65
Art. 25.
Alle op de geldleeningen vallende, door de Bank aan
derden verschuldigde, kosten worden door den geldleener
aan de Bank terugbetaald.
Art. 26.
1. Voor de in dit Hoofdstuk bedoelde geldleeningen wordt
een register gehouden, waarin in volgorde worden geboekt:
a. de datum, waarop de leening wordt verstrekt;
b. het nummer van de leening;
c. de naam van den geldleener;
d. het bedrag van de uitgeleende geldsom;
e. het bedrag van de ontvangen rente;
het bedrag van de ontvangen administratiekosten;
g. het bedrag van de ontvangen risico-premie;
h. het bedrag van de ontvangen zegel- en andere kosten.
2. Voor de aflossingen op de in het eerste lid bedoelde
geldleeningen wordt een register gehouden, waarin in volgorde
worden geboekt:
a. de datum van de aflossing;
b. het nummer van de leening;
c. de naam van den geldleener;
d. het bedrag van de aflossing;
e. het bedrag van de ontvangen rente;
het bedrag van de ontvangen administratiekosten.
3. De registers worden zonder open vakken, tusschenregels
of kantteekeningen geregeld bijgehouden.
4. De in dit artikel bedoelde registers worden vóór de
ingebruikneming door den voorzitter van Commissarissen op
de eerste en laatste bladzijde, met vermelding van het aantal
bladzijden, gewaarmerkt.
HOOFDSTUK III.
De Bank als Bank van Leening.
1. Algemeene bepalingen.
Art. 27.
Yan kinderen, die kenlijk den leeftijd van zestien jaren
nog niet hebben bereikt, en van personen, in kenlijken staat
van dronkenschap, worden panden of gelden niet aan
genomen; aan die kinderen en personen worden panden of
gelden niet verstrekt.
Art. 28.
1. Wanneer zaken tot pand worden aangeboden, die met
duidelijke omschrijving als ontvreemd of verloren bij de
Bank zijn aangegeven of waarvan vermoed wordt, dat zij
zijn ontvreemd of verloren, wordt deswege een grondig
onderzoek ingesteld en, naar gelang van de omstandigheden
en bevinding, aan de rechterlijke macht van den uitslag
kennis gegeven.
2. In zulke gevallen wordt de beleening gedurende uiterlijk
vier en twintig uren geschorst en de tot pand aangeboden
zaak gedurende dien tijd bij de Bank aangehouden, ten ware
naar aanleiding van rechterlijke bevelen een langduriger
schorsing en aanhouding noodzakelijk mocht zijn.
3. Ontvreemde of verloren zaken worden aan den eigenaar
of rechthebbende teruggegeven met inachtneming van de bij
artikel 11 der Pandhuiswet 1910 (S. 321) gegeven voor
schriften.
Art. 29.
1. Voor de beleening van roerende zaken wordt door de
Bank een register gehouden, waarin met betrekking tot elk
pand worden geboekt:
a. het nummer van het pand;
b. een korte omschrijving van het pand;
c. het bedrag van de beleensom;
d. het bedrag van het ontvangen administratieloon
e. de geschatte waarde van het pand;
de datum van de lossing of van den verkoop
g. de naam van den pandgever.
2. Voor de lossing van panden wordt door de Bank een
register gehouden, waarin met betrekking tot elk pand war
den geboekt:
a. de datum van de lossing;
b. het nummer en de datum van beleening;
c. het bedrag van de terugbetaalde beleensom;
d. het bedrag van de ontvangen rente;
e. het bedrag van het ontvangen bewaarloon.
3. Aanteekening van de opbrengst van den verkoop ge
schiedt in een afzonderlijk verkoopboek.
4. Op de registers en het verkoopboek, in dit artikel
bedoeld, is het bepaalde in artikel 26, derde en vierde lid,
van overeenkomstige toepassing.
2. Van de beleening.
Art. 30.
Alle roerende zaken kunnen als pand worden aangenomen,
met uitzondering van:
a. zaken, die kenlijk tot den eeredienst behooren of kenlijk
afkomstig zijn van instellingen van weldadigheid;
b. zaken, die met duidelijke omschrijving bij de Bank als
ontvreemd of verloren zijn aangegeven, behoudens schrifte
lijke machtiging van het hoofd der plaatselijke politie;
c. goederen, behoorende tot de kleeding, uitrusting of
wapening van een krijgsman beneden den rang van officier;
d. onreine of niet behoorlijk schoongemaakte voorwerpen;
e. bontwerken;
goederen, door mot of ander schadelijk gedierte aan
getast
g. aan spoedig bederf onderhevige zaken;
h. goederen, afkomstig uit woningen, waarin, volgens op
gave van den gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezond
heidsdienst, een besmettelijke ziekte heerscht;
i. effecten en schuldvorderingen.
Art. 31.
1. De Directeur is bevoegd om, indien hij dit in het belang
van de Bank raadzaam acht, een beleening zonder opgaaf
van redenen te weigeren.
2. Ter voorkoming van wekelijks terugkeerende beleeningen
bevordert de Directeur zooveel mogelijk het uitleenen van
geldsommen, als bedoeld in Hoofdstuk II.
Art. 32.
1. De Bank verstrekt geen lagere beleensom dan van
0.50 en geen hoogere dan van 750.
2. Met machtiging van Commissarissen kan echter in
bijzondere gevallen het in het eerste lid bedoelde maximum
worden verhoogd.
Art. 33.
1. De als pand aangeboden roerende zaken worden naar
haar vermoedelijke waarde geschat, maar in elk geval zóó,
dat bij verkoop van het pand de beleensom met de rente,
het bewaarloon en het waarborgrecht op gouden en zilveren
voorwerpen uit de opbrengst kunnen worden gekweten.
2. De door Commissarissen aan te wijzen ambtenaar, die
met de schatting van de waarde der panden is belast, is aan
sprakelijk voor de verliezen, welke de Bank door te hooge
beleening mocht komen te lijden, tenzij Commissarissen in
bijzondere gevallen met algemeene stemmen besluiten hem
van die aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk te ontheffen.
Art. 34.
1. Aan den pandgever wordt bij de afgifte van het geld
een pandbewijs uitgereikt, waarvan het model door Com
missarissen wordt vastgesteld en waarin in elk geval worden
vermeld de aard van het pand, het daarop ter leen verstrekte
bedrag, de geschatte waarde van het pand en het volgnummer
van de beleening.
2. Aan de keerzijde van het pandbewijs worden de aan
den houder daarvan toekomende rechten in het kort vermeld.
3. Het dubbel van het pandbewijs wordt onmiddellijk aan
het pand gehecht.
4. Indien hetgeen ingevolge dit reglement ter zake van
een beleening op een pandbewijs is vermeld niet overeenstemt
met hetgeen te dier zake in het register is ingeschreven,
beslist de inhoud van het pandbewijs, zoolang niet de valsch-
heid of de vervalsching van het pandbewijs is bewezen.
3. Van hetgeen ter zake van de beleening verschuldigd is.
Art. 35.
1. De rente, door de pandgevers over de beleensom te
betalen, wordt naar termijnen van 15 dagen berekend en
bedraagt per termijn of gedeelte daarvan voor alle panden
i van de beleensom.
2. Voorts is voor de beleening van panden een admini
stratieloon verschuldigd, dat bij de beleening op de beleensom
in mindering wordt gebracht. Dit loon bedraagt bij een
beleensom van