68
2. Tot tijdelijke voorziening van de kasmiddelen kunnen
bij den gemeente-ontvanger gelden worden opgenomen.
3. De teruggave van de in het eerste lid en de verstrekking
van de in het tweede lid genoemde gelden geschieden door
een gemeente-ontvanger zonder bevelschrift, als bedoeld in
artikel 121, tweede lid, der Gemeentewet, op een schriftelijke
aanvrage van den Directeur, voor „accoord" geteekend door
den Voorzitter van Commissarissen.
4. De storting, opneming, terugneming en terugstorting
ingevolge dit artikel geschieden in rekening-courant en
worden door den Directeur onverwijld medegedeeld aan
Burgemeester en Wethouders.
5. Tusschen de gemeente en de Bank wordt voor weder -
zijdsche stortingen een door Burgemeester en Wethouders
te bepalen rente berekend.
Abt. 61.
1. De boeken en kas van de Bank worden ten minste
eenmaal in de drie maanden door een daartoe door Burge
meester en Wethouders aangewezen lid van het College of
deskundige opgenomen, waarvan een proces-verbaal wordt
opgemaakt, dat Burgemeester en Wethouders aan den Baad
overleggen en waarvan zij afschrift aan Commissarissen
en Gedeputeerde Staten zenden.
2. De Directeur en de verder met kasbeheer belaste
ambtenaren zijn verplicht, voor zoover ieder aangaat, aan
de in het vorige lid bedoelde personen en aan Commissarissen,
zoo dikwijls dezen het wenschen, in den ruimsten zin inzage te
geven van de panden, in de boekhouding en de administratie
en de kas en hun elke door hen gewenschte inlichting en
hulp te verschaffen.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen voorts te allen
tijde de boekhouding en verdere administratie laten contro
leeren door een deskundige.
Art. 62.
1. Bij besluit van den Baad kan een reserve worden
gevormd. Bij dat besluit wordt de bestemming geregeld;
het bedrag van de storting wordt eveneens bij Baadsbesluit
bepaald.
2. De middelen van de reserve, voorzoover zij niet bij
den gemeente-ontvanger in rekening-courant zijn gestort of
in het bedrijf der Bank zelf zijn belegd, worden belegd in:
a. nationale schuld;
b. schuldbrieven ten laste van Neder land,sche provinciën,
gemeenten of waterschappen;
c. schuldbrieven door den Staat, Nederlandsche provinciën,
gemeenten of waterschappen rechtstreeks en onvoorwaardelijk
voor hoofdsom, rente en aflossing gewaarborgd.
3. De belegging geschiedt ter keuze en ter beoordeeling
van Burgemeester en Wethouders.
Abt. 63.
1. Commissarissen bieden jaarlijks aan Burgemeester en
Wethouders vóór een door hen te bepalen tijdstip het ontwerp
van de begrooting der Bank voor het volgend jaar aan met
daarbij behoorende toelichting.
2. Burgemeester en Wethouders bieden het ontwerp, al
dan niet gewijzigd, den Baad ter vaststelling aan, tegelijk
met het ontwerp van de gemeente-begrooting.
3. De begrooting, die een raming van alle baten en lasten
en van alle kapitaals-ontvangsten en -uitgaven van de Bank
bevat, wordt ingericht en toegelicht, zooals in de door hooger
gezag vastgestelde voorschriften is bepaald.
4. Besluiten van den Baad, waarbij machtiging tot af-
en overschrijving op de posten van de begrooting der Bank
wordt verleend, behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten, indien zij betreffen:
a. af- en overschrijving van of op den post „afschrijvingen"
b. af- en overschrijving, als gevolg waarvan de gemeente-
begrooting moet worden gewijzigd;
c. af- en overschrijving van en op de posten van de
afdeeling van kapitaals-ontvangsten en -uitgaven.
5. De besluiten, die de goedkeuring niet behoeven, worden
aan Gedeputeerde Staten ter kennisneming gezonden.
Art. 64.
1. Commissarissen bieden jaarüjks aan Burgemeester en
Wethouders vóór een door hen te bepalen tijdstip de rekening
van de Bank over het afgeloopen jaar aan, ingericht en toe
gelicht, zooals in de door hooger gezag vastgestelde voor
schriften is bepaald; de rekening wordt door den Directeur
voor „gezien" geteekend.
2. Burgemeester en Wethouders bieden de in het vorige
lid bedoelde stukken, nadat deze door den daartoe aan
gewezen boekhoudkundige zijn onderzocht en deugdelijk
bevonden, met vermelding van hetgeen zij te hunner ver
antwoording dienstig achten, den Baad aan vóór den len
Augustus van het jaar, volgende op het jaar, waarop deze
stukken betrekking hebben.
3. De Baad stelt de rekening voorloopig vast.
4. Wijst de rekening een nadeelig saldo aan, dan wordt
dit tekort door de gemeente bijgepast.
5. Batige saldi komen ten bate van de gemeente.
Abt. 65.
1. De vervanging van den Directeur of van eventueel
met kasbeheer belaste ambtenaren in geval van ongesteldheid,
schorsing, afwezigheid of ontstentenis geschiedt volgens een
door Commissarissen getroffen regeling, welke de goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders behoeft.
2. Bij schorsing, ontslag of overlijden van den Directeur
of van eventueel met kasbeheer belaste ambtenaren, worden
door het daartoe door Burgemeester en Wethouders aan
gewezen lid van het College of den aangewezen deskundige
de boeken gesloten en de kas opgenomen, waarvan een
proces-verbaal wordt opgemaakt, dat Burgemeester en
Wethouders aan den Baad en in afschrift aan Commissa
rissen en Gedeputeerde Staten zenden. Burgemeester en
Wethouders kunnen desvereischt de kas in bewaring nemen,
totdat in den dienst is voorzien.
Slotbepaling.
Art. 66.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 Juli 1939.
2. Alsdan vervalt de verordening van den 3en April 1933
(Gemeenteblad No. 14), houdende reglement van de Gemeente
lijke Hulpbank (Gemeentelijke Bank van Leening en Geld-
schietbank) te Leiden, zooals deze sedert is gewijzigd, met
dien verstande, dat zij van kracht blijft voor de vóór 1 Juli
1939 tot stand gekomen geldleeningen op schuldbekentenis
en beleeningen, alsmede voor de vóór dien datum verstrekte
voorschotten op pensioenen en gagementen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON.