GEMEENTERAAD VAN LEDEN.
i\ui;uoni:\ stekken.
73
B°. 106. Leiden, 10 Juni 1939.
De uitgaven van pensionneering, verzekering tegen on
gevallen, invaliditeit en ziekte van gemeente-ambtenaren en
werklieden, welke voor 1938 in totaal waren geraamd op
744.145.hebben bedragen 729.000.26 of 15.144.74
minder.
De ontvangsten, in totaal geraamd op 446.961.hebben
bedragen 439.098.34 of 7.862.66 minder.
De ten laste van den gewonen dienst komende pensioen
en verzekeringskosten over 1938 zullen derhalve 15.144.74
7.862.66 f 7.282.08 minder bedragen dan geraamd was.
Voorts bedroeg het „voorschot van den kapitaaldienst ten
behoeve van de financiering van de ten laste van de Gemeente
komende pensioenen (eigen pensioenen) voortvloeiende uit de
verordening op de pensionneering van gemeente-ambtenaren,
juncto art. 158 der Pensioenwet 1922", over 1938 geraamd
op 44.957.53.458.63, d.i. 8.501.63 meer, zoodat
volgn. 220 der ontvangsten - met 8.501.63 moet worden
verhoogd.
Daarentegen moet volgn. 221 der ontvangsten „Opbrengst
van maatregelen tot versterking van de inkomsten en ver
laging van de uitgaven" met 10.000.worden verlaagd,
aangezien de mindere uitgaaf in verband met de halveering
van de premie voor het Gemeentelijk Ongevallenfonds, waar
voor op volgn. 221 10.000.was uitgetrokken, op de
betrekkelijke posten tot uiting is gekomen.
De ten laste van den gewonen dienst 1938 komende kosten
van pensionnering en verzekering bedragen dus ten slotte
23.646.37 15.144.74 8.501.63) 17.862.66 7.862.66
-f 10.000.5.783.71 minder dan geraamd was.
Ingevolge de begrootingsvoorschriften moeten de boven
staande kosten, alsmede de daartegenover staande ontvang
sten, nadat zij op de daarvoor bestemde verzamelposten zijn
geraamd, over de verschillende hoofdstukken en paragrafen
der begrooting worden verdeeld.
In verband hiermede treft U hieronder een overzicht aan
van de voor pensionneering en verzekering op verschillende
verzamelposten geraamde en uitgegeven of ontvangen be
dragen met vermelding of de uitgaven en ontvangsten meer
of minder hebben bedragen dan geraamd was.
Bovendien vindt U aan het slot van den hierbij gaanden
begrootingsstaat, model D, de bij de verschillende verzamel
posten behoorende verdeelingsstaten, waarin de op de diverse
hoofdstukken en paragraven der gemeentebegrooting terzake
gedane uitgaven en ontvangsten zijn aangegeven.
Uitgaven.
Volgn. 257. Verzekering tegen on
gevallen en invaliditeit
De uitgaven ter zake, geraamd
op 8.000.bedragen 5.920.80.
De lagere uitgaaf is een gevolg
van de halveering van de premie
voor het Gemeentelijk Ongevallen
fonds.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 257.)
Volgn. 258. Premiën ingevolge de
Ziektewet
De uitgaven ter zake, geraamd
op 6.463.bedragen 5.418.25.
s (Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 258.)
Volgn. 259. Wachtgelden
De uitgaven ter zake, geraamd
op 102.932.bedragen
86.265.25.
In den loop van 1938 werden
verschillende wachtgelders gepen-
sionneerd.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 259.)
Volgn. 260. Pensioenen
De uitgaven ter zake, geraamd
op 266.879.bedragen
270.268.10.
De overschrijding is een gevolg
van de toekenning van pensioenen
in den loop van 1938, waartegen
over eenige pensioenen door over
lijden kwamen te vervallen.
(Zie den verdeelingsstaat
3.389.10
2.079.20
1.044.75
16.666.75
behoorende bij volgn. 260.)
Volgn. 261. Bijdragen voor eigen
en weduwen- en weezenpensioen, in
gevolge art. 36 der Pensioenwet 1922 1.726.95
De uitgaven ter zake, geraamd
op 354.891.bedragen
356.617.95.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 261.)
Volgn. 263. Bijdragen voor inkoop
van diensttijd voor pensioen inge
volge de artt. 41, 42a en 135 der
Pensioenwet 1922
De uitgaven ter zake, geraamd
op 3.980.bedragen 3.361.01.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 263.)
Volgn. 264. Overige uitgaven ter
zake van pensionneering vam ambte
naren 148.90
De uitgaven ter zake, geraamd
op 1.000.bedragen 1.148.90.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 264.)
5.264.95
Ontvangsten.
Volgn. 9. Verhaal van premiën
ingevolge de Ziektewet.
De ontvangst, geraamd op
1.724.bedraagt 1.547. 44.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 9).
Volgn. 10. Verhaal van bijdragen
voor eigen- en weduwen- en weezen
pensioen, ingevolge art. 36 der
Pensioenwet 1922
De ontvangst, geraamd op
140.580.bedraagt 140.569.91.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 10.)
Volgn. 12. Verhaal van bijdragen
voor inkoop van pensioen ingevolge
de artt. 42 en 137 der Pensioenwet
1922
De ontvangst, geraamd op
1.870.bedraagt 2.055.01.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 12).
Volgn. 13. Vergoeding van de be
drijven in de kosten van verzekering,
pensionneering enz. van ambte
naren en beambten. Zie hoofdstuk
II der uitgaven volgnrs 258, 259,
260, 261, 263 en 264)
De ontvangsten, geraamd op
295. 784.—, bedragen 286.809.09.
Zie de toelichting bij de volgnrs.
259 en 260 der uitgaven.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 13).
Volgn. 14. Vergoeding van de
gemeentelijke instellingen, in de
kosten van verzekering, pension
neering enz. van ambtenaren en be
ambten. (Zie hoofdstuk II der uit
gaven volgnrs. 258, 260, 261 en
263)
De ontvangsten, geraamd op
6.928.bedragen 7.692.17.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 14).
Volgn. 15. Overige ontvangsten
ter zake van de pensionneering van
ambtenaren
De ontvangsten, geraamd op
75.bedragen 424.72.
(Zie den verdeelingsstaat be
hoorende bij volgn. 15).
Bovendien moet volgn. 220 der
ontvangsten Voorschotten van den
kapitaaldienst ten behoeve van de
financiering van de ten laste van
de Gemeente komende pensioenen
618.99
20.409.69
f 176.56
185.01
10.09
764.17
349.72
f 1.298.90
8.974.91
9.161.56
Meer.
Minder.
Meer.
Minder.
Meer.
Minder.