64
Art. 12.
1. De kantoren zijn geopend op de dagen en uren, door
den Directeur onder goedkeuring van Commissarissen vast
gesteld; zij worden openlijk bekend gemaakt.
2. De Bank is gesloten op de Zondagen, den Nieuwjaars
dag, den Goeden Vrijdag, den 2en Paaschdag, den Hemel
vaartsdag, den 2en Pinksterdag, de Kerstdagen en voorts
op de dagen, daartoe in elk bijzonder geval door Burgemeester
en Wethouders aangewezen.
HOOFDSTUK II.
De Bank als Geldschictbank.
Art. 13.
1. De Bank kan geld ter leen verstrekken aan natuurlijke
en rechtspersonen, wonende resp. gevestigd in het gebied
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Eijnland
en in bijzondere gevallen, doch alleen met machtiging van
Commissarissen, ook aan buiten dit gebied wonende, resp.
gevestigde natuurlijke- en rechtspersonen.
2. Aan personen in kenlijken staat van dronkenschap
worden geen geldsommen uitgeleend.
Art. 14.
1. De geldleeningen worden tot geen hooger bedrag ge
sloten dan de leener geacht kan worden in staat te zijn op
de overeengekomen tijdstippen zonder achteruitgang in
zijn vermogen of welvaart terug te betalen en, voor zooveel
natuurüjke personen betreft, als regel tot geen hooger bedrag
dan het inkomen van den geldleener over een maand bedraagt.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt,
behoudens in bijzondere gevallen en alsdan met machtiging
van Commissarissen, geen hooger bedrag dan van 750.
ter leen verstrekt.
Art. 15.
1. Geen nieuwe geldleening kan worden aangegaan, al
vorens de vorige geheel is afgelost.
2. Bij het ter leen verstrekken van gelden waakt voorts
de Bank er voor, dat geen geldleener onafgebroken of met
korte tusschenpoozen aan haar een bedrag schuldig blijft
zonder daarop periodiek af te lossen.
Art. 16.
Een aanvraag tot het sluiten van een geldleening moet
op een daarvoor vastgesteld formulier bij den Directeur
der Bank worden ingediend onder overlegging van de door
hem gevraagde bescheiden.
Art. 17.
1. De beoordeeling van de aanvragen tot het sluiten van
geldleeningen geschiedt door den Directeur der Bank na
een door hem ingesteld onderzoek naar de credietwaardigheid
van de aanvragers.
2. De Directeur is bevoegd, indien hij dit in het belang
der Bank raadzaam acht, een aanvraag zonder opgaaf van
redenen af te wijzen.
3. In geval van afwijzing van een aanvraag staat voor
den aanvrager beroep open bij Commissarissen.
Art. 18.
1. Geen gelden worden door de Bank ter leen verstrekt,
dan nadat ten genoegen van den Directeur persoonlijke of
(en) zakelijke zekerheid is gesteld.
2. Geen zekerheidsstelling is echter vereischt bij het ter
leen verstrekken van gelden aan ambtenaren in den zin
van de Ambtenarenwet 1929 (S. 530), aan militaire ambte
naren in den zin van de Militaire Ambtenarenwet 1931
(S. 519) en aan gepensionneerden, voor zoover het ter leen
te verstrekken bedrag niet hooger is dan het bedrag van de
bezoldiging of van het pensioen over een maand.
3. In bijzondere gevallen kan echter, indien de Directeur
zulks in het belang der Bank noodig acht, aan den geldleener,
behalve de rente en administratiekosten, een risico-premie
in rekening worden gebracht.
4. Als borgen worden alleen aangenomen zij, die zich
hoofdelijk aansprakelijk stellen voor alle verplichtingen van
den hoofdschuldenaar jegens de Bank en die afstand doen
van alle voorrechten, bij de wet aan borgen toegekend, in
het bijzonder van die van schuldsplitsing en uitwinning.
Art. 19.
