk", terwijl in het tweede en derde lid telkens vóór „geldelijke" wordt ingevoegd „tijdelijke". Art. XII. In artikel 41 worden de volgende wijzigingen gebracht: 1°. wordt in het eerste lid in den tweeden zin achter „overwerk" ingevoegd: „bij wijze van tijdelijke toelage"; 2°. wordt in het tweede lid achter „werktijd" ingevoegd: „bij wijze van tijdelijke toelage." Art. XIII. In art. 42 worden de volgende wijzigingen gebracht: 1°. wordt het eerste lid gelezen als volgt: „1. De werkman heeft, behoudens het bepaalde in artikel 43, wegens hem opgedragen overwerk, als bedoeld in het tweede lid van artikel 34, recht op een vergoeding boven zijn gewone wedde, welke vergoeding als tijdelijke toelage wordt genoten." 2°. wordt het gestelde in het tweede lid onder a en e gelezen als volgt: „a. voor het uur, aansluitende aan den gewonen werktijd, het uurloon;" „c. voor uren gedurende den nacht en voor uren op een voor den werkman in afwisselenden dienst dienstvrijen dag, niet een Zon- of feestdag zijnde, voor elk uur het uurloon, verhoogd met 50 3°. vervalt in het derde en vierde lid telkens de dubbele

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 8