1. De gelden worden verstrekt hetzij tegen afgifte van
een door den geldleener en eventueel door zijn borgen onder-
teekende schuldbekentenis, hetzij na onderteekening door
den geldleener en eventueel door zijn borgen van een vanwege
de Bank opgemaakte overeenkomst van gelduitleening,
waarin de voorwaarden worden opgenomen, welke de Direc
teur zoowel in het belang van den geldleener als in dat van
de Bank noodig acht. Een woordelijk gelijkluidend, door
den Directeur geteekend, afschrift van de overeenkomst
wordt, terstond na de onderteekening door den geldleener,
aan hem ter hand gesteld.
2. Na algeheele aflossing van het door den geldleener
aan de Bank verschuldigde wordt hem hetzij de schuld
bekentenis teruggegeven, hetzij de door hem onderteekende
overeenkomst van gelduitleening ter hand gesteld.
Art. 20.
1. Tegelijk met het hem ter leen verstrekte geld ontvangt
de geldleener een aflossingsboekje, waarin worden vermeld
het hem ter leen verstrekte bedrag, de datum, waarop het
geld hem ter leen is verstrekt, de tijdstippen, waarop de
aflossingen moeten geschieden, en de bedragen, welke alsdan
moeten worden afgelost. Het bedrag en het tijdstip van
elke betaling worden door of namens den Directeur in het
aflossingsboekje aangeteekend, welke aanteekening voor
den geldleener als kwijtingsbewijs geldt.
2. Indien het aflossingsboekje in het ongereede is geraakt,
wordt den geldleener tegen betaling van 0.25 een duplicaat
uitgereikt.
3. Alle betalingen moeten, onder overlegging van het
aflossingsboekje, ten kantore der Bank tijdens de daarvoor
bestemde uren geschieden.
Art. 21.
De aflossing van het door den geldleener verschuldigde
moet, ter beoordeeling van den Directeur, geschieden in
wekelijksche, maandelijksche of langere termijnen en voorts
zóó worden geregeld, dat de schuld binnen 24 maanden
geheel is gedelgd; in bijzondere gevallen kan laatstgenoemde
termijn worden verlengd.
Art. 22.
Ongeacht hetgeen omtrent de aflossing is overeenge
komen, is:
a. de geldleener te allen tijde tot versnelde aflossing van
zijn schuld bevoegd;
b. de Directeur te allen tijde bevoegd om, indien hij dit
in het belang van de Bank raadzaam acht, het niet afgeloste
deel van de hoofdsom en de loopende rente, zonder dat
opzegging of eenige ingebrekestelling noodig is, terstond
op te eischen,
een en ander met dien verstande, dat, indien de rente
bij vooruitbetaling is voldaan, alsdan naar billijkheid ver
rekening plaats heeft.
Art. 23.
1. De geldleener is aan de Bank rente, administratie
kosten en bij toepassing van het bepaalde in artikel 18
derde lid tevens een risico-premie verschuldigd.
2. De rente bedraagt 4 per jaar van het nog niet af
geloste gedeelte van het ter leen verstrekte bedrag en wordt
in dagen nauwkeurig berekend.
3. De bedragen van de administratiekosten en van de
risico-premies worden door Commissarissen vastgesteld en
wel zoodanig, dat daardoor de bedrijfskosten van de Bank,
resp. haar verliezen op de door de risico-premies gedekte
geldleeningen zooveel mogelijk worden goed gemaakt, echter
met dien verstande, dat wegens rente, administratiekosten
en risico-premie te zamen niet meer wordt gevorderd, dan
door particuliere geldschietbanken op grond van het Konink
lijk besluit van 13 Januari 1933 (8. 12) in totaal zou mogen
worden gevorderd.
4. De door de Bank ontvangen risico-premies worden in
het credit van een of meer rekeningen geboekt, ten laste
waarvan de verliezen wegens afschrijving op de door die
risico-premies gedekte leeningen worden gebracht.
Art. 24.
1. De rente en de administratiekosten worden, ter beoor-
deeling van den Directeur, voldaan hetzij bij vooruitbetaling
en alsdan in mindering gebracht van het ter leen te ver
strekken bedrag, hetzij in gelijke termijnen tegelijk met de
aflossingen.
2. De risico-premie wordt steeds bij vooruitbetaling vol
daan en mitsdien in mindering gebracht van het ter leen te
verstrekken bedrag.